James Worthy

James Worthy: 'Ik kom na drie maanden weer terug in Amsterdam en mis direct de rust van Overijssel'

'Wat de boer niet kent, eet ie niet. Vroeger dacht ik dat dit iets slechts was, maar Amsterdammers die alles willen kennen, dat is pas slecht'

James Worthy

Drie maanden lang woonde ik op het platteland van Overijssel. Tijdens het fietsen naar de supermarkt werd ik alleen maar door tractors ingehaald. Tractors met wielen die even groot waren als de ingang van een kerk. Ik zwaaide er naar alle boeren en ik wende er aan de zure geur van mest. Ik sprak er met de koeien en kippen, omdat ik bijna geen mensen tegenkwam.

Op de eerste dag dat ik weer thuis ben, komt Amsterdam bij me binnen als een plofkraak. De geuren, de drukte, de overdaad en de mensen. 44 jaar geleden werd ik in deze goddelijke mierenhoop geboren, maar op de dag van mijn terugkeer begint het voor het eerst te kriebelen. Ik mis Overijssel.

Vanaf het Centraal Station loop ik naar mijn huis. Ik tel het aantal restaurants. In de 12 minuten die ik loop, kom ik meer dan 175 restaurants tegen. Ik heb honger, maar blokkeer simpelweg door de onnodig ruime keuze. In Overijssel at ik wat ik bij de supermarkt kocht. In Overijssel at ik omdat ik honger had. In Overijssel at ik om te blijven leven. In Amsterdam eet ik af en toe om nog te voelen dat ik leef. Shit, ik maak soms foto’s van mijn eten om te laten zien dat ik nog leef.

Wat de boer niet kent, eet ie niet. Vroeger dacht ik dat dit iets slechts was. Het was een uitspraak die ik lui vond klinken. Gemakzuchtig en lichtelijk xenofobisch. Ik vond dat de boer wel wat beter zijn of haar best kon doen, maar in Amsterdam is het precies andersom. Wat de Amsterdammer niet kent, daar wil hij of zij met alle liefde 300 euro voor neerleggen. Het leven in de stad draait in zijn geheel om de zoektocht naar dingen die we nog niet kennen. En als je iets nieuws hebt gevonden, bel je glunderend van trots je vrienden op.

‘Ik heb iets nieuws. Dit kent niemand nog.’

‘Wat dan?’

‘Er zit hier dus een nieuw tentje in een steeg. Naast die onbetaalbare kapper en die onbetaalbare stroopwafeltoko. Het ziet er niet uit en het ruikt er verschrikkelijk, maar hier doen ze geen koffiemelk, maar lamaspuug in de koffie. Sinds ik deze koffie drink, heb ik dus totaal geen last meer van mijn prikkelbaredarmsyndroom.’

En twee dagen later staan er drie beveiligers voor dat nieuwe tentje en een rij zo lang als de Polderbaan van Schiphol. Wat honing is voor beren is nieuwigheid voor de Amsterdammer. Iedereen wil er Neil Armstrong zijn. Iedereen wil er zijn of haar vlag in de onontgonnen nieuwigheid planten.

Wat de boer niet kent, eet ie niet is geen luiheid, maar pure zelfbescherming. Je kunt niet alles willen kennen. Van een karbonaadje is nog nooit iemand gek geworden. Alles kennen, is simpelweg te veel. Kennis was vroeger de sleutel en wat je met deze sleutel kon openen wist niemand. Tegenwoordig weten we dit wel. Te veel kennis is de sleutel van een psychologenpraktijk.

Ik mis Overijssel. Ik mis het platteland. Het leven op het platteland is geen meerkeuzevraag. Er is maar één antwoord mogelijk en zodoende haalt iedereen er een voldoende.