Schrijver Tommy Wieringa: ‘Ik ben een boerenlul behept met schaamte’

Van Tommy Wieringa (55) verschijnt deze week de nieuwe roman Nirwana. De schrijver over ouder worden, mediteren en verveling. En over zijn lessen uit de archieven, over het fascisme van vroeger en dat van nu. ‘Je kunt de geschiedenis niet bestuderen zonder onmiddellijk een klap in het heden te krijgen. Dat kan niet anders.’

Tommy Wieringa

Er duikt een onverwacht personage op in je nieuwe roman. Hij stinkt uit zijn mond, maakt grappen over kutscheten, heeft wallen onder zijn ogen en bavianentanden. Zijn naam: Tommy Wieringa.
‘Hij schuwt de banaliteiten inderdaad niet. Ik weet bij God niet hoe ik er bij kwam, maar het leek me vermoedelijk op een gegeven moment een goed idee om hem op te voeren als iemand die het hoofdpersonage in beweging moet zetten om zijn zoektocht te beginnen. Het tikt de lezer even het verhaal uit, maar hopelijk werkt het ook zo nieuwsgierig makend dat die blijft doorlezen.’

Er duikt nog een verrassend iemand op, al is het veel minder prominent. En wel de Atheense politicus en veldheer Alcibiades, uit de 5de eeuw voor Christus. De nieuwe roman van Ilja Leonard Pfeijffer gaat ook over hem. Hoe verklaar je dat twee van de grootste schrijvers van Nederland, die in stijl en onderwerpkeuze normaal gesproken niets met elkaar gemeen hebben, in hetzelfde jaar met dezelfde figuur van 26 eeuwen geleden op de proppen komen?
‘Toen ik las dat hij met een groot boek over Alcibiades kwam, moest ik natuurlijk homerisch lachen. Hoe vaak komt Alcibiades nou voor in de moderne Nederlandse literatuur? Niet vaak. Toen ik geschiedenis studeerde, heb ik in 1987 een propedeutisch werkstuk over hem geschreven. Ik was erg door die figuur gefascineerd, omdat hij zo ongrijpbaar en dubbelzinnig was, en zó opportunistisch. Toen ik ging nadenken over de 100-jarige grootvader Adema in mijn roman, die in Duitse krijgsdienst trad en halverwege de oorlog overliep naar de goede kant, namelijk het verzet, dacht ik aan Alcibiades, die maar liefst vier keer van kant wisselde – sensationeel. En die net als Adema graag gezien was bij vrouwen, een groot strateeg, en een uitmuntende sportman, allebei olympisch kampioen zelfs. Later hoorde ik dus dat Ilja vrijwel tegelijkertijd 900 pagina’s aan hem heeft gewijd, haha!’

Je zat voor de research voor Nirwana veel in archieven, vooral in die van het NIOD, het Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies. Hoe ziet het archiefleven eruit?
‘Je kijkt vooral naar oude mannen met mandarijntjes en thermoskannen. Ik heb absurd veel geresearcht. Toen ik ooit wegvluchtte van mijn studie geschiedenis in Groningen had ik niet gedacht dat ik ooit zoveel van geschiedenis en archieven zou gaan houden. Ik kan me voorstellen dat het onderzoek van al die mannen eindeloos duurt, bijna tot het moment dat ze zelf als geschiedenis dat archief uit worden getild. Het houdt namelijk nooit op, er is zó waanzinnig veel materiaal over de Tweede Wereldoorlog. Er is weliswaar heel veel verloren gegaan, omdat dat misdaadregime alle administratie heeft proberen te vernietigen, maar omdat de bureaucratie van het Derde Rijk gigantisch was, is er niettemin veel bewaard gebleven. Dus je kunt oneindig door onderzoeken, er is zoveel te weten. En mijn verbeelding is niet gering, maar tegenover de feiten ben ik een amateur. Die zijn machtig in hun precisie. Als schrijver moet je op een gegeven moment de feiten maar verlaten, maar de mannen die ik daar zag en daar zaten voor familiegeschiedenissen of promotieonderzoeken kunnen daar blijven. Er is vast een syndroomnaam voor mensen die maar niet ophouden met onderzoek doen, en dus nergens toe komen.’

‘Mijn verbeelding is niet gering, maar tegenover de feiten ben ik een amateur. Die zijn machtig in hun precisie’

Je voert ook Thierry Baudet op, over wie iemand opmerkt: ‘Vroeger kwamen ze in een uniform van Hugo Boss, nu in een pak van Suit Supply. De initialen matchen alvast.’ Is het onvermijdelijk dat je uitkomt bij het fascisme van deze tijd, wanneer je in de archieven over de Tweede Wereldoorlog leest?
‘Er bestaat een fantastisch boek dat LTI heet: Lingua Tertii Imperii – de taal van het Derde Rijk. Het is geschreven door Victor Klemperer, een Duitse Jood die de oorlog heeft overleefd dankzij zijn huwelijk met een Duitse vrouw. Vanaf de opkomst van de nazi’s heeft hij heel precies de taalverandering bestudeerd. Wat veranderde er allemaal? Dat ging heel ver, van bijsluiters tot kassabonnen tot literatuur. Tot in detail onderzocht hij hoe de taal kantelde in de richting van de ideologie, en er uiteindelijk een gereedschap van werd. En die ontwikkeling verloopt een-op-een met het idioom van Baudet. Al zijn termen zijn verwant, tot en met zijn ‘cultuurmarxisme’ dat bij de nazi’s ‘cultuurbolsjewisme’ heette. Maar bij één ding sloeg ik echt steil achterover. Klemperer schrijft dat je zou vermoeden dat in de nationaalsocialistische taal het uitroepteken een grote factor zou worden. Maar álles werd een uitroepteken, want een mededeling die een uitroepteken nodig zou hebben, zou zwak zijn. Het uitroepteken zelf verdween daardoor juist uit de taal. Maar wat er voor terugkwam, en hier komt de analogie met deze tijd en met Baudet, waren de dubbele aanhalingstekens. De Russische “generaal”, de Britse “prime minister”. Je verklaart op eigen gezag iets incompetent, door het tussen dubbele aanhalingstekens te zetten. En wie is onze eigen koning konijnenoor? Thierry Baudet! Om terug te komen op je vraag: je kúnt de geschiedenis niet bestuderen zonder onmiddellijk een klap in het heden te krijgen. Dat kan niet anders.’

Benieuwd naar de rest van het interview? Je leest 't in de nieuwste Revu. Vanaf vandaag verkrijgbaar!

Interview
  • Keke Keukelaar, NL Beeld