Premium

Koene ridders van Gods Leger

Steve Murphy & Javier Peña blikken in hun boek Manhunters terug op hun jaren in Colombia. De DEA-agenten wisten als ‘frontsoldaten in de grootste klopjachtin de geschiedenis’ na jaren jagen Pablo Escobar uit te schakelen.

Medellín telt nog veel Escobar-adepten

Ze wonnen de slag, maar de war on drugs duurt nog steeds voort. Peña: ‘Ik zal altijd onthouden dat Escobar bordjes had hangen in zijn cocaïnelaboratoria waarop stond: “Als je wordt betrapt op gebruik van het product, vermoord ik je.”’ Een voorpublicatie.

Javier Peña: ‘Binnen twee weken na de dood van Escobar startten de cocaïnekartels weer op. Uiteraard had het Cali-kartel al groot voordeel gehad van de vernietiging van het Medellínkartel. Als je kijkt naar de geschiedenis van de war on drugs, is het altijd zo dat wanneer de machtigste groep handelaren wordt opgerold, er meteen een andere klaarstaat om hun plaats in te nemen. Maar wat belangrijker is, is dat de leiders van het Cali-kartel – de gebroeders Orejuela – hadden opgelet en geleerd van alle fouten die Pablo Escobar had gemaakt toen hij nog leefde. De leiders van het Cali-kartel leerden hoe belangrijk het was om zich gedeisd te houden en zich te concentreren op het verbeteren van hun distributienetwerken. Ik heb altijd onderstreept dat het Medellín-kartel fungeerde als een stelletje cowboys in het Wilde Westen, terwijl de Cali-handelaren zakelijker waren, subtieler – als zakenlui op Wall Street.

Ik wil niet beweren dat de war on drugs volkomen mislukt is. De zoektocht naar Escobar was een groot succes geweest, maar misschien had die zoveel succes omdat het voor zovelen van ons die erbij betrokken waren een persoonlijke oorlog was. We hadden allemaal vrienden verloren en politiebegrafenissen bijgewoond. We hadden ontvoeringen en autobomaanslagen meegemaakt, evenals de bomaanslag op de Avianca – allemaal veroorzaakt door één man. Het duurde bijna tien jaar om van Escobar af te komen, maar we hebben de Colombianen geholpen hun land terug te pakken en daar ben ik trots op. Ik ben er ook trots op om te zeggen dat dit de eerste keer in de geschiedenis is geweest dat een heel kartel werd ontmanteld.’

Drugsdemocratie

‘Maar ondanks de dood van de moordzuchtige drugshandelaar was er weinig veranderd in Colombia, waar de nieuwe kartels nog steeds het politieke proces beheersten. Als bewijs daarvan gaf een informant ons een afschrift van een onderschept telefoontje met Miguel Ángel Rodríguez Orejuela, het hoofd van het Cali-kar-tel, die een partner vertelde dat hij meer dan 3,5 miljoen dollar had laten overmaken voor de presidentscampagne van kandidaat Ernesto Samper. De verkiezingen waren al over een paar dagen en Samper was in een nek-aan-nekrace verwikkeld met de andere populaire kandidaat, Andrés Pastrana Arango.

Ambassadeur Busby luisterde stomverbaasd naar de banden en gaf ze door aan Joe Toft, de leidinggevende DEA-agent, die uit zijn vel sprong. De banden waren ook geleverd aan president Gaviria, die ze naar de openbare aanklager stuurde. Maar Toft was woedend en wist dat de autoriteiten vóór de verkiezingen waarschijnlijk niets zouden ondernemen, dus vroeg hij toestemming aan Washington om de banden naar de pers te lekken. Die werd afgewezen en we keken allemaal machteloos toe hoe Samper nipt de overwinning behaalde.

Pablo Escobar

Maar Toft, een veteraan van dertig jaar war on drugs in de Verenigde Staten en Latijns-Amerika, had er duidelijk genoeg van. Hij lekte de banden naar de Colombiaanse en Amerikaanse pers, en kwam toen persoonlijk op de Colombiaanse televisie om de ‘drugsdemocratie’ die het land was geworden, aan de kaak te stellen. Daarna nam hij ontslag bij de DEA.

Geen van ons kon hem ongelijk geven. We hadden allemaal lang en hard gevochten, en het leek op dat moment van Sampers overwinning alsof het offer van honderden dappere politieagenten, juristen en journalisten die tegen Escobar hadden gevochten vrijwel voor niets was geweest.’

Macabere rondleidingen

‘Terwijl ik me na de overwinning van Samper voorbereidde om Colombia te verlaten, dacht ik terug aan die zomeravond in een heel ver verleden toen mijn oude partner Gary Sheridan en ik plotseling werden opgesloten in een restaurant terwijl Escobars misdadigers presidentskandidaat Luis Carlos Galán vermoordden toen deze met zijn campagne een buitenwijk van Bogota bezocht. Escobars speciaal geselecteerde sicario Jhon Jairo Velásquez Vásquez, bij de meesten van ons bekend als Popeye, was een van de trawanten die de trekker had overgehaald. Popeye, die opschepte dat hij bijna driehonderd mensen had gedood terwijl hij voor Escobar werkte, maar ervan wordt verdacht dat hij er nog veel meer heeft vermoord, werd uiteindelijk veroordeeld voor de moord op Galán en ging in Colombia naar de gevangenis. Maar in 2014 kwam hij uit de gevangenis nadat hij 22 jaar van een veroordeling van dertig jaar had uitgezeten. Het laatste wat ik heb gehoord, is dat hij macabere rondleidingen organiseerde in Medellín, waarbij hij bezoekers de plekken liet zien van een aantal van de ergste slachtpartijen in de stad en hen meenam naar de begraafplaats om hen te laten zien wie hij allemaal had vermoord. Je zou gek worden als je probeerde de logica te begrijpen van wat er in Colombia gebeurt.

Javier Peña (r) en Steve Murphy.

En het werd nog veel gekker. Een paar jaar geleden werd generaal Miguel Maza Márquez, die een goede vriend van de DEA was tijdens onze jacht op Escobar en die de leiding had over de nu opgeheven DAS – het Colombiaanse equivalent van de FBI – schuldig bevonden aan de moord op Galán. Ik was woedend toen ik hoorde dat hij was gearresteerd voor het verminderen van het aantal beveiligers rond Galán net voordat deze werd vermoord. Ik weet niet waarom hij deze verandering in de beveiliging rond Galán aanbracht, maar ik weet vrij zeker dat het niet was bedoeld om hem te laten vermoorden. Niemand was meer toegewijd aan het gevecht tegen Escobar dan Maza, die zeven verschillende aanslagen op zijn leven door het Medellín-kartel had overleefd, waaronder een autobom die vlak bij zijn kantoor in Bogotá was ontploft.

Kort nadat hij in de zomer van 1994 de regering verliet, ging procureur-generaal Gustavo de Greiff op een internationale toespraaktournee waarin hij aandrong op het einde van de wereldwijde war on drugs. De man die verantwoordelijk was voor het vervolgen van de cocaïnekartels van Colombia wilde nu drugs legaliseren! Ik heb je al gezegd dat we Colombia wel nooit zouden begrijpen. En al helemaal niet De Greiff, wiens beslissing om te onderhandelen met een moordenaar als Escobar de oorlog tegen hem verlengde en tot de dood van duizenden onschuldige slachtoffers leidde.’

DE CONSUMPTIE VAN ­ILLEGALE DRUGS IS EEN WERELDWIJD PROBLEEM. WE MOETEN MENSEN BETER HELPEN OM HEN TE DOORDRINGEN VAN DE GEVAREN VAN DRUGS­ GEBRUIK

PEÑA

Een zaak voor iedereen

‘Maar hij heeft wel een punt wat betreft de war on drugs. Ondanks de miljarden die zijn opzijgelegd voor ordehandhaving en gewassenvervanging om arme boeren te helpen zich terug te trekken uit de lucratieve cocateelt, is een groot deel van deze oorlog een mislukking geweest. Onlangs zag ik statistieken samengesteld door de Verenigde Naties waaruit bleek dat Colombia in 2017 een recordniveau aan cocateelt kende. Er werd genoeg coca geproduceerd om meer dan 1300 ton cocaïne te maken, een toename van meer dan 30 procent vergeleken met de oogst van het jaar ervoor, volgens het Office on Drugs and Crime van de VN in Colombia.

De consumptie van illegale drugs is een wereldwijd probleem. Er zijn handelaren die de kans afwachten om hogerop te komen en geld te verdienen, zonder dat het hun kan schelen wie er sterft door het gebruik ervan of vermoord wordt omdat ze de handel belemmerden. We hebben over de hele wereld een betere handhaving nodig om diegenen te arresteren die verantwoordelijk zijn voor het versturen van deze dodelijke producten. Het ergste waarmee je een buitenlandse drugshandelaar kunt bedreigen is uitwijzing naar de Verenigde Staten. Maar we moeten de prioriteiten van sociale educatie in het achterhoofd houden, en we moeten mensen beter helpen om hen te doordringen van de gevaren van drugsgebruik.

Het optrekje van Pablo Escobar.

Ik zal altijd onthouden dat Pablo Escobar bordjes had hangen in zijn cocaïnelaboratoria in het oerwoud waarop stond: “Als je wordt betrapt op gebruik van het product, vermoord ik je.” Toegegeven, dat was een beetje té, maar Escobars verordening was een geweldige boodschap. Als samenleving moeten we strenger optreden tegen drugs. We moeten de educatie over de gevaren van verslaving verbeteren. We moeten programma’s als Drug Abuse Resistance Education (educatie over weerstand tegen drugsmisbruik) versterken, waarin schoolkinderen leren over het gevaar van drugsmisbruik en het deel uitmaken van bendes. Maar we kunnen dit niet alleen aan het schoolsysteem overlaten; bewustzijn van drugs moet allesomvattend zijn. Het moet worden gekweekt in religieuze groeperingen en in het gezin. Het is een zaak voor iedereen en een probleem voor iedereen.’

Steve Murphy: ‘Ik ben niet bij de politie gegaan om medailles te winnen, en we doen ons werk niet om speciale erkenning te krijgen. Net als Javier was ik uiterst vereerd om in Colombia erkend te worden met de onderscheiding van de nationale politie, maar ik was nogal ontzet toen de dood van ’s werelds meest gezochte man niet eens op de voorpagina van DEA World was gekomen, ons tweemaandelijkse interne orgaan, waarvan de redactie in Washington zetelt. We kregen een bescheiden bespreking in dat tijdschrift, en onze baas Joe Toft beloofde dat hij ons zou nomineren voor de Distinguished Service Award van de minister van Justitie, een van de meest prestigieuze onderscheidingen in de ordehandhaving van de Verenigde Staten. Op basis van onze rapporten schreef hij aanbevelingen terwijl Javier en ik nog in Colombia waren, maar de aanbevelingen werden erg laat ingediend en het departement van de minister van Justitie in Washington wilde ze niet accepteren. Tegen die tijd waren Javier en ik alweer overgeplaatst naar de Verenigde Staten en was Toft al met pensioen. Onze eerste- en tweedegraads leidinggevenden, die nog steeds in Bogota waren, beloofden ons dat ze voor de verdere afwikkeling zouden zorgen en het jaar daarop, in 1995, de aanbeveling opnieuw zouden indienen. Het verslag werd ten slotte ingediend bij de minister van Justitie, maar de namen waren veranderd in die van onze leidinggevenden. Het was moeilijk voor ons om niet het gevoel te hebben dat we zojuist uit de geschiedenis waren geschreven.’

300.000 dollar op ons hoofd

‘In juni 1995 reikte de toenmalige minister van Justitie Janet Reno de op een na hoogste onderscheiding voor een medewerker van het ministerie van Justitie uit aan onze leidinggevenden bij de DEA. “Voor hun toegewijde, krachtige inspanningen onder gevaarlijke en vijandelijke omstandigheden in het achttien maanden durende onderzoek en de tweede aanhouding van Pablo Escobar Gaviria. Hun op emotioneel en lichamelijk vlak uitputtende dagelijkse leiding van de zaak leidde uiteindelijk tot de dood van Escobar en zijn moordzuchtige partners van het Medellín-kartel, waardoor er een eind is gekomen aan het Medellín-kartel en zijn schrikbewind over Colombia,” zei Reno.

Agenten op patrouille in de buurt van het huis van José Gonzalo Rodríguez Gacha, de rechterhand van Escobar.

De twee mannen waren voortreffelijke politieagenten met een hele hoop ervaring. Een van hen had geholpen de rechtszaak aan te spannen van de Amerikaanse regering tegen Carlos Lehder, het enige lid van het Medellín-kartel dat werd uitgewezen naar de Verenigde Staten en daar werd veroordeeld. Maar ze waren nauwelijks in Medellín geweest. Zij hadden niet dag in, dag uit gewoond in de barakken van de Colombiaanse nationale politie (PNC) die vergeven waren van de muskieten, waar het Bloque de Búsqueda was gevestigd. Ze deden goed werk in de ambassade in Bogota, maar het waren Javier en ik die de soldaten aan de frontlinie waren geweest in Amerika’s oorlog tegen drugs. Wij waren de gringos met de prijs van 300.000 dollar op ons hoofd – de geheime doelwitten die Escobars leger van jonge huurmoordenaars heel graag had willen doden.’

Kogels om de oren

‘Nadat we in de Verenigde Staten waren teruggekeerd, vroegen veel mensen ons hoe we het jaar in Colombia hadden overleefd onder zoveel druk en angst. Ik denk dat we erin slaagden te overleven met zoveel gruwelijkheden om ons heen omdat we vastberaden waren om de wereld te verlossen van de boosaardige Escobar. En ik moet zeggen dat het ons geloof in God was dat ons in onze strijd overeind hield. Net als de koene ridders van vroeger tijden maakten we deel uit van Gods leger en geloofden we in zeker opzicht dat hij een plan voor ons had. En dat plan was niet dat we zouden sterven in Colombia. We wisten ook dat we werden gedekt door de DEA, in het bijzonder na de marteling van en de moord op onze voormalige DEA-collega Enrique “Kiki” Camarena Salazar in Mexico in 1985. De Amerikaanse regering reageerde snel en genadeloos toen hij was vermoord door handlangers van de Mexicaanse drugsbaron Miguel Ángel Félix Gallardo. Ze gingen achter de mannen aan die Kiki op brute wijze hadden ontvoerd en hem hadden geïnjecteerd met amfetamines, zodat hij bij bewustzijn bleef terwijl ze hem meer dan dertig uur martelden voordat ze hem doodden.

Emotionele taferelen rond de kist van Pablo Escobar.

Ergens moest Escobar hebben beseft dat als hij rechtstreeks en doelbewust op Javier en mij zou jagen, de Amerikaanse regering sancties en beperkingen zou opleggen die zijn drugshandelsactiviteiten en de toestroom van miljarden dollars aan inkomsten daadwerkelijk zouden stilleggen of ernstig zouden belemmeren. In dit geval was de winst voor Escobar waarschijnlijk belangrijker dan de moord op twee DEA-agenten. Javier en ik wisten ook dat de keurtroepen van de Colombiaanse politie – de mannen van de PNC en de Dirección Central de Policía Judiciale Inteligencia die we zo goed hadden leren kennen – die bezig waren met de zoektocht naar Escobar, ons altijd dekten. Zij zijn de mensen met wie we informatie deelden, met wie we samenwoonden, met wie we aten en met wie we een aantal van dezelfde gevaarlijke situaties deelden. We vertrouwden hun ons leven toe. Toen de kogels ons om de oren begonnen te vliegen, wisten we dat deze mannen pal voor ons zouden staan en niet zouden wegrennen om het vege lijf te redden. Maar vanwege het wederzijds respect dat we voor elkaar ontwikkelden, wisten zij dat wij ook naast hen zouden staan en ook zouden vechten.’

Twee jongens uit de provincie

‘Nadat Escobar was gedood, splitsten de wegen van Javier en mij. Javier bracht wat tijd door in Puerto Rico met het achternazitten van een andere groep drugshandelaren en keerde uiteindelijk terug naar Colombia om zich te richten op het Cali-kartel, dat belangrijker was geworden nadat Escobar uit beeld was verdwenen. In de zomer van 1994 vertrok ik met mijn jonge gezin uit Colombia en kreeg ik aanstellingen in Greensboro, North Carolina, Atlanta en Washington.

Jarenlang zwegen we over onze rol in een van ’s werelds grootste klopjachten. We gaven geen commentaar, zelfs niet als een stortvloed aan persberichten en boeken abusievelijk anderen de eer gaven van de dood van Escobar. Eén auteur beschuldigde ons er zelfs van dat we hadden samengewerkt met Los Pepes, de moordzuchtige Colombiaanse burgerwacht die Escobar had opgejaagd tijdens het staartje van de tweede klopjacht. Ook al was het gewoon niet waar, toch hielden we onze mond. Dat soort beheersing is iets wat je leert als je een groot deel van je werkende leven undercover doorbrengt. Je maakt geen contact; je doet gewoon je werk.

JARENLANG ZWEGEN WE OVER ONZE ROL IN EEN VAN ’S WERELDS GROOTSTE KLOPJACHTEN, TOT ­NETFLIX ONS OM HULP VROEG BIJ HET SAMEN­ STELLEN VAN NARCOS

MURPHY

Jarenlang deden we gewoon ons werk, gewijd aan het verlossen van de wereld van de gesel van drugshandelaren. En toen, zes jaar geleden, bevonden we ons plotseling in de internationale schijnwerpers toen Netf lix ons om hulp vroeg bij het samenstellen van Narcos. Ons werk aan de zaak-Escobar werd eindelijk aan de wereld getoond, ook al was het met enige dichterlijke vrijheid van de schrijvers en producers van wat een uiterst populaire serie is geworden.

Allebei moeten we onszelf nog altijd even knijpen om te geloven dat we hebben meegedaan aan de jacht op Escobar. Eigenlijk waren we gewoon twee jongens uit de provincie die de kans kregen om aan de zaak van ons leven te werken: om frontsoldaten te zijn in de grootste klopjacht in de geschiedenis.’ 

Premium
Je hebt zojuist een premium artikel gelezen.

Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?

Abonneer nu en profiteer!

Probeer direct
Oorlog
  • Getty, HH