James Worthy

James Worthy: ‘Ik heb mezelf nog nooit thuis gevoeld in een tankstation, maar ik wil hier voor altijd blijven'

‘Het is lastig om je welkom te voelen op plekken waar mensen achter kogelwerend glas zitten. Maar deze vrouw is niet bang voor kogels’

James Worthy

De vrouw van het tankstation vraagt of ik een broodje wil. Ze zegt dat de pistoletjes net uit de oven komen. Door de vitrine heen zie ik dat ze een komkommer in plakjes aan het snijden is. De vrouw doet me aan mijn oma denken. Mijn oma vroeg ook altijd aan me of ik een broodje wilde. Ook op de momenten dat ze al een broodje voor me had gemaakt.

‘Doe maar een broodje gezond dan,’ zeg ik, terwijl ik naar de frisdrankkoelkasten loop. Dit is het schoonste tankstation van de wereld. Deze vrouw is dol op haar werk en heeft een huiskamer van haar tankstation gemaakt. Zelfs de frikandelbroodjes zijn vers. De curry is nog niet hard geworden.

‘Wil je ook nog een bakje koffie, jongen?’ vraagt de vrouw. ‘Ik maak de beste cappuccino’s van de provincie. Het stond laatst in de krant.’ Ze wijst naar een ingelijst krantenknipseltje dat boven de kassa hangt.

‘Doe ook maar een cappuccino dan. Lekker, mevrouw.’

Tankstations zijn nooit echt plekken die bekendstaan om hun warmte. Het is lastig om je welkom te voelen op plekken waar mensen achter kogelwerend glas zitten. Maar deze vrouw is niet bang voor kogels.

‘Komt voor de bakker, jongen,’ zegt de vrouw.

‘Ik heb mezelf nog nooit thuis gevoeld in een tankstation, maar ik wil hier voor altijd blijven. Wat een fijne plek is dit, mevrouw.’

‘Ik moet wel, lieverd. Ik doe dit voor mijn zoon.’

‘Is dit tankstation van uw zoon?’

Ze schudt met haar hoofd en wijst naar buiten. Ze wijst naar de snelweg.

‘In 2012 vond hier een auto-ongeluk plaats. Op nog geen 200 meter van dit station. Mijn zoon lag hier op het asfalt. Hij overleed hier op het asfalt. Daarom werk ik hier. Vroeger had ik een heel andere baan. Ik was schooljuf. Maar ik moet hier zijn. Begrijp je? Ik voel mijn zoon hier het sterkst. Soms voel ik dat hij hier naar binnen loopt en een krentenbol pakt. Daarom is alles hier zo schoon en zo vers. Ik probeer hem hierheen te lokken met lekkere dingen.’

‘Ik hoop dat het werkt, mevrouw. Ik denk dat het werkt. Nee, ik weet dat het werkt,’ zeg ik, voordat ik een slok van mijn cappuccino neem. De krant heeft niet gelogen.

‘En?’ vraagt ze.

‘Vergeet Italië. Dit is de lekkerste cappuccino die ik ooit heb gedronken. Dit is zo lekker.’

‘Hoe lekker?’

‘Zo lekker dat ik uw zoon kan zien binnenkomen. Hij heeft ook zin in een bakkie.’

De vrouw glimlacht. Ze schuift mijn broodje gezond in een papieren zakje en knipoogt.

‘Je hoeft niet te betalen, jongen. Mijn zoon rekent straks af.’

Column
  • Adobe Stock