James Worthy

James Worthy: 'Zelfs zonder lampjes is de defecte flipperkast een mooi ding'

‘Als iets het niet meer doet, wordt het vanzelf bijna kunst. Ik ben dol op defecte dingen die bijna kunst worden’

James Worthy

Er staat al jaren een defecte flipperkast in onze snackbar. Op het glas ligt een briefje waarop staat dat de flipperkast niet meer werkt. Zelfs zonder lampjes en rondschietende ballen is het een mooi ding. Bijna kunst. Als iets het niet meer doet, wordt het vanzelf bijna kunst. Ik ben dol op defecte dingen die bijna kunst worden. Jukeboxen, arcadekasten, lavalampen of neonlichten die geen licht meer geven. ‘Gaat ie het ooit nog eens doen?’ vraag ik aan de snackbareigenaar. Hij gooit twee kipcorns in het goudkleurige gepruttel.

‘Ik denk het niet. Een flipperkast is leuk, maar toen ie het nog deed, was ik de hele dag tieners bestraffend aan het toespreken. Wat is dat toch met tienerjongens en het droogneuken van flipperkasten?’

‘Tienerjongens hebben nergens echt controle over. Als ze flipperen, kunnen ze die bal sturen. De kast temmen. Dat is waarom ze zo flipperen. Ze willen glas, hout en staal temmen.’

‘Dat kan best, maar ik ben blij dat de flipperkast gewoon een kast is geworden. Ik heb ook een vaste klant die niet zo graag praat. Die staat gewoon de hele tijd naar die kast te kijken, terwijl ik zijn frikadellen frituur. Hij gebruikt die flipperkast als excuus om niet met mij te hoeven praten. Ik vind dat mooi, weet je wel? Ik maak het liefst met iedereen een praatje. Dat is ook waarom ik dit werk doe. De snacks zijn maar bijzaak. Dit is gewoon een plek waar mensen samenkomen. Kijk, daar heb je hem!’

Een man met bruin krullend haar stapt de snackbar binnen. Hij draagt een denimjasje boven een trainingsbroek. Ik ben altijd jaloers op mensen die dat dragen. Een trainingsjasje boven een spijkerbroek dragen, kan iedereen, maar niet iedereen kan wegkomen met een denimjasje boven een trainingsbroek.

‘Het gebruikelijke?’ vraagt de snackbareigenaar. De man knikt en gaat achter de flipperkast staan. Hij maakt de linkermouw van zijn jasje vochtig en veegt wat vlekken van het glas. Dan drukt hij teder de knoppen die op de zijkant van de kast zitten in. Het lijkt bijna op verzorgen. Op liefhebben. Kunnen we iets wat zoveel liefde ontvangt eigenlijk wel defect noemen?

‘Buurman, je kipcorns zijn klaar.’ Lachend loop ik naar de snackvitrine. Eigenlijk ben ik helemaal geen buurman van de snackbareigenaar, maar ik ben blij dat hij mij steevast buurman noemt. Ik zeg het ook soms tegen mensen die helemaal niet mijn buurman zijn. Ik denk dat het een compliment is. Dat ik het gewoonweg leuk zou vinden als ze naast me zouden wonen.

Terwijl ik naar buiten loop, kijk ik naar de man achter de defecte flipperkast. Nog nooit heb ik iemand zo lief zien flipperen.

Column
  • Adobe Stock