Vlaamse filosoof Maarten Boudry: ‘Het doemdenken boezemt mij meer angst in dan het klimaatprobleem zelf’

De Vlaamse filosoof en scepticus Maarten Boudry (39) hamert er in zijn publicaties steevast op dat de mensheid ondanks alles vooruitgang boekt. In allerlei dossiers, van de klimaatdiscussie tot de Gaza-oorlog, bindt hij de strijd aan met irrationaliteit. ‘Het grote probleem is dat het klimaatbeleid zo gecorrumpeerd is door ideologie dat de meest beloftevolle technologie tegelijkertijd ook het meest tegengewerkt wordt.’

Maarten Boudry

Wie is Maarten Boudry?
Maarten Boudry (1984) is een Vlaamse filosoof en scepticus die aan de Universiteit van Gent de Etienne Vermeersch-leerstoel bekleedde. Hij publiceert aan de lopende band wetenschappelijke papers en mengt zich met stevige opiniestukken regelmatig in het Vlaamse en Nederlandse publieke debat. Hij schreef onder meer de boeken Alles wat in dit boek staat is waar (en andere denkfouten) (2019, met Jeroen Hopster), Waarom het klimaat niet naar de knoppen gaat (als we het hoofd koel houden) (2021) en Waarom de wereld niet naar de knoppen gaat (2022).

Je noemt jezelf een ‘verbeterlijk optimist’. Waarom?
‘Een onverbeterlijke optimist gelooft dat het sowieso goed komt met de wereld, los van de inspanning die wij leveren. Maar dat is niet het optimisme dat ik aanhang. Ik zeg: als je naar de geschiedenis kijkt is vooruitgang reëel, maar het hangt sterk af van onze inspanning. Garanderen dat de toekomst beter wordt, kan ik dus niet. Vandaar ook dat ik de titel van mijn boek Waarom ons klimaat niet naar de knoppen gaat heb aangevuld met het zinnetje “als we het hoofd koel houden”.’

Het hoofd koel houden in de klimaatdiscussie wil nog niet zo goed lukken. Komt het wel goed?
‘Daar heb ik een paradoxaal antwoord op. Enerzijds ben ik inderdaad bang dat we het hoofd niet koel houden, want we pakken het klimaatprobleem nog altijd niet rationeel aan. Tegelijkertijd ben ik minder bang voor de consequenties in het geval dat we ons hoofd níét koel houden. De laatste tijd ben ik namelijk wat optimistischer geworden over de gevolgen van de klimaatopwarming, zelfs in de ergste scenario’s. De wetenschappelijke literatuur en rapporten tonen aan dat een opwarming van de aarde met drie, vier of zelfs vijf graden natuurlijk nadelige gevolgen met zich meebrengt en daarom zoveel mogelijk vermeden moet worden. Maar die scenario’s zullen absoluut niet tot het einde van de wereld leiden. De IPCC-rapporten schatten wat elke graad opwarming ons zal kosten in termen van welvaart. Wel, voor drie graden zullen we slechts enkele procentpunten bbp verliezen. Dat is zeker substantieel, maar dat is vergeleken met een denkbeeldige wereld waarin we geen klimaatopwarming hebben en niet vanuit de wereld zoals die nu is. Onze economie zal nog steeds groeien, maar minder hard dan zonder opwarming.

We moeten ook niet vergeten dat we al veel hebben gedaan om ons aan te passen aan de klimaatopwarming. We hebben het gebruik van de ergste vorm van fossiele brandstof – steenkool – zoveel mogelijk afgebouwd en kunnen voor een goed deel rekenen op hernieuwbare energie en kernenergie. Ook als we op die manier blijven doormodderen, hebben we al veel vooruitgang geboekt ten opzichte van het scenario waarin we alle fossiele brandstoffen onbeperkt zouden blijven gebruiken. De mens heeft zich altijd weten aan te passen aan veranderende omstandigheden en er zijn momenten geweest in de geschiedenis van het leven waarop er tien keer zoveel CO2 in de atmosfeer zat als nu. Leven floreerde toen ook volop.’

Zowel de diagnose als de oplossing van het klimaatprobleem deugen dus niet.
‘De diagnose is overdreven en houdt te weinig rekening met economische groei en de mate waarin we ons weten aan te passen aan de opwarming. De oplossing die we momenteel nastreven, is gewoon ideologisch gekleurd. Dat ligt niet zozeer aan het wetenschappelijke onderzoek, maar aan de mediarapporten en beleidssamenvattingen daarvan. Daar vloeit al die onzin uit voort, bijvoorbeeld dat we nog maar twaalf jaar hebben om de wereld te redden. In de evolutie van het aantal doden veroorzaakt door natuurrampen zien we exact het tegenovergestelde van wat je zou mogen verwachten. Dat cijfer gaat namelijk hard omlaag. Ja, de natuur wordt gewelddadiger, maar samenlevingen worden daar steeds beter tegen bestand. Daarom moeten warme landen zo snel mogelijk rijk worden, zelfs als daarvoor fossiele brandstoffen nodig zijn.’

‘Het wordt tijd dat klimaatwetenschappers sterker tegen doemscenario’s protesteren, want de psychologische en geopolitieke impact daarvan is niet te onderschatten’

Vanwaar die ideologische gekleurdheid?
‘De klimaatwetenschap is ontstaan in een context waarin de voornaamste tegenstanders een belangenconflict hadden. In de jaren zeventig en tachtig probeerde de fossiele industrie het gegeven dat het klimaat opwarmt onderuit te halen en dat heeft voor veel vertraging gezorgd. In die zin was het terecht dat de fossiele industrie aangepakt werd. Ik ben er op zich ook voorstander van om de subsidies voor die industrie af te blazen, maar maak je geen illusies: ook zonder subsidie zou de fossiele industrie extreem invloedrijk zijn, om de zeer eenvoudige reden dat fossiele brandstoffen fantastisch en nog lange tijd onmisbaar zijn. Alle vooruitgang van de afgelopen twee eeuwen is voor een niet onbelangrijk deel te danken aan fossiele brandstoffen. Nog steeds is er geen alternatief dat net zo makkelijk, overvloedig en betaalbaar is.

De foute rol van de fossiele industrie in het begin van de klimaatwetenschap heeft ertoe geleid dat iedereen die maar de geringste twijfel uit over hoe groot het klimaatprobleem is, het verwijt krijgt dat hij in de zak van de fossiele industrie zit of kwade bedoelingen heeft. Onder klimaatwetenschappers is ook een dynamiek ontstaan waarin ze zeggen: zelfs als ik zelf niet geloof dat het zo erg zal worden, ga ik die extreme scenario’s ook niet per se tegenspreken, want “het is voor de goede zaak”. Daarom zitten we in het Westen met miljoenen mensen die er oprecht van overtuigd zijn dat ze geen leefbare toekomst hebben, dat we levend geroosterd worden, dat ze zichzelf beter kunnen steriliseren en ga zo maar door. Het doemdenken boezemt mij meer angst in dan het klimaatprobleem zelf. Het wordt tijd dat klimaatwetenschappers sterker tegen doemscenario’s protesteren, want de psychologische en geopolitieke impact daarvan is niet te onderschatten.’

Hoe kunnen we het klimaatprobleem het beste aanpakken?
‘We moeten vertrouwen hebben in de kracht van wetenschap en technologie om het probleem op te lossen en ons te wapenen tegen de gevolgen van de klimaatopwarming die er sowieso aan zit te komen. Door zo sterk in te zetten op hernieuwbare energie en kernenergie uit te sluiten, pakken we het klimaatprobleem op dit moment helemaal verkeerd aan. Tegen hernieuwbare energie ben ik uiteraard niet, maar wel tegen de belofte dat we het probleem daar honderd procent mee kunnen oplossen. Er is een enorm risico als het ons niet lukt om een manier te vinden om hernieuwbare energie over lange afstanden te transporteren of om goede opslag te ontwikkelen om lange periodes met weinig zon en wind mee te overbruggen. En denk ook aan de duizenden vierkante kilometers natuur die we voor windmolens en zonnepanelen moeten opofferen: de weerstand daartegen zal steeds toenemen.

Het grote probleem is dat klimaatbeleid zo gecorrumpeerd is door ideologie dat de meest beloftevolle technologie tegelijkertijd ook het meest tegengewerkt wordt. Als ik echt zou geloven dat de wereld over twaalf jaar kapotgaat en ik nu aan de noodrem wil trekken, dan is de oplossing heel eenvoudig: kijk naar Frankrijk, dat in de jaren zeventig in een jaar of tien à vijftien vrijwel zijn hele elektriciteitsvoorziening decarboniseerde door over te schakelen op kernenergie. En dat was met primitieve technologie, zonder computers en zonder de ambitie om het voor het klimaat te doen. Na de oliecrisis van de jaren zeventig kwam het besluit puur voort uit de wens om een onafhankelijke energievoorziening te hebben.’

Er worden in Europa inmiddels weer wat stapjes gezet op het gebied van kernenergie.
‘In de publieke opinie zijn veel mensen wel weer voor kernenergie gewonnen, maar er is veel tijd verloren en veel werk te doen. De stappen die Europa neemt om kernenergie nieuw leven in te blazen zijn veel te voorzichtig. Het kan en moet gewoon veel ambitieuzer. En in de Verenigde Staten is de regelgeving voor kernenergie sinds het kernongeval in Harrisburg in 1979 zo verstikkend dat het niet mogelijk is een nieuwe nucleaire reactor goedgekeurd te krijgen door de waakhond. China daarentegen zet groot in op kernenergie, maar tegelijkertijd ook op zonne-energie en steenkool. Wat dat betreft ben ik optimistischer over China omdat de dwang om alles met hernieuwbare energie en in harmonie met de natuur te doen daar minder sterk is dan in het Westen.’

Als tegenargument wordt vaak gezegd dat de bouw van een kernreactor zeker tien jaar duurt en dat je daar op korte termijn dus niets aan hebt.
‘Je moet niet kijken naar de tijd die het kost om een reactor te bouwen, maar naar de kosten en de duur van de transitie om het hele energiesysteem CO2-neutraal te maken. Zoals gezegd heeft Frankrijk het in vrij korte tijd voor elkaar gekregen om op kernenergie over te gaan, terwijl Duitsland al een dikke twintig jaar met hernieuwbare energie bezig is en daar nog volop steen- en bruinkoolcentrales draaien. Overigens geven activisten ook al decennialang het argument dat kernenergie te lang duurt om voor elkaar te krijgen. Je kunt videobeelden vinden uit de tijd van Tony Blair waarop zij zeggen dat als je nu een kernreactor zou bouwen, die er pas rond 2024 zou staan. Nou ja, nu is het zover.

Nog dommer dan kernenergie links laten liggen is het idee dat we de economische groei aan banden moeten leggen. Daarmee zou je de motor van de innovatie die het klimaatprobleem kan oplossen stilleggen. Het is ook aan de welvarende landen om het voortouw te nemen. Zolang er in Duitsland nog vuile centrales draaien en er in Frankrijk nog benzineauto’s rondrijden, hebben we geen recht van spreken om tegen China of India te zeggen dat ze eens wat meer moeten doen om het klimaatprobleem te beteugelen.’

Je ziet de klimaatopwarming niet als existentiële bedreiging voor de mens, maar schrijft daar vaak bij dat je daar niet honderd procent zeker van kunt zijn. Maakt die opstelling je kwetsbaar in de publieke arena?
‘Mijn positie is op zich wel gevoelig voor een kleine kans op een grote ramp. Het lijkt me verstandig om een slag om de arm te houden en dat aan te geven. Stel dat de klimaatopwarming echt uit de hand loopt, dan zie ik kernenergie en ook geo-engineering als een soort verzekeringspolis. Met dat laatste kun je bijvoorbeeld op grote schaal zonlicht afschermen, waardoor je de opwarming bijna onmiddellijk tegengaat. Dat soort opties moet je serieus nemen, maar ik zie bij klimaatactivisten een enorme inconsistentie in hun denken. Aan de ene kant geloven ze dat de planeet over twaalf jaar kapotgaat, maar aan de andere kant zetten ze zich af tegen innovaties die daar wat aan kunnen doen. Denken ze soms dat de “neveneffecten” van kernenergie en geo-engineering nog erger zijn dan het uitsterven van de gehele mensheid? Dat slaat nergens op.’

‘Je moet af en toe van mening veranderen. Of, beter gezegd: het is een beetje verdacht als je bijna nooit van mening verandert’

Je bent ook niet blind voor de feilbaarheid van je eigen denken. Zo schreef je begin 2020 in NRC dat je ooit ‘regressief-links’ was (denk: samen betogen met Hamas. Generaal Soleimani een held vinden. Een oogje dichtknijpen voor vrouwenbesnijdenis en eremoorden) maar dat je daarvan terug bent gekomen.
‘Het is belangrijk om jezelf te beschermen tegen zelfbedrog, dat je weet hoe cognitieve dissonantie en confirmation bias werken. Mensen zijn ook niet goed in het nadenken over exponentiële groei of het inschatten van het verschil tussen één op honderdduizend en één op tien miljoen. In veel hoofden is dat allebei gewoon een kleine kans, terwijl er een groot verschil tussen zit. Wil je aan al dat soort zaken het hoofd bieden, dan zul je er altijd rekening mee moeten houden dat je eigen brein je in de luren kan leggen, dat er sociale dynamieken zijn die je mening kunnen beïnvloeden en dat je verknocht kunt raken aan je standpunten. Daarom heb ik twee stelregels voor mezelf. Ten eerste: je moet af en toe van mening veranderen. Of, beter gezegd: het is een beetje verdacht als je bijna nooit van mening verandert. En ten tweede: je moet altijd in staat zijn om je volledig te verplaatsen in het standpunt van je tegenstrever. Veel mensen lukt dat niet omdat ze gebukt gaan onder hun eigen kennis: ze kunnen geen onderscheid maken tussen wat iemand wel en niet weet. Een voorbeeld daarvan is dat seculiere mensen soms zo vervreemd zijn van religie, van mensen die geloven in bovennatuurlijke zaken, dat ze niet snappen dat de belofte van het paradijs een enorme invloed uitoefent op de motivatie van jihadisten. Seculiere mensen gaan in plaats daarvan hun eigen motivaties en overtuigingen projecteren, zoals dat jihadisme vooral om de strijd tegen onderdrukking zou gaan.’

Binnen de categorie denkfouten haal je ook vaak de zogeheten wafelijzermoraal aan.
‘Wil je een goede wafel maken, dan moet het deeg goed verdeeld zijn over beide kanten van het wafelijzer. De term wordt vaak gebruikt in de Belgische politiek. Als daar wordt gezegd: we bouwen in Vlaanderen een brug van 10 miljoen euro, dan klinkt vaak direct de roep om ook in Wallonië een brug van 10 miljoen euro te bouwen, terwijl daar eigenlijk geen noodzaak voor is. In morele zin staat de wafelijzermoraal voor het krampachtig zoeken naar een soort evenwicht. In het geval van Israël en Hamas zeg je dan bijvoorbeeld: ze plegen allebei oorlogsmisdaden, ze zijn allebei bloeddorstig, enzovoorts. Bij extreemlinkse mensen kan dat denken totaal doorslaan. Zo van: ach ja, die massaverkrachtingen van Hamas, wij hebben hier ook Harvey Weinstein en zijn als kolonisator bovendien zelf schuldig aan die bende in het Midden-Oosten. Door de neiging om voortdurend de hand in eigen boezem te steken, is extreemlinks niet meer in staat om een helder moreel onderscheid te maken tussen een terreurgroep die zoveel mogelijk burgers wil afslachten en een land dat, binnen de mate van het mogelijke, burgerslachtoffers probeert te vermijden.’

Is het Westen uniek in die zelfkastijding?
‘Dat denk ik wel, zelfkritiek en het vermogen jezelf te willen verbeteren zijn een paar van de belangrijkste aspecten van de Verlichting. Het is goed dat we in het Westen bereid zijn onze fouten kritisch tegen het licht te houden. In de meeste andere culturen is de reflex vaak: wij hebben niets fout gedaan, wij zijn slachtoffers.

Maar in het Westen moeten we wel oppassen dat het niet doorslaat. Als je er bij mensen die kritisch op Israël zijn op wijst dat Hamas veel ergere zaken heeft gedaan, krijg je vaak te horen: ja, maar dat is evident, Hamas staat zover van ons af, dat hoef je niet eens te benoemen. Voor een deel kan ik dat wel volgen, want impliciet zeg je dan eigenlijk dat Israël tot onze beschaving hoort, als een buitenpost van de liberale democratie. Daarom meten we Israël, of we ons daar nu van bewust zijn of niet, terecht aan een hogere morele standaard af dan Hamas. We weten dat Israël gevoelig is voor argumenten over mensenrechten en dat Hamas daar in het geheel niets om geeft. Daarnaast zijn er natuurlijk ook mensen die volledig zijn losgeslagen van de werkelijkheid, zoals de “Queers for Palestine” of academici die Hamas verheerlijken. Die zijn zo knettergek dat ze ervan zijn overtuigd dat Hamas-terroristen hun medestander zijn in de strijd tegen homo- en transfobie. Hoe dan ook mag je nooit uit het oog verliezen dat onze samenlevingsvorm superieur is, dat er een verschil zit tussen Israël en Hamas, net als tussen Rusland en Oekraïne en tussen de Verenigde Staten en Iran. Zelfkastijding is uniek aan de westerse beschaving, daarvoor haal ik de Franse schrijver Pascal Bruckner graag aan: “Niets is meer westers dan een afkeer van het Westen.”’

Als vrijdenker pas je niet helemaal in het hokje van links of rechts. Uit welke hoek krijg jij de meeste weerstand?
‘Voor een deel is dat te begrijpen in termen van vraag en aanbod. Ik krijg vooral weerstand uit de academische wereld, omdat links daar dominant is. Steun krijg ik vooral van rechterzijde, niet omdat mijn standpunten daar zo dicht bij liggen, maar omdat rechtse mensen minder de luxe van de keuze hebben. Het aanbod van academici die een beetje ingaan tegen de linkse eenheidsworst is zo schaars dat ze moeten pakken wat ze kunnen krijgen. Vaak denken ze dan: ik ben het niet volledig eens met die Boudry, maar ik steun hem toch.

Voor mij is het fijn om mensen te spreken die de tegenstelling van links en rechts doorbreken, zoals mijn goede vriend Steije Hofhuis, docent cultuurgeschiedenis aan de Universiteit Utrecht. Over migratie en islam is hij eerder rechts dan links, maar hij is tegelijkertijd bezorgd over de klimaatopwarming. Dat siert hem. Bij veel andere mensen heb ik de indruk dat hun standpunten ideologisch reflexief zijn, zo van: ik ben tegen kernenergie, dus dan ben ik automatisch ook vegan en pro-migratie.

In elke discussie heb ik eigenlijk weer andere bondgenoten. De zeer linkse wetenschapsjournalist en Volkskrant-columnist Asha ten Broeke en ik botsen hard over Israël/Palestina, maar op het gebied van corona of klimaatinnovatie staan we helemaal aan dezelfde kant. Voor mij is het geruststellend dat je onderwerpen per geval kunt bekijken, zo voorkom je ook al te grote kampvorming. Maar onze tribale psychologie is zo enorm krachtig dat veel mensen daar niet bestand tegen zijn.’

Over kampvorming gesproken: het lijkt erop of woke op zijn retour is.
‘Tot op zekere hoogte klopt dat. Je ziet dat ook aan het falen van BIJ1. Die partij had een duidelijke gezamenlijke vijand – de witte man en de westerse wereld – maar daarna was zij gauw uitgepraat. En grote bedrijven hebben nu ook door: je kunt steeds wel weer groot uitpakken met diversiteit en inclusie en daar zul je ook een bepaald publiek mee aanspreken, maar je stoot er ook een bepaald publiek mee af.

De samenleving is haar woke-hoogtepunt voorbij, maar in de academische wereld heb je soms de indruk dat je in een parallel universum terechtkomt. Daar zijn veel mensen die in een zwart-wit wereldbeeld van onderdrukker versus onderdrukte vastzitten. Daarmee berokkenen ze de wereld veel schade, want de onzin die ze uitkramen is de beste reclame voor extreemrechtse politici als Geert Wilders, Thierry Baudet en Filip Dewinter.’

Showbizz
  • Ivo van der Bent