Luuk Koelman

Luuk Koelman: 'Zelensky heeft inmiddels binnen de elite-eenheid de bijnaam ‘Pinokkio’ gekregen'

'De kloof tussen Oekraïense militairen en de elite wordt steeds groter en groter'

Luuk Koelman

De vroege winter van 2024. De Amerikaanse oorlogsverslaggever Luke Mogelson, schrijvend voor The New Yorker, volgt twee weken lang een speciale Oekraïense aanvalseenheid, in het oosten van het land. Hij is erbij als de commandant (codenaam: Perun) het bevel krijgt om het dorpje Tabaivka te heroveren op de oprukkende Russen.

Terwijl zijn mannen voorbereidingen treffen, praten ze honderduit met Mogelson. Eindelijk iemand die hun verhalen optekent, het lijden, de strijd. Zíj zijn immers degenen die – letterlijk – elke dag kunnen sneuvelen. Niet de generaals, persofficieren en politici.

De militairen die Mogelson spreekt, zijn bijna allemaal afkomstig uit de kansarme milieus in de kleinere dorpen. Want vooral daar ronselen de Oekraïense mobilisatieambtenaren. De steden waar de elite woont (Kiev, Lviv en Odesa), worden grotendeels met rust gelaten. Het is een kloof tussen twee werelden die groter en groter wordt.

De mannen spuwen hun gal. De Oekraïense generaals beginnen steeds meer op hun Russische collega’s te lijken. ‘Ze gooien massa’s mannen in frontale aanvallen.’ Ook Zelensky moet het ontgelden. Hij heeft binnen de elite-eenheid de bijnaam ‘Pinokkio’, vanwege zijn claim dat ‘slechts’ 31.000 Oekraïense militairen zouden zijn gesneuveld. Een pelotonscommandant schampert: ‘Iedereen sterft hier. De goeden blijven in onze herinnering. De rest verdwijnt in het niets.’ Ja, na twee jaar oorlog is de eenheid volledig uitgeput.

Maar het in puin geschoten dorpje wacht. Onder dekking van een nachtelijke sneeuwstorm sluipen de militairen in kleine groepjes Tabaivka binnen. Twee rijen bomen, driehonderd meter van elkaar verwijderd. De ene rij in Russische handen, de andere in Oekraïense. Dat is de frontlinie. De bloedige slag om het dorpje duurt uiteindelijk zeven volle dagen. Een onvervalste hel. Zoveel doden, stapels mannen.

Dan is Tabaivka heroverd. Maar voor hoelang? De Oekraïense dienstplichtigen die de elite-eenheid enkele dagen later komen aflossen, zijn allemaal arbeiders. Mannen met vrouw en kinderen thuis. Wat kun je in alle redelijkheid van hen verwachten? Niemand wil sneuvelen in Tabaivka.

Perun schudt zijn hoofd: ‘De samenleving kent onze problemen niet.’ Zelensky en zijn regering scheppen volgens hem veel te hoge verwachtingen. De minister van Buitenlandse Zaken die in een interview met het Amerikaanse ABC News roept: ‘Als we geen wapens meer hebben, dan vechten wij verder met schoppen!’

Perun zwijgt geërgerd. Mogelson begrijpt direct waarom. Voor politici bestaat helemaal geen ‘wij’, want zij hoeven niet te vechten, nooit.

Dus is het woord ‘onderhandelen’ taboe in Kiev. In plaats daarvan is het in de hoofdstad een komen en gaan van westerse ondernemers en politici. Ze hangen rond in de chique hotels, restaurants en hipsterbars. Overal luxe sedans en gepantserde SUV’s.

Ver weg, in het verre oosten van Oekraïne, pakken Perun en zijn mannen intussen hun plunjezakken en wapens. Ze moeten weer verder. Waar naartoe? Overal. Elke plek waar de frontlinie dreigt te bezwijken. ‘We verliezen. Niet heel snel, maar gestaag,’ zegt Perun bij het afscheid. ‘En met voldoende westerse wapens?’ wil Mogelson weten. ‘Hooguit een patstelling. Tot we geen soldaat meer over hebben.’

En daar gaan ze. De elite-eenheid laat Tabaivka achter zich. Het dorpje dat enkele weken later, wanneer Mogelsons artikel in The New Yorker verschijnt, weer grotendeels in Russische handen is.