James Worthy

James Worthy: 'Ik sta in het voetbalstadion van Liverpool bij de hoekvlag, waar de as van mijn vader ligt'

‘Dit is de derde keer dat ik mijn vader bezoek. Mijn vader die bij de hoekvlag woont. Het begint op een bedevaart te lijken’

James Worthy

Ik sta bij de hoekvlag waar de as van mijn vader ligt. Zo’n dikke twee jaar geleden strooide ik op deze plek een kleine urn leeg. Wat ik deed was illegaal, maar sommige dingen zijn simpelweg belangrijker dan wetten en vergunningen. Doden kunnen misschien niet boven de wet staan, maar ze zweven er wel ver boven.

Als ik op de televisie naar een thuiswedstrijd van Liverpool kijk, zie ik die hoekvlag regelmatig voorbijkomen. Het is gewoon een stok met een vlag, maar de stok begint steeds meer op een vuurtoren te lijken.

Dit is de derde keer dat ik mijn vader bezoek. Mijn vader die bij de hoekvlag woont. Het begint op een bedevaart te lijken. Mijn vader heeft de vaar in bedevaartsoord gestopt.

Ik ga met mijn hand over het gras. Een van de mannen die voor het veld zorgt, loopt op me af. ‘Gaan ze je boek nou al vertalen?’ vraagt de terreinknecht.

‘Ik weet het niet, vriend.’

‘Deze stad heeft meer verhalen nodig. Nieuwe verhalen,’ zegt de man, voordat hij richting een weigerende sproei-installatie loopt. De lucht boven het stadion is blauw. De tribunes zijn hoog genoeg om een bijrol in een Touretappe te kunnen spelen.

Mijn neef belt om te vragen waar ik ben. Ik zeg dat ik bij mijn vader ben. Hij zegt dat ik naar de kroeg moet komen. Ik omhels de hoekvlag en fluister dat ik in 2024 zal wederkeren.

In de kroeg staan allemaal mensen die vandaag geen zin hebben om te werken. En aan het tempo van drinken te zien, hebben ze er morgen ook geen zin in. ‘Hoe gaat het rouwen, jongen?’ vraagt mijn neef. De gouden tanden in zijn mond fonkelen als kindervuurwerk. Mijn neef heeft een mond vol sterretjes.

‘Het is een marathon zonder einde. En ik heb gisteren nieuwe hardloopschoenen gekocht. Ik ben er denk ik wel goed in. Misschien iets te goed.’

‘Ik ken niemand die rouwt zoals jij rouwt. Je neemt zo lekker de tijd. Hier in Liverpool krijg je die tijd niet. Het is al drie jaar geleden, toch?’ vraagt mijn neef.

‘Inderdaad, maar ik weet nog steeds niet wat ik aan het doen ben. Rouwen is meezingen met een liedje dat je nog nooit hebt gehoord. Rouwen is de hele dag neuriën.’

Drie uur later lopen mijn neef en ik door de oude buurt van mijn vader. De helft van de lantaarnpalen doet het niet. Twee oude vrouwen staan in een voortuin te roken. Mijn neef bietst een sigaret bij de dames. ‘Voor een kus op de wang,’ zegt de vrouw die een pakje sigaretten uit haar jaszak haalt.

Mijn neef kust allebei de vrouwen. Wat volgt is buldergelach. Ik denk nog even aan de hoekvlag. Ik hoor gewapper. Gelukkig.

Rouwen is proberen om te blijven wapperen op een windstille dag.

Column
  • Adobe Stock