James Worthy

James Worthy: 'Mijn buurman en buurvrouw hadden geregeld ruzie over een kraai'

‘De buurvrouw was van mening dat kraaien ongeluk brengen en dat ze de cheerleaders van de dood zijn’

James Worthy

Mijn buurman was bevriend met een kraai. Als hij op zijn balkon stond te roken, kwam de kraai op de met kerstlichtjes versierde balustrade zitten. Mijn buurman en buurvrouw hadden geregeld ruzie over de gevederde bezoeker. De buurvrouw was van mening dat kraaien ongeluk brengen en dat ze de cheerleaders van de dood zijn. ‘Ik begrijp niet hoe je een complete vogelsoort af kunt serveren vanwege bijgeloof,’ schreeuwde de buurman dan.

‘Het is geen bijgeloof. Je weet wat er met mijn nichtje Beppie is gebeurd. Die lag in het ziekenhuis met een huis-tuin-en-keuken longontsteking, maar toen zag ze opeens een kraai langsvliegen. Drie weken later was ze dood.’

‘Wij mensen geven allemaal onnatuurlijke krachten aan dieren. Het is waanzin. Kraaien zijn gewoon dingen met veren. Ze helpen niet met het ontwikkelen van je derde oog en ze zijn zeker niet de boodschappers van Magere Hein. Weet je wat kraaien wel zijn? Kraaien zijn bijzonder sociaal en heel intelligent,’ zei de buurman.

‘Misschien kan jouw kraai ons dan helpen met de belastingaangifte.’

‘Ik vind dit zo jammer. Jij zegt altijd tegen me dat ik meer met mijn vrienden moet doen. Deze kraai is mijn vriend. Hij begrijpt me.’

‘Hij begrijpt je, Fred? Als jij een som was geweest, was je 1+1. Je bent niet zo heel ingewikkeld.’

De buurman pakte mopperend een pakje sigaretten van de koelkast af en liep het balkon op. Nog voordat hij de sigaret had aangestoken, zat de kraai naast hem. ‘Je bent een prachtig beest. Mijn onbegrepen vogel. Je bent zonder medeweten door yogajunkies en tarotzakken gekaapt. Al dat gelul over totemdieren en dat jij het symbool voor scheppingsvermogen bent. Je hebt al die onzin niet nodig, je bent van jezelf al magisch genoeg.’

De kraai zei niets terug, maar schoof langzaam naar de buurman toe. Zijn pootjes tikten op de aluminium balustrade. Het klonk alsof hij een brief op een vooroorlogse typemachine aan het schrijven was. ‘Dat beest moet echt weg! Ik vertrouw kraaien niet,’ schreeuwde de buurvrouw door de balkondeuren heen.

De buurman fluisterde lieve dingen in de richting van het gitzwarte schepsel. ‘Je bent van harte welkom op mijn balkon, kraai. Ik weet dat je in vrede komt. Mijn vrouw heeft zich helaas laten brainwashen door folklore. Jij hebt niets met de dood te maken, maar alles met het leven. Ik vertrouw je en jij lijkt mij ook te vertrouwen. Wil je een pinda, jongen?’

De kraai sprong op het tafeltje en nam plaats naast de overvolle asbak. De buurman legde twee pinda’s neer. Ik had hem nog nooit zo gelukkig gezien.

Een week later stonden er twee lijkwagens in de straat.