Premium

Pieter Omtzigt: van underdog naar de gebeten hond

Het is even wennen voor dossiervreter Pieter Omtzigt. Het licht van de spotlights bevalt de NSC-voorman maar matig, bleek in de maanden na de verkiezingen, waarin de Twentenaar een dubieuze rol speelde in de onderhandelingen over een nieuw kabinet. Hoe loyaal kan hij blijven aan de eigen principes?

Pieter Omtzigt

‘Ik ben geen dissident of loyalist, mocht ik weer Kamerlid zijn,’ sprak Pieter Omtzigt toen begin oktober 2010 zijn naam genoemd werd als vermeende tegenstander van de voorliggende gedoogcoalitie van zijn CDA en de VVD met de PVV van Geert Wilders. De als 29ste op de kieslijst geplaatste Twentse politicus was op dat moment ‘wachtkamerlid’: het CDA had maar 21 zetels gehaald bij de verkiezingen. Toen Rutte I op 14 oktober van start ging, schoof hij alsnog terug de Tweede Kamer in, nadat hoger geplaatste collega’s toetraden tot het kabinet.

Toen de beruchte gedoogconstructie (die begon na het bij velen nog in de herinnering levende stemkaartjescabaret tijdens het CDA-congres in 2010, waarin Camiel Eurlings salueerde naar partijleider Maxime Verhagen) op 5 november 2012 alweer ten einde kwam, leek Omtzigt – sinds 2003 Kamerlid voor het CDA – intern wel degelijk dissident te zijn geweest: hoewel hij naar eigen zeggen voor de samenwerking had gestemd op het partijcongres, werd hij bij de daarop volgende verkiezingen niet opnieuw op de kieslijst gezet. Na een actie van Twentse partij-afdelingen verscheen Omtzigt alsnog op plek 39, en ondanks de magere dertien zetels voor het CDA kwam hij na een intensieve persoonlijke campagne met bijna 37.000 voorkeursstemmen terug in de Kamer. ‘Vanaf het moment dat ik met die voorkeurscampagne begon, ben ik dus mijn mandaat bij de kiezer gaan halen en ik heb sindsdien ook nooit meer wat anders gedaan,’ verklaarde hij in 2021 in zijn boek Een Nieuw Sociaal Contract, dat als de beginselverklaring van zijn eigen partij gelezen kan worden.

Ruim een decennium later treft de dwarse, eigenzinnige en populaire Twentenaar opnieuw Geert Wilders op zijn pad, maar nu als partijleider van zijn eigen Nieuw Sociaal Contract en ditmaal is het geen achterhoedegevecht om een Kamerzetel, maar een zeer publiek theater over regeringsvorming en kabinetsdeelname. In die opvoering vervult hij niet meer de rol van underdog: Omtzigt lijkt blij vlagen eerder de nar of de kop van Jut, waarbij zijn kiezersmandaat van twintig zetels krimpt in de peilingen.

Omtzigt en Wilders zitten al heel lang in de Tweede Kamer.

Ruim een decennium later treft de dwarse, eigenzinnige en populaire Twentenaar opnieuw Geert Wilders op zijn pad, maar nu als partijleider van zijn eigen Nieuw Sociaal Contract en ditmaal is het geen achterhoedegevecht om een Kamerzetel, maar een zeer publiek theater over regeringsvorming en kabinetsdeelname. In die opvoering vervult hij niet meer de rol van underdog: Omtzigt lijkt blij vlagen eerder de nar of de kop van Jut, waarbij zijn kiezersmandaat van twintig zetels krimpt in de peilingen.

Zijn rechtlijnigheid lijkt de politieke solist op te breken en enkele onnavolgbare acties hebben publieke vragen doen rijzen over zijn gezondheid

Zijn rechtlijnigheid lijkt de politieke solist op te breken en enkele onnavolgbare acties hebben publieke vragen doen rijzen over zijn gezondheid, die in de nasleep van de onthulling van de toeslagenaffaire en na zijn nipt mislukte poging om in de zomer van 2020 lijsttrekker van het CDA te worden al stevig leed onder een burn-out. De vraag of hij die oververmoeidheid wel solide heeft overwonnen, wordt gerechtvaardigd door de zonderlinge manier waarop hij wegliep van de tafel van de informateur, Ronald Plasterk, die vervolgens via de talkshowtafel van Humberto Tan moest vernemen waarom NSC plotseling niet meer wenste deel te nemen aan verder overleg.

In de dagen daarna dook Omtzigt onder in Enschede, volgens een partijgenoot ‘om tot rust te komen’ omdat hij er doorheen zat. Na zijn terugkeer volgden nog enkele opvallende capriolen met een beveiliger op de gang bij de fractiekamer die de pers moest weren, wat zeer ongebruikelijk is, en de verklaring dat de muur van zijn vergaderkamer te dun zou zijn om journalisten dichterbij te laten komen. Terechte zorg in een fractie waaruit uiteenlopende geluiden van onrust en verdeeldheid opstijgen, of de paranoia van een politicus die zichzelf van vermoeidheid niet meer kan horen denken?

Aanvaring met Wellink

Even terug in de tijd. Al vanaf het begin wordt de politieke carrière van Pieter Omtzigt getekend door eigenzinnigheid. Als jong Kamerlid wist hij het in de zomer van 2004 al aan de stok te krijgen met toenmalig president van De Nederlandsche Bank Nout Wellink, over diens hoge salaris, riante pensioen en de mogelijkheid zelf voortijdig te stoppen, terwijl de DNB-man zelf juist bepleitte dat mensen langer moeten doorwerken om de druk op oudedagvoorzieningen te verminderen. Pensioenexpert Omtzigt was zelf ooit lid geworden van het CDA omdat die partij zich hard maakte voor afschaffing van de vervroegde uittredingsregeling (VUT). ‘Ik strijd ervoor dat pensioenrechten niet misbruikt worden. Door niemand!’ verklaarde hij toen hij de handschoen oppakte tegen de bankbaas.

In 2004 kreeg het jonge Kamerlid Omtzigt het aan de stok met DNB-baas Nout Wellink.

Omtzigt schreef in 2004 op zijn eigen website ‘te blijven waken over onterechte topsalarissen en toppensioenen die gefinancierd zijn met publiek geld’, waarop Wellink hem van repliek diende via een open brief op de DNB-website waarin hij de uitlatingen van Omtzigt ‘tendentieus en kwetsend’ noemde. Desalniettemin verlaagde toenmalig minister van Financiën (en VVD-partijleider) Gerrit Zalm de pensioenen van de DNB-directie, verlengde hij een reeds voorgenomen salarisbevriezing met enkele jaren en kortte hij Wellink ook nog fors op diens onkostenvergoedingen.

Omtzigt won op twee vlakken: Zalm, die in eerste instantie had gezegd dat het wel meeviel met die riante regelingen, erkende dat hij de Kamer onzorgvuldig had geïnformeerd en bood daarvoor zijn excuses aan. Omtzigt had daarmee de door hem gevraagde openbaring gekregen waar bovendien meteen gevolgen aan werden verbonden: ‘Dit is de eerste keer dat het kabinet te hoge beloning bij semi-overheidsbestuurders echt aanpakt. Ik ben tevreden,’ citeert weekblad Elsevier hem in augustus 2005.

Saillant detail: Omtzigt wist tot het moment dat hij hem kritisch ging bevragen niet van welke partij Wellink lid was. ‘Dat bleek dus het CDA te zijn,’ memoreert hij droogjes in Een Nieuw Sociaal Contract. Dat zegt iets over hoe inhoud bij Pieter prevaleert boven vorm of verhoudingen. Het leidde er eveneens toe dat hij in 2006 genoegen moest nemen met plek 37 op de kieslijst, maar omdat het CDA dat jaar 41 zetels vergaarde, kwam hij toch terug in de Kamer.

Als Kamerlid, maar ook als lid van de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa beet de gepromoveerde econometrist zich vast in diverse dossiers, van pensioenen (hij is altijd verklaard tegenstander geweest van EU-bemoeienis met Nederlandse pensioenpotten) en belastingontduiking door oorlogsmisdadigers tot het schrijven van klokkenluidersrapporten en zelfs het helpen onderzoeken van een moord op een politiek journaliste op Malta.

Toeslagenaffaire

Echte bekendheid verwierf Omtzigt voor zijn rol in het aan het licht brengen van de toeslagenaffaire, een kwestie waar hij sinds de zomer van 2017 in aan het roeren was en die in 2018 en 2019 groots in het nieuws kwam door onthullingen van Trouw en RTL Nieuws. Samen met Renske Leijten (SP), Farid Azarkan (Denk) en advocate Eva González Pérez streed hij jarenlang voor gerechtigheid voor tienduizenden ouders die ten onrechte door de Belastingdienst als fraudeur waren aangemerkt.

Hoe meer bekend werd over de zaak, hoe dieper de problemen bleken te liggen en hoe meer daarvan achtergehouden leek voor de Tweede Kamer. Artikel 68 van de Grondwet – het informatierecht van het parlement – werd vaak door Omtzigt aangehaald: hij vroeg en bleef vragen naar meer informatie.

Zijn bijdragen aan die debatten haalden met steeds grotere regelmaat het nieuws, maar zeker ook de sociale media. Daar stond een man die zich had vastgebeten in een diepgeworteld probleem van de bestuurlijke overheid. Een kwestie die niet alleen ging over voor burgers financieel fnuikende (en in sommige gevallen zelfs fatale) fouten in het toeslagensysteem, maar ook over de gehele mentaliteit van het openbaar bestuur, waarin wantrouwen jegens burgers tot boven de dienstbaarheid was uitgegroeid en zich via de meest venijnige details tegen diezelfde burgers kon keren.

Omtzigt hekelde niet alleen de politieke onwil om verantwoordelijkheid te nemen voor de onterechte, maar soms opzettelijk in stand gehouden beschuldigingen jegens onschuldige toeslagenouders, maar ook de omgang van veel media met de kwestie: hij noemde de parlementaire pers te laks in het bewaken van macht en tegenmacht en hekelde de afwezigheid in de berichtgeving van de mensen waar het werkelijk om ging: de ouders, slachtoffers van falend beleid.

Niet zelden stond hij, maar ook Leijten en Azarkan, met de nodige emoties bij de interruptiemicrofoon in debatten over de kwesties rond de gefaalde fraudeaanpak – van woede tot verdriet, en altijd met een publieke tribune vol toeslagenouders. Vanaf juli 2020 deed de parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag (POK) onder leiding van CDA’er Chris van Dam onderzoek om ‘inzicht te krijgen in de mate waarin bewindspersonen betrokken waren bij opstellen van deze aanpak en afwisten van de misstanden die de aanpak als gevolg had’.

Vernietigende conclusies

Het rapport dat daaruit voortvloeide, getiteld Ongekend Onrecht, verscheen op 17 december van dat jaar. Het was gevuld met vernietigende conclusies over het falen van de rechtsstaat en de rechtszekerheid jegens de gedupeerde burgers, en bevatte harde woorden over hoe de overheid bij het samenstellen van dossiers te vaak gekozen had voor politiek of juridisch wenselijke uitkomsten boven informatie en transparantie. Er hing ontegenzeggelijk een zweem van meineed over de bevindingen in het rapport. Bovenal werd duidelijk hoe de overheid onschuldige burgers niet alleen op alle mogelijke manieren in de steek had gelaten, maar moedwillig had vermorzeld door hen de bescherming van rechtsstaat en instituties te ontzeggen.

Na enige twijfel, vertraging en een halfbakken Catshuisbesluit om alle gedupeerden een ‘schadeloosstelling’ van 30.000 euro toe te zeggen, besloot het kabinet-Rutte III op 15 januari 2021 alsnog politieke verantwoordelijkheid te nemen door af te treden, twee maanden voor de reguliere verkiezingen die al gepland stonden voor 17 maart. Rond het Catshuisbesluit ontstond desalniettemin de suggestie dat de zaak was ‘afgehandeld’ en het aftreden van het kabinet voelde als een formaliteit, zeker met de nieuwe verkiezingen op komst. Premier Rutte profiteerde in de aanloop daarnaartoe van het feit dat de kiezer midden in de coronapandemie niet van plan leek voor grote politieke veranderingen te gaan kiezen.

Op dinsdag 19 januari 2021, in het debat over het aftreden van het kabinet, had Pieter Omtzigt zijn eigen conclusies paraat. In zijn bijdrage is het wrange lot van de toeslagenouders het uitgangspunt in een analyse over een breder falen van de rechtsstaat en zijn controlemechanismen: ‘Deze problemen zijn niet alleen ontstaan door problemen bij de regering en de Belastingdienst, maar juist ook doordat andere instellingen niet ingrepen, rechters, de Ombudsman en de media, en niet in de laatste plaats doordat de Tweede Kamer zowel als wetgever als controleur tekortgeschoten is.’

Omtzigt trekt een parallel tussen Nederland en Malta, waar hij onderzoek deed naar een politieke moord: ‘Ik kwam daar een staat tegen die niet functioneerde. Heel lang heb ik het voor onmogelijk gehouden om een vergelijking tussen Malta en Nederland te trekken, maar bij ons functioneert iets anders niet: macht en tegenmacht. Er is hier zo’n innige band tussen het kabinet en de Tweede Kamer dat, als je een moeilijke vraag hebt, jij het probleem bent in het kabinet. Er is zo’n innige band tussen het kabinet en de pers dat er wel vragen aan het kabinet gesteld zijn door moedige journalisten (...) maar dat (100.000 burgers) nooit in beeld zijn gekomen. Er is iets fundamenteels mis in ons land, iets fundamenteels in de checks and balances.’

Waarna hij besluit: ‘Dat is precies waarom ik al vier jaar zeg: dat opstappen (van bewindspersonen) kan me niet schelen. Waarom zeg ik dat? Omdat het niet één persoon is. We hebben een structuur en een systeem gecreëerd waarin van alles centraal staat, maar niet de hardwerkende Nederlandse burger. Die staat alleen centraal in de verkiezingscampagne.’

Omtzigt kreeg op dat laatste punt ongelijk: tijdens de verkiezingscampagne van 2021 stond niet de kiezer centraal, maar corona. Het toeslagenschandaal speelde in verhouding tot de pandemie nauwelijks een rol. De rechtsstaat kon wel even wachten, zoals ook uit sommige coronamaatregelen was gebleken, bijvoorbeeld inzake de avondklok en de manier waarop die tot stand kwam.

Zowel het CDA van Omtzigt als de SP van Leijten verloor zetels bij de verkiezingen, Ruttes VVD kreeg er zelfs eentje bij (van 33 naar 34) en na de verkiezingen kon inderdaad, met slechts kleine verschuivingen in zetelaantallen en ondanks een historisch lange formatie, dezelfde coalitie worden gevormd als in Rutte III: VVD, D66, CDA en ChristenUnie.

Opgebrand thuis 

Omtzigt zelf was ondertussen opgebrand thuis komen te zitten, hoewel in februari 2021 nog wel zijn boek Een Nieuw Sociaal Contract verscheen. Ook wist hij zijn politieke roem te verzilveren op 17 maart: hij kreeg ruim 340.000 voorkeursstemmen, bijna tien keer zo veel als in 2012 en slechts een tonnetje minder dan lijsttrekker Hoekstra. Intern binnen het CDA was zijn positie echter sterk verslechterd. Zijn vergeefse poging om medio 2020 lijsttrekker te worden, die leek te zijn ingegeven door een wellicht wat overmoedige motivatie om niet alleen het toeslagenschandaal op te lossen, maar de gehele rechtsstaat te gaan repareren, was hem niet door iedereen in dank afgenomen.

Omtzigt opent bij het stadhuis van Hengelo een expositie over de toeslagenaffaire.

Het CDA had zetels verloren – van negentien naar vijftien – en het partijleiderschap was sinds het vertrek van Sybrand van Haersma Buma niet bepaald stevig meer geweest. Hugo de Jonge had weliswaar de leiderschapsverkiezing gewonnen van Omtzigt, maar de uitslag was bijna 50/50 en vanuit het Omtzigt-kamp waren twijfels geuit over het eerlijke verloop van het proces (mede omdat er leden waren die online op Omtzigt hadden gestemd, maar een ‘Bedankt voor uw stem op Hugo de Jonge’-scherm te zien hadden gekregen). Bovendien werd De Jonge als minister van Volksgezondheid in beslag genomen door de coronacrisis, waarop hij in december 2020 het stokje alsnog overdroeg aan Wopke Hoekstra, die zich in juni bewust niet kandidaat had gesteld.

Terwijl de verhoudingen bij het CDA verder verzuurden, werd Omtzigt ongewild een spil in de formatiebesprekingen nadat verkenner Kajsa Ollongren (D66) was gefotografeerd met een document onder haar arm waarop duidelijk de beroemd geworden woorden ‘positie Omtzigt, functie elders’ te lezen stonden. Enerzijds een mooi bewijs hoe goed het Kamerlid zijn controlerende taak placht uit te voeren, anderzijds vooral een schandalige schending van precies dat principe waarop Pieter Omtzigt zich graag laat voorstaan: de rechtsstaat. In Nederland controleert het parlement immers de regering, niet andersom. Met het sturen op een ‘functie elders’ voor een Kamerlid, werd gemorreld aan dat principe – met kennelijke instemming van het CDA, dat bereid leek te zijn om medewerking te verlenen aan het politiek onschadelijk maken van hun eigen Kamerlid.

In het debat daarover op 1 april – door Omtzigt zelf op afstand vanuit zijn ziekbed gevolgd – bleek dat Rutte gelogen had toen hij beweerde dat er niet over Omtzigt gesproken was tijdens de formatiebesprekingen, maar de premier kwam weg met een motie van afkeuring. De ChristenUnie verklaarde niet meer met de VVD onder Rutte in een regering te willen, Sigrid Kaag maakte het namens D66 persoonlijker met de woorden ‘hier scheiden onze wegen’. Beide partijen monsterden na de langste kabinetsformatie ooit – 299 dagen – op 13 december 2021 alsnog aan bij de vierde regering-Rutte, een wrakkige coalitie die vanaf de start al water maakte en anderhalf jaar later strandde op het migratiedossier.

Fluistercampagne

Omtzigt was in september teruggekeerd, als zelfstandig Kamerlid. De spanningen bij het CDA waren op 10 juni publiekelijk uitgebarsten toen een door Omtzigt zelf opgesteld memo (van 78 pagina’s, de man doet geen half werk) uitlekte via GeenStijl, waarin hij niet alleen scherpe kritiek op het CDA uitte, maar ook, ondersteund door screenshots, bewijzen leverde voor wat sinds maart was gaan rondzingen: er liep een ‘fluistercampagne’ tegen hem – pogingen vanuit de partij om Omtzigt als ‘labiel’ neer te zetten.

De screenshots, naar verluidt afkomstig van fractiemedewerkers en mogelijk Tweede Kamerleden, tonen WhatsAppgesprekken waarin Omtzigt onder meer als ‘teringhond’ en ‘ongelofelijke klootzak’ wordt betiteld. Omtzigt schrijft in zijn memo dat hij zich ‘onveilig’ voelt door die berichten, in ‘een omgeving waar ik me niet altijd gewaardeerd voel’. Op 12 juni 2021 is de onvermijdelijke breuk met het CDA definitief en op 15 september keert hij, onwennig en onzeker, terug voor de lenzen van de perscamera’s en onder de lampen van de Tweede Kamer.

Sindsdien is zijn populariteit alleen maar toegenomen en hij scoorde – bij Maurice de Hond – keer op keer het hoogste in de vertrouwenscijfers: tussen de 6,5 en 7. In peilingen tikte de niet-bestaande beweging van het Lid Omtzigt tot wel 35 zetels aan en de vraag of hij een eigen partij zou oprichten werd extra prangend vanaf het moment dat het kabinet viel op 7 juli 2023.

De hype rond zijn persoon voelde nooit in een gezonde verhouding tot zijn fysieke of mentale presentie

Maar de hype rond zijn persoon voelde nooit in een gezonde verhouding tot zijn fysieke of mentale presentie. Hij had zich na zijn burn-out weer in diverse dossiers vastgebeten en wist zich gesteund door het mandaat van een enorme eigen achterban, maar op sommige momenten leek hij zijn vermoeidheid af te dekken onder een sluier van een compenserende arrogantie. Hij leek vaker verongelijkt dan trefzeker en zijn houding en oogopslag straalden een zeker wantrouwen uit, zowel naar de media als naar collega’s. Edoch, het boek met beginselverklaringen transformeerde inderdaad tot een partij: Nieuw Sociaal Contract, met nieuwe namen, maar ook oude vertrouwelingen vanuit het CDA, zoals oud-Kamerleden Nicolien van Vroonhoven en Eddy van Hijum.

Was de vaagheid over de oprichting van NSC al een aanleiding om de twijfelaar in Omtzigt te ontwaren, in aanloop naar de verkiezingen bleef hij zo mogelijk nog vager over welke rol hij zelf zou willen vervullen indien zijn partij groot of zelfs de grootste zou worden. Wilde hij in een kabinet of in de Kamer? Was hij zelf de premierskandidaat van zijn partij, of zou hij met een nieuwe naam komen? Uiteindelijk nam de potentie van Nieuw Sociaal Contract daarmee af tot een nog altijd imposante twintig zetels bij de verkiezingen. Niet de grootste, wel een heel solide uitgangspositie.

Echter: daar was plotseling ook de PVV weer, de partij waarover Omtzigt al in 2010 zijn rechtsstatelijke twijfels had geuit. 37 zetels groot maar liefst en daarmee onvermijdelijk als gesprekspartner voor een formatie. En in tegenstelling tot na de kabinetsval over het toeslagenschandaal en tijdens de aansluitende coronaverkiezingen van 2021, is ‘de rechtsstaat’ plotseling het belangrijkste thema in de berichtgeving rond de formatie.

Spagaat

Het is geen prettige samenloop voor Omtzigt, die sinds de verkiezingen in een spagaat lijkt te zitten. Enerzijds is er een land te redden (of toch tenminste: een landsbestuur te repareren), anderzijds moet hij een nieuwe partij bijeenhouden. Enerzijds zorgt de verkiezingsuitslag ervoor dat hij niet met alle partijen om de tafel hoeft die dat bestuur zoveel schade hebben toegebracht, anderzijds is het moeilijk om vertrouwen te stellen in de PVV, BBB en ook de cynische, maar op basis van de uitslag tamelijk onvermijdelijke VVD.

Uit de verkenning door Ronald Plasterk kwam naar voren dat er om te beginnen overeenstemming over de rechtsstatelijke principes moest komen voordat er überhaupt over een coalitie gesproken kon worden. Maar ook toen dat bereikt leek, was gedogen het uiterste dat NSC ambieert, in een nader te bepalen structuur waaraan al diverse titeltjes zijn gegeven (minderheidskabinet, zakenkabinet, extraparlementair kabinet), maar geen concrete invulling. Dat zowel de VVD als NSC heeft laten blijken dat ze niet overlopen van enthousiasme om een coalitie te vormen met Wilders is terug te zien in de peilingen: beide partijen leverden flink in en die zetels komen vooral ten goede van de PVV. Het lijkt alsof de kiezer daarmee signaleert dat het geduld voor eindeloos talmen rond loze beloftes opgebruikt is en wel zodanig dat een stem op Wilders voor steeds minder mensen problematisch is.

Maar dat Omtzigt twijfels heeft bij de PVV is niet louter hem aan te rekenen. Niet alleen benadrukt NSC een staatsrechtelijke afstand tussen de partijen, ook het financieel inzicht van Wilders’ beweging (en die van BBB) en daarmee de haalbaarheid van hun wensen leidt tot vragen over de betaalbaarheid ervan. Ook mag de PVV dan veel langer bestaan dan NSC, dat wil nog niet zeggen dat Wilders de kieslijst van zijn partij gevuld heeft met kanonnen: de bestuurlijke ervaring van de PVV is zo goed als nul en het aantal ambtenaren die eventuele bewindspersonen van deze partij met blijheid en bloemen zullen onthalen op hun ministeries is piepklein. Dat is democratisch gezien misschien een droevige vaststelling, maar daarmee niet minder waar: NRC Handelsblad berichtte over de ‘kriebels’ die topambtenaren krijgen van een mogelijke PVV-coalitie.

Hij is een solist die niet de omslag lijkt te kunnen maken naar samenwerking met andere mensen en partijen

Daar zit Omtzigt dan. Met een kiezersbelofte voor een nieuw sociaal contract, een groter mandaat dan hij ooit eerder had en een flinke lijst verbeterpunten die we hem jarenlang hoorden opsommen. Je ziet dat het aan hem vreet, maar de kiezer verlangt doortastendheid, niet deze spagaat van een twijfelaar die wel dossiers kan lezen, maar geen mensen.

Hij wil niet meedoen en kan geen nee zeggen. Wat dat betreft is Pieter Omtzigt nog altijd dezelfde persoon als tijdens de formatie voor de gedoogconstructie met de PVV in 2010: geen dissident of loyalist. Hij is een solist, die met een sterk ontwikkeld rechtvaardigheidsgevoel wel de fouten in wetgeving en beleid kan opsporen, maar niet de omslag lijkt te kunnen maken naar samenwerking met andere mensen en partijen. Zijn ogenschijnlijke vermoeidheid vertroebelt zijn besluitvorming en maakt hem grillig en soms zelfs irrationeel.

Enkele dagen na het formatiedebat over het rapport van Plasterk bekende hij weliswaar aan een zaal vol NSC-leden dat hij ‘niet op de meest sjieke wijze’ de onderhandelingen had verlaten. De vraag is of de kiezer in het algemeen en ook zijn eigen achterban in het bijzonder gediend is van het door Omtzigt voorgestelde alternatief om nu via nieuwe informateur Kim Putters met GroenLinks-PvdA te gaan praten. De verkiezingsuitslag en alle peilingen daarna wijzen in een andere weg.

Loyaal aan de eigen rechtlijnige principes, dissident tegenover het grote mandaat – of andersom? In tegenstelling tot veertien jaar geleden, toen het formatievraagstuk voor Maxime Verhagen was, is Pieter Omtzigt nu zelf degene die de knoop moet doorhakken.

Premium
Je hebt zojuist een premium artikel gelezen.

Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?

Abonneer nu en profiteer!

Probeer direct
Politiek
  • ANP, NL Beeld