‘Ik zou graag een samenleving zien waarin de gemeenschap een sterke waarde heeft, en waarin het maatschappelijk initiatief is toegenomen. Dat initiatief is de laatste jaren voor een belangrijk deel aan de markt of aan de overheid overgelaten, terwijl Nederland op z’n mooist was toen mensen zélf in actie kwamen. Niet alleen woningbouwverenigingen zijn begonnen door mensen die vonden dat iedereen fatsoenlijke huisvesting nodig had; heel veel grote organisaties in Nederland hebben zo’n maatschappelijke oorsprong. Dat zou ik heel graag terug willen. Dat verenigingen weer bloeien, dat ze niet hoeven te soebatten over de vraag wie dit weekend de bardienst draait, en niet hoeven te leuren voor vrijwilligers.
Maatschappelijke problemen kunnen niet alleen worden overgelaten aan de markt door marktprikkels, of aan de overheid onder het motto ‘los het maar op, dan betaal ik daar belasting voor’. De kiemen voor die omslag zien we al, en die moeten we ondersteunen en versterken. We hebben een klimaatprobleem, en mensen zijn allang zelf bezig met het opzetten van energiecorporaties om met elkaar zonnepanelen te installeren. We zien dat de zorg knelt, en mensen zijn in bijvoorbeeld Austerlitz al bezig met een zorgcorporatie, om zelf voor hun ouderen te zorgen. Ook op het gebied van stikstof zijn mensen bezig met de oplossingen. We hoeven daar dus niet naar op zoek, het initiatief ís er al.
Wat je niet moet hebben, is een verdeling in overheid/markt/burger. Vroeger had je een andere verdeling: die in overheid/markt/sámenleving/burger. Die samenleving, dat maatschappelijke midden, was een buffer tussen de burger en de overheid, én tussen de burger en het bedrijfsleven. Het is namelijk een kwetsbare situatie als de burger alleen is overgeleverd aan de markt of de overheid. De gemeenschap, je familie, je gezin stonden daar vroeger tussen, maar ook bijvoorbeeld religieuze organisaties, sterke brancheverenigingen en sterke vakbonden. Het gevoel dat dat opleverde, het gevoel dat je er niet alléén voor staat, dát gevoel moet weer terug. Net als het idee dat we juist daardoor grote vraagstukken aankunnen.
Nu voel ik een soort maatschappelijke somberheid, een gelatenheid over de vraag of we de problemen nog wel kunnen oplossen. Kijk naar al die rapporten waaruit blijkt dat mensen vinden dat het met ze zelf wel goed gaat, maar met hun land niet. Dat onbehagen komt volgens mij voort uit een gevoel van verweesd zijn. Bestaanszekerheid is nu een belangrijk thema, maar ik vind dat veel partijen dat veel te economisch invullen. Alsof je bestaanszeker bent als je maar genoeg geld hebt. Nee! Als jij genoeg geld hebt, maar je bent vervolgens doodeenzaam, ben je nog steeds bestaansonzeker.
Ik zou willen dat we de maatschappelijke somberheid kunnen omdraaien naar een sfeer van in actie komen, tegen de onverschilligheid. We moeten geen bioscooppubliek worden, dat vooral tóékijkt naar wat de overheid en de bedrijven doen.
De samenleving gaat niet terug naar vroeger; we gaan nooit meer terug naar de jaren vijftig. Maar we zien wel slingerbewegingen in de geschiedenis, en de slinger in de richting van individualisering en vrije markten is te ver doorgeslagen. Dus we hoeven niet terúg, maar een gezond conservatisme betekent zo goed mogelijk bewaren wat wél goed was. Daarom vind ik klimaatbeleid ook geen progressief thema. We willen juist voor de volgende generaties bewaren wat mooi is. Het is dus een conservatief thema.’
- NL Beeld / Regiofotografie