'Ik droomde van Klaas Dijkhoff als Zwarte Piet, tot ik wakker schrok, badend in pepernoten'
Columnist Bart Nijman zag opgestroopte pofmouwen die bolden boven ongeschminkte onderarmen. Klaas leek de kille somberheid van de situatie niets te deren. Narrig geronk rommelde uit het vooronder van de trekker.
Het was een rare droom. Klaas Dijkhoff stond, verkleed als Zwarte Piet, bij een halfopen slagboom. Zo’n rood-witte, met een roestig contragewicht aan de andere kant van het kantelpunt. Een voor een dansten tientallen parasols er onderdoor. Zwart, beige, diep donkerblauw. Ze bewogen soepel, maar niet zwierig. Een gejaagde optocht onder de schuin omhoog wijzende slagboom door.
Eenmaal gepasseerd, richtten ze zich op en op ooghoogte, achter een donkere kier, gloeiden zwarte kooltjes met een verbeten felheid als een vuur dat niets verwarmt, zonder opluchting aangeblazen door een verstard verlangen.
Klaas leek de kille somberheid van de situatie niets te deren. Hij lachte gul en gebaarde met een weids gebaar joviaal richting binnenland. Opgestroopte pofmouwen bolden boven ongeschminkte onderarmen. Hij droeg spierwitte, brandschone handschoenen bij zijn oranje-blauwe pietenpak. Met zijn vrije hand was hij aan het livestreamen op Periscope. Hij sprak onhoorbaar tegen zijn telefoon. Hartjes dansten omhoog op zijn oplichtende scherm terwijl de polonaise van parasols hem passeerde.
Aan de andere kant van de slagboom stonden bouwvakkers naast een platte kar. Blauwe overalls. Stugge schoenen, stalen neuzen, bemodderd. Gele hesjes. Dito helmen. Met sombere gezichten legden ze de parasols een voor een op de kar, die was aangekoppeld achter een trekker. Een grote, rode New Holland. Amerikaans machtsvertoon op enorme wielen. Donkere dieselpluimen bleven hangen boven de cabine, waarbinnen een forse gestalte licht voorovergebogen over het stuur leunde, de rechtervoet zacht tappend op het gaspedaal. Narrig geronk rommelde uit het vooronder van de trekker.
Toen alle parasols waren opgeladen, zette de trekker zich in beweging. De maanloze nacht in, over een donkere weg. De felle verstralers van de trekker weerkaatsten op enorme reflecterende snelheidsborden, waar steeds een andere maximumsnelheid op aangegeven stond in de vorm van scheikundige formules. De weg voerde langs boerderijen waar geen licht brandde, richting een stad die in de verte opgloeide in het donker, een bolvormige gele ruis aan de horizon.
De stad was omgeven door een muur, met een enorme houten poort erin. De trekker minderde vaart, maar stopte niet. Piepend boog het hout, tot de planken krakend braken. Achter de poorten waren mannen in blauwe pakken met bruine puntschoenen worsten aan het draaien. De parasols richtten zich op en terwijl ze begonnen te zingen, bulderden F16’s boven de stad. Hun bomluiken openden zich. Ik schrok wakker, badend in pepernoten. En ik kon me er helemaal niets meer van herinneren.
- New Holland