Premium

Het beste van 2019: interview Emile Ratelband

Leon Verdonschot interviewde Emile Ratelband begin 2019 over zijn nieuwe leven in Appingedam, waar hij een eigen kerk is begonnen. Of beter gezegd: een spirituele beweging. ‘Ik denk weleens dat ik de weg kwijt ben’

Emile Ratelband

Dit interview stond eerder in Nieuwe Revu 16.

Emile Ratelband (50, volgens hemzelf) over Emile Ratelband. De héle Ratelband. ‘Tsjakka is niet dood. Het is springlevend, maar krijgt wel meer spirituele diepgang. Mensen hebben behoefte aan tsjakka.’

Emile Ratelband opent deze zaterdagochtend de deur van zijn huis in Kanne. Het is zijn tweede huis. Het eerste ligt nu nog in Appingedam, maar niet lang meer. Hij is wel klaar daar in het oosten van Groningen. Overmorgen zou het slotstuk zijn van zijn tour langs zeven door de aardbevingen getroffen Groningse gebieden. Het gaat niet door. De opkomst tijdens Ratelbands lezingen was dramatisch. Kennelijk zat het uiterste noorden van het land niet te wachten op Emile Ratelband die ze kwam vertellen dat ze moesten ophouden met zeuren en met positieve ideeën voor de regio moesten komen, waarvan het beste idee aanstaande maandag bekend zou worden gemaakt. ‘Al met al heb ik tijdens die zeven avonden, even tellen, twaalf man gehad, en dan tel ik je collega van Panorama en de fotograaf mee, plus de twee man die die journalist zelf uit de kroeg had gehaald. Tijdens een paar avonden zijn er nul mensen komen opdagen.’

Letterlijk núl?

‘Ja. Maakt voor mijn enthousiasme verder niet uit, hoor. Ik ging er gewoon tegenaan, niks aan de hand. Ik vond het vooral lullig voor de mensen van die zaaltjes, met hun extra ingeslagen koffie en koeken.’

Heb je wel goede ideeën voor de regio gehoord? Dat was immers de opzet.

‘Heel goede! De opzet was inderdaad: stop met zeiken. Ik legde die mensen uit: je focus bepaalt je denken, je denken bepaalt je stemming, je stemming bepaalt je gedrag, je gedrag teken je met verdriet, plezier of pijn. Je doet alles om plezier te krijgen of verdriet te vermijden en dat worden gewoonten. Die gewoonten vormen je karakter, je karakter is op den duur onveranderlijk want ingesleten, en dat bepaalt je noodlot, en daardoor word je voorspelbaar. Hoe kun je dat nou veranderen? Alleen door een goed omlijnd doel te hebben, maar dat leidt tot weerstand in je kop en in je lijf, en daarom moet je je eigen karakter overwinnen en je gewoontes bestrijden en je gedrag veranderen, en word je bewust competent en verandert je stemming en daardoor je gevoel en daardoor je denken.’

En dit legde je dan uit, maar dan veel langer, aan één boze Groninger in een verder lege zaal?

‘Ja, en die vonden het allemaal maar gewoon één grote klotezooi en de schuld van de NAM. Maar toch kwamen er goede ideeën binnen. Eén vent stelde Disneyland naar Groningen te halen. Hartstikke goed idee. Kan ook Walibi zijn, of een nieuw soort pretpark. En natuurlijk, er is altijd een reden om het niet te doen. Maar dan gebeurt er dus niks.’

Schrok je van de stemming die je daar aantrof?

‘Ik ben eigenlijk altijd opgewekt en vrolijk, altijd in voor een praatje. In deze regio stond zelfs in de supermarkt de muziek niet aan. Alsof je op een begrafenis bent.’

Ik ben in Appingedam een eigen kerk begonnen. Of beter gezegd: een spirituele beweging. Maar dat was het niet helemaal, er kwamen foute mensen op af

Er lijkt dan ook geen groter contrast denkbaar dan dat tussen de Groningse volksaard en jouw karakter. Hoe kwam je in Appingedam terecht?

‘Ik ben in het klooster in Thailand geweest, waar ik onder begeleiding van een monnik terugging in vorige levens. Ik heb veel aan mezelf gewerkt, dus ging snel door al die levens heen. Maar wat ik niet had verwerkt was dit: mijn moeder is geboren uit een halve Chinees en een man uit Zuid-broek. Met mijn moeder en die man, mijn opa dus, ben ik er in 1955 geweest. Ik voel nog de houten bankjes van die trein, eerst naar Zwolle, toen naar Appingedam, waar we werden opgehaald met een of andere boerenwagen. Ik had een heel slechte verhouding met mijn opa. Hij had een hekel aan mij, althans zo beleefde ik dat. In dat klooster in Thailand kwam hij opeens terug, en kreeg ik de gewaarwording dat het anders was geweest dan ik me altijd had voorgesteld. Dan ik het mezelf had verkocht. Toen ik uit dat klooster en uit Thailand kwam, ben ik naar Zuiderbroek gegaan, op zoek naar zijn graf. Dat was er niet, maar wel dat van zijn ouders. Toen ik door het dorp liep, kwamen er allemaal dingen van vroeger terug. Het klinkt misschien een beetje raar, maar ik dacht: ik moet hier misschien iets. Via een connectie in Paterswolde kwam ik zo in Appingedam terecht, waar ik voor een jaar een landgoedje kon huren, dus ik heb het hele zooitje opgepakt en heb dat daarheen verhuisd. En kwam ik daar in een wat rustiger vaarwater terecht, al zou je dat misschien niet zeggen. Ik ben er ook een eigen kerk begonnen. Of beter gezegd: een spirituele beweging. Maar dat was het niet helemaal. Er kwamen foute mensen op af.’

Foute mensen?

‘Nou ja, niet helemaal mijn type mensen dan. Ik ben natuurlijk een beetje een rare kwibus. Wat ik ook zeg, het gaat uiteindelijk toch om mijn persoon, zowel voor mensen die graag als niet graag in mijn buurt zijn.’

Op een bijeenkomst van je die ik bezocht, leken er mensen op af te komen die nogal zoekende waren, ook in spiritueel opzicht. En die een andere taal spraken dan jouw taal, waaruit ook decennia aan speeches en seminars in het bedrijfsleven doorklinken.

‘Dat klopt. Na een keer of vier heb ik mijn verhaal aangepast en ging het al iets beter, maar ik bleef het gevoel houden dat veel van die mensen vastzaten in een soort kokervisie. Ik vind het droevig als mensen de moed opgeven. Ik zeg niet: verrek dan maar. Maar ik zeg wel: zoek het dan zelf maar uit. Want ik wil resultaat zien. Ik ben heel empathisch, maar ik wil wel dat er iets gebéurt.’

Vond je het jammer dat je niet de gehoopte klik had met die mensen?

‘Nee, want uiteindelijk doe ik het allemaal voor mezelf. En dat is geen poging tot reframen, het is echt zo. Ik doe het om er zelf van te leren, en wat ik heb geleerd ik dat ik niet volledig afstand moet nemen van mijn positieve tsjakka-verhaal. Tsjakka is niet dood maar springlevend, maar krijgt wel meer spirituele diepgang.’

Tsjakra?

“Nee, dan denken mensen te veel aan die zwevers.’

Je bent de wereld rondgegaan met je zaak om je biologische leeftijd in officiële registraties met dertig jaar te verlagen, omdat je je twintig jaar jonger voelt. Daar heb je nu een concept op gebaseerd voor het verlagen van je biologische leeftijd, waar je cursussen in geeft. Wat hebben al die gesprekken en interviews over de hele wereld je aan inzichten opgeleverd?

‘Het was echt ongelooflijk. Laat ik vooropstellen dat het begon als een grap. Die transgenders die me bekritiseerden omdat ik hun zaak hiermee niet serieus genoeg zou nemen, hebben daar natuurlijk volkomen gelijk in: ik stoorde me aan al die nieuwe genders en benamingen. Dus mijn reactie was: als dat allemaal kan, dan moet je ook je leeftijd kunnen veranderen. Er zijn tv-specials over me en tv-interviews met me gemaakt in Engeland, Ierland, Sydney, Detroit, Toronto, Rusland, Oekraïne, Brazilië, Ottawa en dan ben ik er vast nog één vergeten. Het grappige is dat artsen me vertelden: wij denken allang zoals u, dat is voor ons niks nieuws. Iemand van zeventig kan leven als iemand van vijftig. Alleen: ik benoem dat, ik gaf er woorden aan, en pakte het weer groots aan – de algemene klacht altijd over mij, ha! De beste term die ik over me gehoord heb, kwam uit Engeland: the age fluent man.’

Ik ben de weg niet kwijt, ik heb gewoon gaten in mijn kop van al dat gezeik

Dit begon als een soort grap, vervolgens werd het ernst, en daarna werd het ook een verdienmodel. Als je nou kijkt naar al je uiteenlopende carrières tot nu toe (om er maar een paar te noemen: poffertjesbakker, frietenbakker, NLP-coach), is dat dan een gebruikelijk parcours? Of begint voor jou alles doorgaans met een strak plan?

‘Ik ben begonnen als bakker, toen ik nog samen met Jenny was. Toen ik mijn bakkerijtjes had verkocht, zou ik een jaar niks doen. Ik denk dat ik het acht dagen heb volgehouden, toen ben ik friet gaan verkopen. Dat is nu heel normaal, friet op straat eten. Toen gebeurde dat alleen op de markt: daar werd de friet in een opgerolde krant geschept. Mijn concept was: acht vierkante meter, alleen maar sta-plekken, een piek voor een zak en hup! Op een avond in 1980 had ik ruzie met Jenny. Ik ging eten bij een oude vriend van de lagere school die een slechtlopend Chinees restaurant had. Ik besloot die avond zijn partner te worden, maar maakte er al snel een pannenkoekenhuis van. Jenny zei: “Je bent hartstikke gek.” Ik zei: “Zeik niet, we gaan wat leuks doen, lachen gieren brullen, en onze zakken vullen.” Van Jenny kon je zeggen wat je wilt: altijd iets te zeiken, maar als ze eenmaal om was, ging ze als een raket. Ik zei: “Richt jij het maar in, als er maar geen rood-witte kleedjes op tafel liggen.” Ze zei: “Hoe zullen het noemen?” Ik zei: “Pannenkoekenhuis 89 Soorten, dat klinkt goed.” Ze zei: “Maar we hebben er maar 45.” Ik zei: “En dan allemaal in bruin of wit dus keer twee, en min één, want dat staat leuker.” We hadden voor tweehonderd mensen plaats, en dan nog een kinderspeelplaats. Toen nog uniek: mensen kwamen eten omdat ze dan even hun kind kwijt konden. We gingen op donderdag open, en ik had aan alles gedacht. Dacht ik. Het was 11.00 uur, om 12.00 uur gingen we open, al het personeel was er. Jenny zei: “Zou je niet alvast wat pannenkoeken maken?” Dus ik wil beginnen en kom erachter dat ik de hele klotezooi in huis heb, behalve het beslag. En de pannen waren allemaal nieuw, die had ik helemaal niet ingebakken. Om 12.00 uur ging de tent open, binnen een paar minuten zat de hele zaak vol en stond ik te klootzakken in de keuken met beslag dat aan de pannen bleef plakken. Ik zei: “Geef die mensen maar wat te zuipen van het huis.” Dat kun je een half uur volhouden, maar uiteindelijk willen die mensen een pannenkoek. Ik heb ze allemaal weggestuurd met een tegoedbon en de hele rest van de week pannenkoekenbeslag staan maken.’

Jenny en jij zijn toch ook met jullie poffertjes naar Amerika geweest?

‘Dat buitenland begon in Duitsland, op een enorme beurs in Wuppertal waar ik was uitgenodigd. Er kwam geen hond. Wel naar die beurs, maar niet naar mijn poffertjesstand. Dus toen ik na de eerste beursdag thuiskwam, zei ik tegen Jenny dat het helemaal kut ging en dat we de dag erna een dagje naar Monnickendam zouden gaan met de kinderen. Wij daar allemaal klederdracht aangemeten, en de dag erna terug naar de beurs, ook onze kinderen van twee en vier in zo’n kostuum. Die van vier hoefde alleen te zeggen: “Eerst poffertjes kaufen, dann foto machen.” Nou, zo’n rij hadden ze daar nog nooit gezien. Iets vergelijkbaars wilde ik in Vancouver doen, op Expo 86, de Wereldtentoonstelling die vijf maanden duurde. Ik had alles geregeld: containers vol ingrediënten stonden klaar in de haven. Ik had alles in Nederland verkocht om de reis, de investering en de huur van het huis vooraf te kunnen betalen. Toen we in het vliegtuig zaten, zei ik tegen Jenny: “We hebben niks meer, maar er staan containers vol meel klaar in de haven, dus als het allemaal mis- lukt, kunnen we altijd nog brood bakken voor elkaar.” De eerste dag, de openingsdag van de expo, ging het allemaal goed: al die lui vraten zich misselijk aan poffertjes. Maar de dag erna was er al niks meer te doen bij ons. Toen heb ik snel borden laten maken.’

Ratelband loopt naar de gang van zijn huis. Daar hangt het bord nog. In zwarte letters op een oranje achtergrond: POFFERTJES. A Dutch delicacy, this snack is served with icing sugar and butter. 1 portion (10 pieces): $ 3.50. With Dutch liquor: $4.50.

‘Alles heb ik gedaan, zelfs nog snel even mijnliquor license gehaald zodat ik de poffertjes ook met likeur kon verkopen. Maar wat ik ook deed, ik kwam niet boven de 160, 170 dollar per dag uit, terwijl dat 5000 moest zijn om uit alle kosten te komen. Op het eind van die expo stonden op de kade nog steeds containers vol poedersuiker.’

Heb je tijdens die reis het boek van Anthony Robbins over neurolinguïstisch programmeren ontdekt?

‘Ja. Ik heb weinig opleiding genoten, maar altijd behoefte aan kennis gehad. In Canada en Amerika kocht ik in iedere stad een boek dat me aansprak. Ik zag dat boek van Robbins staan, Unlimited Power, met zijn kop voorop en op de achterkant een foto waarop hij over vuur loopt. Zijn telefoonnummer stond er gewoon in: hij was nog helemaal niet bekend en dat boek was net uit. Ik begon er ’s avonds in te lezen. Inmiddels was ik een kilo of twintig aangekomen, weer begonnen met roken en ook niet meer zo vriendelijk tegen mijn vrouw en kinderen want mijn avontuur was mislukt, en ik kon de rekeningen niet meer betalen. Ik voelde me enorm aangesproken door die Robbins, bij alles wat hij schreef dacht ik: hij heeft het tegen míj. Ik had het om 04.00 uur uit, en de dag erna begon ik meteen met die oefeningen die hij beschreef en stopte ik met roken. Ik belde dat nummer dat in het boek stond en tot mijn verbazing kreeg ik hem meteen zelf aan de lijn. Ik vertelde dat ik graag naar een seminar van hem wilde komen. Dat kon: 375 dollar per persoon. Betaalde ik aan de deur, of nu met creditcard? Ik had geen cent en ik had niet eens een creditcard. Ik begon een verhaal over dat hij toch zijn kennis wilde delen met anderen? Nou dan! Hij zei dat dit een klassiek voorbeeld was van de wetten van aantrekkingskracht: hij deelde zijn kennis in ruil voor mijn energie, en mijn energie kwam in de vorm van geld. Een hele discussie volgde, waarna hij zei dat ik een vreselijk slecht Engels accent had. Ik had al voorgesteld dat ik poffertjes zou bakken tijdens zijn seminar, maar daar had hij geen interesse in. Maar toen had hij wel een ander idee: ik mocht voor niks komen, maar dan zou hij me wel uit het publiek halen en moest ik vertellen dat ik speciaal voor hem uit Nederland was gekomen. Ik zat nog geen tien minuten naar hem te luisteren of ik zei tegen Jenny: “Dit ga ik in Nederland doen!”’

Heel veel cruciale momenten in je leven waren momenten met Jenny. Beschouw je haar als de liefde van je leven?

‘Wij hadden een heel goede relatie, als dochter van een groenteboer en zoon van een bakker. Dat lijkt een detail, maar alle vrouwen die erna zijn gekomen, hebben meegelift op het succes. Dat draaide om de poen, het huis en alles dat eromheen zat. Bij haar niet, dat was werkelijke liefde. We waren ook aan elkaar gewaagd.’

Waar is het dan misgelopen?

‘Dat weet ik precies. Dat hele proces van bekende Nederlander worden, daar zat het ’m niet in. Kijk, ik ben een middenstander en ik woon boven de zaak – zo zie ik dat. En het draait altijd om mij. Dat vond zij ook niet erg, maar waar zij ziek van werd, letterlijk ziek, waren die seminars. Ik dacht eerst dat het vermoeidheid was, fysieke ziekte dus, maar het was mentaal. Ik haalde tijdens die seminars al die mensen naar voren die problemen hadden, variërend van financiële tot emotionele tot seksuele. En zij trok zich dat allemaal persoonlijk aan, ze dacht bij ieder verhaal: wat érg. Ik was daar helemaal niet mee bezig, ik was bezig met het bedenken van de oplossing voor die problemen. Jenny niet, die ging helemaal mee in de ellende van die mensen. Bij de oplossing was ze al afgehaakt, ze zat nog helemaal in de shit van die mensen.’

In zekere zin was ze dus empathischer dan jij.

‘Ja, misschien wel. Ik zag mezelf als de wasmachine van al die mensen. Als we daarna naar huis reden, was zij bekaf. Ik niet, ik ging maar door, ook in de auto. Dus ik vrat haar leeg, qua energie. Dat had ik niet in de gaten. Op een dag wilde ze voor zichzelf beginnen. Dat paste niet in mijn beeld en daar heb ik heel rigide op gereageerd. En toen is het geknapt. Heel egoïstisch en fout van mij, met mijn middenstandersmentaliteit.’

Is het dat? Of een kwestie van ego?

‘Nee, dat vind ik niet. Ik kan heel makkelijk delen of anderen de credits geven. Ik haalde haar ook altijd naar voren, als de vrouw die naast me stond, achter me en als het moest voor me. Maar dit heb ik niet goed gedaan. Ik dacht dat ik het wist, maar ik wist het niet.’

Heb je haar dat daarna ook verteld?

‘Ja.’ Emile schiet vol. Huilend praat hij verder: ‘Daarna is ze hertrouwd, heel snel. Maar haar man is een jaar of twee geleden overleden. Nu is ze zelf ook ernstig ziek en houdt ze me op afstand. Niet dat ze nergens op reageert, maar ik heb al een paar keer aangeboden te helpen, met wat dan ook. Maar daar komt dan niks op, al is er wel weer genegenheid, en daar ben ik heel erg blij om.’ Emile herpakt zich: ‘Je kunt het verleden nu eenmaal niet overdoen. Dat gaat niet. Was het dit allemaal waard? Ik weet het niet, het loopt zoals het loopt. Ik ben natuurlijk een beetje een ongeleid projectiel, maar zij gaf wel leiding aan dat ongeleid projectiel. Hoe erg het ook is, het komt altijd goed – daar geloof ik echt in. Maar ik ben mezelf wel een paar keer flink tegengekomen inmiddels. Ik ben uiteindelijk ook altijd alleen. Jenny zei altijd dat ik dat niet kon, alleen zijn, en dat ik daarom met haar was. Ik denk dat ik dat wel kan, maar ik merk dat ik in een andere fase van mijn leven kom, die volgens mij dus niks met leeftijd heeft te maken. Ik heb nu wel een paar vriendinnen, puur platonisch, dat werkt voor mij beter: dan krijg ik geen bezitsdrang en ga ik ook geen eisen stellen. Maar ik merk wel dat ik mijn familie mis.’ Emile barst in tranen uit. ‘Heel erg, zelfs. Het samenzijn, snap je?’

Is het contrast in deze fase van je leven niet heel groot tussen hoe je je voelt en wat je op dat podium moet uitdragen?

‘Ik denk weleens dat ik de weg kwijt ben, vooral in die hele zaak rond mijn twee kleine kinderen, die ik twee uur per twee weken mag zien, onder begeleiding. Maar dat is niet zo. Ik ben de weg niet kwijt, ik heb gewoon gaten in mijn kop van al dat gezeik. Ik moet ervoor waken dat die gedachten me niet negatief beïnvloeden, want dan ga ik twijfelen aan mezelf. Dan zou ik kunnen gaan denken dat mijn communicatie niet meer past in deze tijd. Maar dat is absoluut niet waar. Mensen hebben behoefte aan die pep, aan tsjakka, dat merk ik elke keer weer.’

NIEUWE REVU ONTMOET EMILE RATELBAND

Wanneer? Zaterdagochtend, van 11.00 uur tot iets na drieën. Waar? In Ratelbands tweede huis in het Belgische grensplaatsje Kanne, vlakbij Maastricht. Mooi? Jawel, maar ook wat verlaten en leeg. Typisch het huis van een man alleen die hier maar af en toe is. Dat gaat veranderen nu Ratelband vertrekt uit Appingedam. Voor de deur een paar Boeddhabeelden, vergeleken met de gruwelijke bronzen sculpturen die buren in hun tuinen hebben staan overigens nog een verademing. Nog iets genuttigd? Ratelband zet zelfkoffie, ‘naar traditioneel Indonesisch recept’. Lekker, en zo sterk en zwart als motorolie. Zelf drinkt Ratelband geen koffie, maar water.

Premium
Je hebt zojuist een premium artikel gelezen.

Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?

Abonneer nu en profiteer!

Probeer direct
Interview
  • Clemens Rikken