Premium

Rapper Extince (57): 'Qua skills vind ik mezelf zeker niet minder dan Eminem’

Extince scoorde verschillende hits als Spraakwater, Kaal of kammen en Viervoeter. Inmiddels staat de rapper al zo'n 40 jaar (!) op het podium en nog altijd weet hij zijn brood te verdienen met zijn soepele flow en zachte g.  

Extince

Nieuwe Revu ontmoet Extince
Waar? Restaurant De Peer in Breda. Iets gedronken? Paar cappucino’s en wat bronwater. Verder nog iets? Na het interview kreeg de journalist twee vinylsingles van Extince: re-releases van Viervoeters en Spraakwater. ‘Bij wijze van steekpenning.’

Toen ik je belde om deze afspraak te maken, noemde je jezelf Extince. Is er überhaupt nog iemand die jou Peter noemt?
‘Ja, mijn ouders, dat is het wel zo’n beetje. Er zijn wel mensen die weten dat ik Peter heet en dan denken dat ik het op prijs stel als ze me zo noemen – wat prima is – maar ik ben gewoon Extince. Honderd procent.’

Goeie telefoon trouwens, zo’n ouwe Nokia.
‘Ja man, die heb ik nooit weggegooid. En het is niet dat ik er per se zuinig op ben – ik heb dat ding in een verhit gesprek weleens tegen een muur gegooid – maar hij gaat gewoon niet kapot. Valt in drie delen uiteen en die delen zet je zo weer in elkaar. En die batterij hoef ik maar één keer in de week op te laden. Ik heb wel een iPhone, want soms kom je er niet onderuit, maar als het even kan laat ik die thuis. Ik pak steeds meer wifivrije dagen.’

‘Ik deed gewoon mee aan De Soundmixshow van Henny Huisman. Rapte ik Go See the Doctor van Kool Moe Dee.

Je zit inmiddels bijna veertig jaar in het vak, maar je lijkt wat minder zichtbaar dan voorheen. Waar houd jij je mee bezig?
‘Toch nog gewoon hetzelfde, man. In december 2019 ben ik gestopt bij Top Notch, de platenmaatschappij van Kees de Koning. Ik zat er 25 jaar. Ik heb iets met cijfers en vond dit een mooi rond getal, het was goed zo. Precies twee maanden later zaten we met corona, die lockdowns. Het was ineens onmogelijk om artiest te zijn en omdat ik niet meer bij Top Notch zat, ging al mijn muziek offline. Het voelde alsof ik uitgelogd was. Klinkt misschien gek, maar er viel een last van mijn schouders. Ik dacht: man, ik wil dit forever, dat gevoel van uitgelogd zijn. Uiteindelijk ben ik in die periode een eigen uitgeverijtje begonnen – spraakwater25.nl –, ook omdat mijn grootste hits Spraakwater en Kaal of kammen destijds de 25 jaar aantikten. Ging ik zelf jubileumsingletjes en T-shirts verkopen. Ik kon niet geloven hoe blij de fans waren, ze vonden het zó tof. Dus dat doe ik nu nog steeds. En ik sta sinds een aantal jaar ook op vinylmarkten van Record Planet. Met een eigen kraam, alsof ik sinaasappels verkoop. Echt supertof om te doen, want mensen komen van heinde en verre om een bakkie te doen, een praatje te maken of een single te kopen.’

Mooi beeld, Extince die met een busje vol vinyl door het land rijdt.
‘Echt hè. En ik hoor dus van die organisaties dat ik de enige recording artist ben die dit doet. Vinden ze leuk, ook in de hoop dat ik een wat jonger publiek trek. Op die beurzen zie je namelijk toch een hoog Beatles- en Rolling Stones-gehalte – zeggen sommigen mensen hè, niet ik. Ik doe dat trouwens met Roderik van Dutch Gems, die gast heeft zo’n beetje de hele catalogus van Nederlandse hiphop op vinyl. Samen rijden we het land door.’

Kun je daar een beetje van rondkomen?
‘Jawel jawel, dit gaat best ergens over. Want leuk, die streams, maar daarmee verdien je 0,001 cent per luisterbeurt. Voor zo’n singletje betaal je toch 17,50 euro. Daar moet je flink wat voor streamen. Dus dat is best oké. Daarnaast sta ik op het podium met viervoudig Nederlands dj-kampioen DJ DNS. Dus ik kan me redelijk staande houden. Mensen zien vaak maar twee categorieën artiesten: de Jay-Z’s van de wereld en degenen die het niet gehaald hebben. Maar er is ook een groep die daar tussenin zit – mensen zoals ik. Wij zijn niet per se supercommercieel, maar we leggen brood op de plank en we zijn gelukkig. Weet je wat ik bedoel?’

Treed je nog veel op?
‘Dat is heel verschillend. Toevallig zijn er net een paar optredens verschoven naar later dit jaar, dus het is deze maand even rustig, maar laatst had ik twee festivals op één dag. En ik doe ook besloten gelegenheden: bedrijfsfeestjes, trouwerijen, alles kan. We zijn gewoon te boeken.’

Voor de mensen die het even niet meer weten: hoe is jouw carrière begonnen?
‘Hiphop was de trigger. Daarvoor was ik minder met muziek bezig en de dingen die ik luisterde waren vooral rock: Kiss, The Police, Creedence Clearwater Revival. Tot ik de lp van Grandmaster Flash and The Furious Five tegenkwam: The Message. He-le-maal grijsgedraaid. Zo rond die tijd kwamen er ook ineens 12-inches. Ik kende alleen singletjes en lp’s, dit was nieuw. In een platenzaak vroeg ik hoe het zat. Een lange versie van een nummer op de ene kant, zei die gast, en vaak een instrumentale versie op de andere kant. Het volume scheen ook hoger te zijn dan die van een singletje. Ik vond het heel vet, vooral omdat ik dankzij die instrumentals nu kon meerappen.

Niet dat ik goed Engels kon, ik deed het gewoon fonetisch. Het ging me om de flow, die instrumentals trokken de woorden uit mijn mond. Wauw, alsof ik leerde lopen. Dus ging ik alleen maar op zoek naar 12-inches met instrumentals. Begin jaren tachtig was dit, ik woonde nog in Oosterhout, kon geen beats maken en kende ook niemand die dat wel kon. Dus die instrumentals waren dé uitkomst. Zo ben ik erin gerold, als fan van de muziek, net als veel andere Nederlandse jongens van het eerste uur. We accepteerden dat wat er in Amerika gebeurde hier niet kon. Het was te niche, een subcultuur. Je had een hoop lol met je homies, die waren down met jou, maar tante Truus aan de overkant van de straat begreep er niks van. Dat was oké, we didn’t care, als we maar op een podium konden staan. Ik deed gewoon mee aan De Soundmixshow van Henny Huisman. Rapte ik Go See the Doctor van Kool Moe Dee. Ik leek niet op die man, dus ik won niet, maar ik vond het gewoon tof om te doen.’

Tot je op een gegeven moment mensen tegenkwam die wel beats konden maken.
‘Ja, en ik kon het zelf uiteindelijk ook, want ik kocht een Roland 808 en een 909, de beste drumcomputers die er zijn. Voor hiphop gebruik je voornamelijk die 808, de 909 is meer voor techno – die laatste is ook een stuk ingewikkelder, de 808 is daarbij vergeleken echt een blokkendoos. Maar wel eentje met een ontzettend dikke bas. Zo begon ik eind jaren tachtig ineens zelf nummers te maken. Zo’n toffe tijd was dat.’

In die eerste jaren rapte je in het Engels.
‘Ja, want ik wilde naar Amerika, ik wilde doen wat ze daar deden. Amerika was het mekka als het aankwam op die muziek. Dus ik moest wel in het Engels rappen.’

‘Sta je op dat podium te rappen en zie je Ice-T, Grandmaster Caz en die jongens van Rock Steady Crew in de crowd staan’

Dat leidde begin jaren negentig uiteindelijk tot een paar optredens in New York.
‘Ja, met Skate the Great. Dat kwam door Ringo the Rampage – rest in peace. Samen met Skate en wat andere jongens was hij Next Chapter, een Engelstalige rapgroep uit Breda. Die gasten waren vrij ver voor Nederlandse begrippen, dat was wel next level toen. Je had in die dagen nog Stichting Popmuziek Nederland, een organisatie die artiesten zonder platenlabel ondersteuning gaf en promootte – ook in het buitenland. Een paar van die bands, onder wie dus Next Chapter, mocht daarom naar het New Music Festival in New York. Maar Ringo kon niet mee, die man had toen al een kleine boy rondlopen, anderhalf jaar oud. Hij wilde niet, kon niet. Toen heeft Skate mij gevraagd. Dat hoefde hij geen twee keer te vragen. Dat was een hoogtepunt, niet normaal. Sta je op dat podium te rappen en zie je Ice-T, Grandmaster Caz en die jongens van Rock Steady Crew in de crowd staan. Beter gaat het niet worden, dacht ik, dit vergeet je nooit meer.’

Ik begreep dat die carrière in Amerika uiteindelijk niet doorging omdat je green green card kreeg.
‘Weet je, ik heb toevallig twee neven die – op een heel ander vakgebied – succesvol werkzaam zijn in Amerika. Als jij iets ter tafel kan brengen waar ze daar op zitten te wachten of wat ze daar niet hebben, dan heb je zo een green card. Maar rappers, die hadden ze daar al, snap je wat ik bedoel? Aan de andere kant merkte ik wel hoe gretig de industrie destijds op zoek was naar witte rappers – dit was nog pre-Eminem. Daarom zat ik waarschijnlijk op een gegeven moment gewoon te praten met de zus van Tommy Mottola – die grote man van Sony Music, ooit getrouwd met Mariah Carey. Michael Jackson noemde hem the devil, maar dat terzijde. Zat ik daar, op de 68ste verdieping van zo’n wolkenkrabber in New York, keiharde airco aan.

Het gesprek duurde niet lang. Ik hoorde van de persoon die het geregeld had dat dat vooral kwam omdat ik daar gewoon ongeschoren en in een korte broek aan kwam zetten. Kan niet, zei hij, dit is New York: be prepared, work out, get a tan, want je kunt hier op elk moment iedereen tegenkomen. Is ook echt zo, ik kwam alleen al in dat gebouw Robert De Niro en Al Pacino tegen. Maar ik was er oké mee, want die mensen van Sony zagen de dingen die ik gemaakt had meer als demo’s, terwijl ze voor mij gewoon definitief waren. Ik ben een jaar later nog wel een keer teruggegaan, maar toen was ik inmiddels zelf ook papa geworden en ik had het jaar daarna ineens ook Nederlandstalige hits. Ik had zoiets: het is goed zo, ik doe dit al tien jaar, tijd voor iets nieuws. En New York kon altijd nog. Maar ja, toen kwam Eminem. Ze hadden hem toch gevonden, die witte rapper met skills.’

Als dat gesprek met die zus goed was gegaan, had jij dat dan kunnen zijn, die witte rapper met skills?
‘Ik vind mezelf qua skills zeker niet minder dan Eminem, maar hiphop is zo gebaseerd op de Amerikaanse samenleving en mijn Engels was gewoon niet compleet genoeg. Ik leerde het door de ondertitels van films en series te lezen, dus ik kon – en kan – een Amerikaan er nooit zomaar uit rappen. Dan had ik me daar moeten vestigen en er minimaal vijf jaar moeten wonen, die hele wereld daar omarmen. Aan de andere kant zijn er daar nu ook gasten die met een accent rappen, dus ja, het had wellicht toch zomaar gekund...’

Wanneer besloot je in het Nederlands te gaan rappen?
‘Ik hoorde op een gegeven moment Disco Dream, een nummer van The Mean Machine. Op die track werd in het Spaans gerapt. Ik dacht: dat kan dus ook... En als dat kon, dan kon het dus ook in het Nederlands. Ik twijfelde in eerste instantie nog wel, want als ik bekend zou worden, zou dat alleen in Nederland zijn, maar ik begon hier en daar al wat dingetjes in het Nederlands te doen: een jingle voor een lokale Oosterhoutse radiopiraat, een optreden bij die tv-show van Paul de Leeuw waar ik iets in het Nederlands moest doen; dat soort dingen. En toen vroeg Def P van Osdorp Posse me of ik iets met hun wilde doen. Hij had me gezien in Paradiso, in het voorprogramma van Gang Starr bestaande uit Guru en DJ Premier. Vond ie een toffe show, zei hij, en dat ze binnenkort weer de studio in gingen om nieuwe schijt te kicken. Of ik zin had om mee te doen. Ik snapte die vraag niet, want ik deed Engelstalig, dat was mijn state of mind. Maar hij haalde me over en zo is die Nederlandse carrière min of meer begonnen.’

‘Op dat ene coupletje met Osdorp Posse kwam meer respons dan op alle muziek die ik de tien jaar daarvoor had gemaakt’

Je was de eerste rapper met een zachte g, wat toen best wel een dingetje was. Heb je daarover getwijfeld?
‘Ja man, dat was een andere tijd. In Amerika kwam hiphop uit New York, in Nederland kwam het uit Amsterdam en/of Rotterdam, maar in ieder geval niet uit de provincie. Dat het toch goed viel, daar kan ik geen credits voor in ontvangst nemen. Dat is gewoon wie ik ben, dit is mijn accent, daar heb ik nul komma nul moeite voor hoeven doen. En als ik eerlijk ben, had ik die zachte g het liefst weggemoffeld. Kijk maar eens naar oude interviews: ik probeer daarin vaak een soort van harde g en rollende r te laten horen. Ik voelde me een tijdlang ook een eenling in de grote stad – ik verhuisde uiteindelijk naar Amsterdam, heb daar twintig jaar gewoond. Niemand had daar destijds een Brabants accent, ik was een outsider. Ik wilde niet uitgelachen worden, was bang dat dat zou gebeuren.’

Dat gebeurde niet. Integendeel.
‘Toch was het spannend, want die Engelstalige periode liep op zijn eind, ik was inmiddels vader en moest toch een inkomen hebben. Ik had rustig door kunnen gaan met scratchen op mijn slaapkamertje, daar lag het niet aan. Ik was gelukkig met mijn platencollectie, draaitafel en drumcomputers. Beetje muziek luisteren, mixen, cassettebandjes maken. Maar dat leverde geen geld op, want hiphop werd hier in Nederland toen nog niet als volwassen muziek gezien. Klassiek, dat was volwassen. Dus ik had zoiets: ik heb alles uit die Engelstalige carrière gehaald wat eruit te halen valt, het is goed zo, misschien moet ik gewoon een baantje zoeken. Pompbediende, iets ongeschoolds, weet ik veel. Ik zag het gewoon niet gebeuren, een Nederlandse rapcarrière. Dat ding met Osdorp Posse deed ik dus gewoon voor de lol, leuk voor mijn kleinkinderen: kijk, opa heeft ook nog in het Nederlands gerapt. Maar daar kwamen zoveel reacties op, niet normaal. Op dat ene coupletje kwam meer respons dan op alle muziek die ik de tien jaar daarvoor had gemaakt. Dus zeiden mensen: je moet zelf nummers gaan maken. Oké, dacht ik, één nummer. Stop ik daarna wel, dan is het klaar. Maar het liep anders.’

Extince werd geen pompbediende.
‘Nee man, ik wilde nooit meer stoppen, ik wilde doorgaan. Nog steeds. Maar het was wel een gekke tijd, die overgangsfase. Want ik zat toch nog min of meer in die Engelstalige periode toen Spraakwater een hit werd. Dus hoewel ik nog vaak optrad met Skate, werden we steeds vaker geboekt vanwege het succes van Spraakwater. Dat zag je aan die crowd, die verwachtte gewoon een hele show met allemaal Spraakwater-achtige dingen. Die had ik nog niet, dus moesten ze eerst 25 minuten door Engelstalige boombap heen bijten. Want wij waanden ons stiekem nog steeds in New York, snap je. Het moest allemaal Amerikaans klinken – kijk alleen maar naar onze namen: Extince, Skate the Great. Marketingtechnisch niet echt handig als je Nederlandstalige dingen begint te maken. Dan kun je beter Boef heten, of Lange Frans – of Opgezwolle, de beste naam ooit. Uiteindelijk deden we op dat soort avonden dan maar drie keer Spraakwater achter elkaar. Zo begon het.’

En zo kwam er geld binnen.
‘Ik verdiende in mijn Engelstalige periode ook wel geld, maar als het nodig was had ik nog een uitkering waarop ik kon terugvallen. Die uitkering heb ik een maand nadat Spraakwater uitkwam stop kunnen zetten. Heb je werk gevonden, vroeg die gast achter de balie aan me. Ja man, soort van, lang verhaal. Ik moet Kees de Koning van Top Notch daar wel even wat credits voor geven, want als destijds nog jonge platenboef zei hij tegen de grote platenmaatschappijen dat hij het lekker helemaal anders ging doen. Daardoor heb ik mijn eigen muziekrechten nog steeds. Dat was even slikken voor die grote maatschappij, want dat is hun brood: degene die de studio betaalt, is namelijk eigenaar van die opname. Zo gaat dat normaliter. Maar Kees betaalde de rekening van die opnames zelf, waardoor hij de rechten had. En nadat ik bij Top Notch wegging, heeft hij al die rechten aan mij overgedragen. Dat hij me dat heeft gegund, is echt heel netjes, want commercieel was dat voor hem niet handig. Kees’ hart zit echt op de goede plek.’

Je was jong, scoorde een paar enorme hits, er kwam geld binnen, je werd beroemd. Nooit uit de bocht gevlogen?
‘Jawel, dat gebeurde soms. Geen harddrugs trouwens, dat heb ik nooit gedaan. Ik was er wel nieuwsgierig naar, maar ik ben niet gek. Je hoorde weleens van mensen die een pilletje deden en dan ineens dood op de grond lagen. En ik zag van andere middelen dat de sfeer daar ook niet gezelliger van werd. Ik was wat dat betreft ook gewoon zuinig op mezelf. Drank en softdrugs deed ik wel, maar daar ben ik mee gestopt toen mijn zoon werd geboren. Nog altijd een van de beste beslissingen in mijn leven. Maar die nineties waren een gekke tijd. Ik was jong, hield van feestjes maken en dat deed ik ook.’

Uiteindelijk leverde die lange carrière je in 2018 een Edison-oeuvreprijs op. Was dat het hoogtepunt?
‘Ik ging googelen en zag dat een hoop artiesten weliswaar een Edison hebben gepakt, maar zo’n oeuvre-award is toch wat anders. Dan kom je uit op mensen als André Hazes en Ramses Shaffy. Echt grote namen. En qua hiphop was er nog nooit iemand die hem had gepakt – alleen The Opposites hebben er naderhand eentje gekregen. Het is een zeldzaam ding, ze zijn zuinig met uitdelen, dus ik voelde me inderdaad wel heel erg gewaardeerd. On the other side vind ik het minstens zo gruwelijk dat ik op Instagram gewoon gevolgd word door Kurtis Blow en Scorpio & Rahiem van Grandmaster Flash and the Furious Five. In 1982 kocht ik Thriller van Michael Jackson en The Message van Grandmaster Flash, die twee platen staan voor mij op dezelfde hoogte. En die mannen volgen mij dan gewoon. Dat is onbeschrijfelijk. Net als mijn ontmoeting met Grandmaster Melle Mel. In 2015 was dat. Mindblowing. Dat betekent net zoveel voor mij als die award.’

Premium
Je hebt zojuist een premium artikel gelezen.

Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?

Abonneer nu en profiteer!

Probeer direct
Interview
  • Jerome de Lindt