Premium

In de klauwen van De Profeet

Hannelore van Otterloo groeide in de jaren 80 op in de sekte van Sipke Vrieswijk, alias De Profeet. Na vijftien lange jaren gevangenschap in de Gemeente Gods werd ze in 1994 bevrijd door de politie. Nu doet ze haar verhaal.

Sipke Vrieswijk

Een voorpublicatie van Hannelore, het Meisje uit de Sekte, dat deze week verschijnt. 'De Profeet heeft haar meegenomen, ze is gehersenspoeld.'

De melding komt op 12 maart 1994 vroeg in de avond bij de meldkamer binnen: ‘De Profeet heeft mijn dochter. Ze moet eruit, maar ze hebben haar nog. Jezus sta mij bij.’

‘Mevrouw, mevrouw, rustig alstublieft. Wie bent u en waar bevindt u zich?’‘Dit is toch de politie? U moet mij helpen, de Profeet laat haar niet gaan. Ze doen van alles met haar en nu weet ik het niet meer.’

‘Kunt u mij alstublieft rustig vertellen wie u bent?’

 De vrouw haalt diep adem. ‘Julia Geerdink.’

 ‘Waar vandaan belt u?’

 ‘Vanuit Geesteren, boven de slager.’

 ‘Op welk adres is dat?’

 ‘Dorpsstraat. Dorpsstraat ja. Nummer 10 of 12, geloof ik.’

 ’We sturen iemand langs. Blijft u daar alstublieft?’

Als hoofdagent Peter Withag aanbelt, doet een slanke dame van middelbare leeftijd open. Haar donkerbruine haar valt ruim over haar schouders. Ogen diep in de kassen, lijkbleek gezicht. Ze draagt een lange, blauwe jurk en daaronder sandalen. Ze gaat hem voor naar een sober ingerichte bovenwoning. De contouren van de schilderijen van vorige bewoners zijn nog duidelijk zichtbaar op de kale, lichtgele wanden. ‘Goed, mevrouw,’ zegt Withag, nadat hij haar persoonlijke gegevens heeft genoteerd. ‘Wat is er aan de hand met uw dochter?’

‘De Profeet heeft haar gehersenspoeld, ze zit bij de Gemeente,’ zegt ze gejaagd. ‘Vrieswijk. Ze hebben haar meegenomen, ik weet niet waarnaartoe. Jezus komt binnenkort en daar moeten we op voorbereid zijn. De profeten wijzen ons de weg naar de waarheid en bereiden ons voor op de eindtijd. Maar nu weet ik niet meer zeker wat de waarheid is en ze hebben mijn dochter.’

‘Hoe heet uw dochter en hoe oud is ze?’

‘Hannelore. Hannelore van Otterloo en ze is nu bijna zeventien. Mijn broer zegt dat we haar terug moeten halen voordat ze achttien is. Maar het is niet goed wat daar gebeurt. Ze verkeert in groot gevaar, want ze is weg. Was mijn vader er nog maar, die wist altijd wat te doen.’

‘Mevrouw, over welke gemeente heeft u het? Geesteren valt onder de gemeente Tubbergen. Bedoelt u dat ze hier ergens zit?’

Er breekt een glimlach door op het gezicht van de vrouw. ‘De Gemeente Gods. U kunt dat ook niet weten. Ik bedoel de Gemeente Gods. Daar zit ze en ze moet er nu snel uit, voordat ze achttien wordt. Dat zegt mijn broer. Hij noemt de Gemeente een sekte, maar dat is niet zo, hoor. Wij zijn gewoon uitverkoren en verkeren in de Geest des Levens. Mensen als u begrijpen dat niet.’

‘Maar als ik u moet helpen, zult u mij toch iets meer moeten vertellen.’

(...)

Het klooster in Velddriel waarin de Gemeente Gods-sekte was gevestigd.

Hetty had Brenda een boodschap van Sipke Vrieswijk, alias de Profeet, doorgegeven. Ze moest met spoed naar het Van der Valk-motel in Gilze, waar hij met Aagje in retraite was. Ze reed nooit zulke lange einden, deed alleen de boodschappen in Krimpen met de auto, en moest nu in haar eentje de weg zien te vinden over een donkere snelweg. ‘De borden Tilburg volgen,’ had Hetty gezegd, ‘en dan richting Breda.’

Ze was toch al zenuwachtig. Wat wilde de Profeet om 22.00 uur van haar? Misschien wilde hij haar zegenen. Ze hoopte nog steeds op een hogere plaats in de rangorde. Maar wat had Aagje daarmee te maken? Ze kon haar bloed wel drinken, dat kreng.

Na een rit van anderhalf uur zette Brenda de auto stil op de parkeerplaats voor het motel. Kamer nummer 7, had Hetty gezegd, en daar dan buitenom naartoe. Niemand hoefde te weten dat ze er was. ‘Je jas en tasje kun je hier ophangen,’ zei de Profeet toen ze de kamer binnentrad. ‘Fijn dat je er bent.’

Haar ogen moesten even wennen aan het spaarzame licht in de kamer. Alleen de lampen op de nachtkastjes en boven het barretje waren aan. Aagje kwam uit de badkamer en begroette Brenda ongekend hartelijk. ‘Waar is jouw kamer?’ vroeg Brenda haar. Geen antwoord. Toen pas zag ze dat Aagje alleen een nachthemd aanhad. ‘Kom zitten, Brenda, hier op de rand van het bed,’ zei Vrieswijk. ‘Het zijn verwarrende tijden voor ons allemaal. Ik begrijp dat het een beetje onwennig is voor je. Kijk, de strijd is nog lang niet gestreden. We moeten goed uitkijken dat we het goed van het kwaad blijven scheiden. Daar is gebed, strijd en opoffering voor nodig. Ik ben zo blij dat jij deel wilt uitmaken van de uitverkorenen die straks het Woord aan de wereld zullen verkondigen.’

Bezeten door demonen

Brenda ontspande. Dus toch. Vrieswijk ging door: ‘Je hebt gezien wat er met Dorrie is gebeurd. Die weigerde mee te gaan en de goede kant te kiezen. En zie wat daarvan is gekomen. Besmet en onrein, dat komt nooit meer goed. God straft direct, wees je daarvan bewust. Hier, neem maar wat te drinken.’

Hij gaf haar een glas rode wijn en schonk de andere glazen bij. Het was de eerste keer dat ze de Profeet alcohol zag drinken, hij kon daar hel en verdoemenis over preken. Vrieswijk bleef op haar inpraten en de glazen bijschenken. Om een uur of drie legde hij Brenda zijn handen op en sprak een zegen uit. Ze voelde zijn goddelijke warmte door haar lichaam trekken en zat bewegingsloos op het bed. Toen gleden zijn handen langs haar hals naar haar borsten. ‘Kleed je maar uit, Brenda.’

Als in trance gaf ze gehoor aan de opdracht. Even later lag ze tussen twee naakte lichamen in. Vrieswijk streelde haar rond de erogene zones en spoorde Aagje aan hetzelfde te doen. Voor ze het goed en wel in de gaten had lag de Profeet bovenop haar. Na een minuut of tien nam Aagje die positie over en wreef ze met haar geslachtsdeel over het hare. Plotseling drong het besef tot Brenda door wat hier gebeurde. Ze begon zich te verzetten en draaide op haar buik. Nog steeds voelde ze lichaamsdelen tussen haar benen verdwijnen. Er werd massageolie over haar billen gesmeerd. Brenda riep de Here aan en bad dat het snel voorbij zou zijn, maar toen dat niet hielp begon ze te schreeuwen: ‘Stop! Hou op! Stoppen hiermee!’

Hannelore van Otterloo

‘Sssst,’ zei Vrieswijk. ‘Straks horen ze ons nog.’ Brenda maakte zich los en vluchtte de badkamer in. Daar trok ze haar ondergoed aan. Ze hoorde de Profeet haar naam roepen. Ze schoot snel een badjas aan en bleef wel een uur op een bankje in de slaapkamer zitten, totaal in de war, terwijl Vrieswijk en Aagje in bed lagen. De Profeet praatte opnieuw op haar in. Over de Wet van de Geest des Levens en het maken van de juiste keuzes. Brenda hoorde het niet eens. Ze was geestelijk niet in staat de kamer te verlaten en bleef alleen maar bidden. Na een paar uur zei Vrieswijk dat ze bezeten was door demonen en dat het genoeg was geweest. Brenda moest maken dat ze wegkwam.

Totaal ontredderd kwam ze in de vroege ochtend in het klooster aan. Het was een wonder dat er onderweg geen ongelukken waren gebeurd. Ze liep meteen door naar een leegstaande kamer en barstte in snikken uit. Ze moest iets doen, iets bedenken. Maar wie zou haar geloven? In de loop van de middag verzamelde ze al haar moed en reed ze naar huis.

Valse hond

Rob zag meteen dat er iets aan de hand was. Met horten en stoten kwam het verhaal eruit. Schaamte en woede streden om voorrang. Rob had tijd nodig om dit te verwerken. De Profeet die zijn vrouw had verkracht, samen met zuster Aagje? Na de eerste schok was er verdriet. Brenda en Rob huilden, urenlang. De woede stapelde zich op bij Rob. Die klootzak, die valse hond, met zijn vingers aan zijn vrouw. Dit kon niet zonder consequenties blijven.

Ze vroegen Karel en Josje Borst om langs te komen, die hadden de Gemeente al verlaten en konden wat rationeler meedenken. Karel nodigde ook de gemeenteleden Joep en Jansje Smit uit. Brenda had de grootste moeite om haar verhaal te doen. Tussen de huilbuien door vertelde ze beetje bij beetje wat er was gebeurd. Er volgde koortsachtig overleg. Aan het einde van de avond hadden ze hun plan klaar. Iedereen was woest op Vrieswijk, dit moest onmiddellijk stoppen. Karel en Joep belden zoveel mogelijk leden en vroegen hen naar het klooster te komen. Om 02.00 uur vertelde Rob daar wat de Profeet had gedaan. De meeste leden reageerden verbijsterd. De mannen besloten nog diezelfde nacht naar Gilze te rijden en de Profeet te confronteren met zijn daden. De ochtendzon scheen al laag tussen de bomen door toen twee auto’s bij het motel arriveerden.

De Profeet wachtte hen al op. Iemand had hem ingelicht, hij had een kleine zaal gehuurd. ‘Welkom broeders,’ zei hij. ‘Wat goed dat jullie er zijn. We hebben koffie met gebak. Het is een heuglijke dag.’

De eerste verwarring was gesticht. Vrieswijk droeg zijn priesterkledij en zag er fris en monter uit. ‘Wat een voorrecht om hier bij elkaar te zijn, ik ben...’

‘Stop met die onzin, gore klootzak! Wat moet jij met jouw vieze vuile klauwen aan mijn vrouw?’ Het vloog eruit voordat Rob het in de gaten had. Enkele broeders vielen hem bij, anderen keken naar buiten. De aanwezigheid van de Profeet nam de ergste woede bij hen weg. ‘Ik zal het jullie uitleggen, het is heel anders dan jullie denken,’ zei Vrieswijk. ‘Ik heb jullie toch talrijke keren verteld dat ik mij op een hoger geestelijk niveau bevind? Dit kunnen jullie niet volgen, daarvoor zijn jullie niet genoeg op de Here gericht. In de Wet van de Geest des Levens zijn er vele wegen die omhoog leiden. Kijk uit dat jullie je niet laten verleiden de verkeerde weg in te slaan.’

‘Open toch je ogen!’

Nu deed Joep Smit een duit in het zakje: ‘Hoezo zit u telkens met zuster Aagje in een hotel? Zij is getrouwd en haar man heeft haar hulp en steun nodig. Ik hoorde dat ook zij het met Brenda heeft gedaan, dat viswijf.’

Even viel het stil. Nu was Vrieswijk uit het lood geslagen. Tegenspraak was hij niet gewend. Maar hij herpakte zich binnen enkele seconden. ‘En wie zegt dat? Nou, wie zegt dat? Brenda zeker, die stoephoer.’

De broeders schrokken. Zulke taal waren ze niet gewend uit de mond van de Profeet. ‘Wisten jullie wel dat Brenda al tijden achter mij aan zit? Mij het hof probeert te maken? Zo was het gisteravond ook. Ze kwam hier met een smoes en probeerde mij te verleiden, dat stuk secreet. Ze is bezeten door de duivel, snappen jullie dat niet? Satan trekt rond als een brullende leeuw, zoekende wie hij kan verslinden. Hij plaatst demonen op ons pad als valkuilen in de rimboe en jullie trappen daar vol in. Open toch je ogen! O, het is zo moeilijk om jullie te bereiken als jullie niet in staat zijn naar deze zelfde hoogte te stijgen. Hier zijn engelen die meevechten tegen de demonen, begrijpen jullie dat dan niet?’

Bijna smekend hief hij zijn hand boven zijn hoofd. Een aantal mannen knikte, maar niet iedereen was overtuigd.

‘Ik ben je praatjes zat,’ zei Smit. ‘Je bent een valse profeet waar ik niks meer mee te maken wil hebben.’ Hij ging staan en ook Kees Koehorst en Rob Bakhuis stonden op. Gert twijfelde hevig, maar bleef net als de rest toch zitten. Met een knal trokken ze de deur achter zich dicht. ‘Judassen zijn jullie!’ riep Vrieswijk ze achterna. ‘De toorn van God daalt spoedig op jullie neer, stelletje Farizeeërs!’

Ze hoorden het al niet meer. ‘Laten we samen bidden.’ Met de overige broeders bad de Profeet intens tot God: ‘O Heer, zie hier het werk van de Duivel. U heeft het zelf ervaren hoe uw Zoon is verraden en gekruisigd. Schenk mij Uw genade en geef deze broeders de kracht om met mij Uw weg te volgen. Laat mij hen voorgaan op de weg naar eeuwig leven en zorgt U dat deze broeders mogen groeien in geloof en inzicht, zodat we samen het Woord mogen verkondigen ten tijde van de wederkomst. Schenk hen nu rust in hun ziel en laat ons allen heengaan in vrede.’

Hij liet een korte stilte vallen en richtte zich toen tot Jos: ‘En Peereboom, met jou heeft de Here nog werk te doen.’ Jos straalde. Gelukkig was er nog hoop voor hem. Opgelucht dropen de broeders af. Daar had de Duivel hen toch bijna te pakken gehad.

(...)

ZE VOELDE ZIJN GODDELIJKE WARMTE DOOR HAAR LICHAAM TREKKEN EN ZAT BEWEGINGSLOOS OP HET BED. TOEN GLEDEN ZIJN HANDEN LANGS HAAR HALS NAAR HAAR BORSTEN.‘KLEED JE MAAR UIT, BRENDA’

In oktober vielen na een paar mooie herfstweken de bladeren van de bomen. Die mochten natuurlijk niet op het gazon blijven liggen en bezorgden de tuinploeg handenvol werk. De hele zaterdag stond in het teken van bladeren harken. De dag erna wandelden de gemeenteleden uren door de tuin, wachtend op het teken dat de dienst zou beginnen. Maar de Profeet had het Woord niet. Vanaf 11.30 uur was Hannelore al aan het spelen met Jolijn en Pam, maar nu verveelde ze zich. Om 15.00 uur kregen de leden via de intercom het bericht dat ze zich meer tot God moesten richten en de Here moesten bestormen. Iedereen knikte, maar niemand wist wat hij nog meer moest doen. Pas tegen 18.00 uur die avond sprak God tot de Profeet en had hij eindelijk woorden beschikbaar. De leden van de Gemeente spoedden zich naar de kapel.

Daar zat Rienk Hoekstra al op de achterste bank. Hij zag er belabberd uit. Hoe hij binnen was gekomen wist niemand, maar de schrik was groot. Ze zochten allemaal een plaats en wachtten tot Jos de Broeder zou aankondigen. Hannelore zat naast Noalie tussen de vrouwen en mannen in, samen met Flora en Jolijn. Een gef luister ging rond over Rienk, hij was toch naar een dokter gegaan en had zich laten behandelen, nadat zijn familie lang op hem had ingepraat. De kanker was nog niet uitgezaaid en goed behandelbaar. Hij wilde dolgraag het goede nieuws aan zijn vrouw vertellen.

‘De Profeet!’ Als één man ging de Gemeente staan. Het duurde even voor de man in het zwarte pak met de witte priesterboord de kapel betrad, met een Bijbel onder zijn arm en zuster Aagje in zijn kielzog. Langzaam liep hij door het middenpad naar het altaar. Bij iedere stap maakten zijn hakken een klakkend geluid op de door de vrouwen geboende parketvloer. Niemand bewoog, niemand keek opzij. Aagje ging op de met rode velours beklede stoel zitten. De Profeet ging op zijn gebruikelijke plek voor het altaar staan en liet zijn blik langzaam over de Gemeente gaan. Rienk zat helemaal achterin, recht achter de rug van Zwartkruis.

Duivelse machten

De dienst begon met muziek van Beertje. Na een haperend begin gleden haar vingers soepel over de toetsen. Aagje zong onverstaanbare woorden. Al na vijf minuten maakte Vrieswijk een einde aan de muzikale introductie. ‘Broeders en zusters, het moge duidelijk zijn dat jullie ernstig in gebreke blijven. Het is niet eenvoudig om een boodschap van de Here te ontvangen. Vandaag ben ik op mijn knieën gegaan, heb ik gewacht op een teken en de Here meermaals gesmeekt mij woorden te geven. Om mijn niveau te bereiken is er voor jullie nog een lange weg te gaan, jullie moeten groeien, hoor je dat? GROEIEN! In het geloof, in de beleving van God, de Here bestormen om stappen te maken. Nu is mij duidelijk waarom God met grote twijfels moest oordelen en beslissen vandaag. Er is iemand in ons midden die de verkeerde prioriteiten heeft gesteld, die duidelijk niet weet dat in de rangorde van de Here persoonlijk genot op de onderste trede staat.’

Vrieswijk hield even in, hief zijn armen ten hemel en haalde diep adem, alsof hij zichzelf moest voorbereiden op de giftige aanval die hij nu zou plaatsen. Verrassend genoeg was die niet gericht op Rienk. ‘Duivelse machten hebben bezit van jullie genomen. En jij bent verantwoordelijk voor je gezin en zult dus de consequenties moeten dragen die uit de hemel op je neer zullen dalen. Nee, niet de hemel, rechtstreeks uit de hel zul je gestraft worden!’

Zijn vinger priemde in de richting van Rienk, althans zo leek het, maar was bedoeld voor de man vóór hem. ‘Broeder Zwartkruis heeft gemeend om op plaatsen te moeten verblijven waar de Here niet wordt gediend. Hoe kun je God zo verloochenen en vakantie vieren in demonische oorden, waar de vrouwen nagenoeg bloot over het strand lopen? Je hele gezin loopt daarmee het risico besmet te raken. Onbestaanbaar en onvergeeflijk. De Here zegt dat alleen jullie dochter Flora jullie kan reinigen in de geest. Zij moet deze week voor jullie bidden, om in het reine te komen. Zo spreekt de Here der Heerscharen.’

Hannelore had die middag al van Flora gehoord dat ze een weekje naar Frankrijk waren geweest. De hele zomer hadden haar ouders in het klooster gebuffeld. Een groot deel van haar vaders vrije dagen was eraan opgegaan. Vanaf half augustus moest hij de grote achterstanden op zijn werk bij Philips zien in te halen. Met werkweken van tachtig uur had hij zich daar doorheen geslagen, hij was veel op reis en bijna niet thuis geweest. Zijn spaarzame vrije uren bracht hij door met Bijbelstudie en diensten in het klooster. De boog stond bij hem op knappen, daarom waren ze er in de herfstvakantie een week tussenuit gegaan. Even tijd voor het gezin en om op adem te komen. En nu kreeg Ralf de volle laag. Terecht, zo wist hij zelf. De Profeet had natuurlijk gelijk. Hij voelde zich ontzettend schuldig dat hij had toegegeven aan de verleidingen en boog zijn hoofd. Op dat moment zag de Profeet pas wie er achter Ralf zat. Hij verstijfde. Rienk Hoekstra? Was die nog steeds niet dood?

HOEKSTRA WAS UITERAARD BEZETEN DOOR DE GEVAARLIJKSTE DEMONEN UIT DE DIEPSTE DIEPTEN. ‘JE BENT VERVLOEKT EN UITGEKOTST DOOR DE VOLTALLIGE GEMEENSCHAP’

De tweede zuster

Zeker tien minuten duurde de tirade die volgde. Het luide geschreeuw weerkaatste tegen de witgekalkte hoge muren van de kapel en de enkelglas ruiten trilden in hun sponningen. Met een knalrood aangelopen hoofd en schuim in zijn mondhoeken wierp hij Hoekstra de meest verschrikkelijke verwensingen naar het hoofd. Die was uiteraard bezeten door de gevaarlijkste demonen uit de diepste diepten. ‘Je bent vervloekt en uitgekotst door de voltallige gemeenschap,’ riep Vrieswijk hem nog na toen de broeders Slettenhaar en Fargot hem naar buiten duwden.

De deur bleef openstaan en de volgelingen hoorden hoe hij met zijn zieke lijf de trap werd afgejaagd. Aagje vertrok geen spier en wachtte op een teken van de Profeet om een nieuw lied te mogen inzetten.

De dienst eindigde op verrassende wijze. Alsof er niets was gebeurd, preekte Vrieswijk over toekomstvisioenen voor allen die wel de juiste keuzes maakten op het groeipad naar hemelse heerlijkheid en verlichting: ‘Toen ik vanmiddag op mijn knieën lag, mijn handen gevouwen en mijn hoofd gebogen, ontving ik een openbaring van de Here. Een boodschap rechtstreeks van Hem, zoals ik die zo vaak tot mij mag nemen. God heeft mij geopenbaard dat zuster Hetty de tweede zuster is, na zuster Aagje. Een gebaar uit de hemel waar we allemaal dankbaar voor moeten zijn.’

Het grootste deel van de Gemeente knikte instemmend. Wat een bijzondere dag was het vandaag, de Geest liet zijn aanwezigheid duidelijk gelden. Enkele vrouwen keken strak voor zich uit en slikten hun teleurstelling weg. Waarom Hetty? ‘Ik heb vanmiddag hard gewerkt, gestreden voor ons geloof,’ zei Vrieswijk. ‘Van Hem heb ik een nieuwe naam voor haar doorgekregen, een naam die alleen is weggelegd voor zusters en broeders die zich met volle overgave, met hart en ziel toewijden aan God en zijn dienaar op aarde.’

Hij knikte naar Aagje, die opstond en zonder de begeleiding van het orgel een langgerekte, monotone klank aanhief. Na dertig seconden nam ze een hap adem en begon opnieuw:

‘Aaaaaa! Aaamanthaaaa! Amantha!’

‘Dat is het!’ riep Vrieswijk. ‘Zuster Amantha!’

Hij stapte de verhoging af, liep naar Hetty op de voorste bank, en zegende haar met zijn rechterhand. ‘Zuster Amantha,’ herhaalde Vrieswijk.

‘Bruid van Christus, welkom in ons midden.’

Hannelore, het Meisje uit de Sekte, Frank Krake, Uitgeverij Achtbaan, €22,99

Premium
Je hebt zojuist een premium artikel gelezen.

Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?

Abonneer nu en profiteer!

Probeer direct
Mens & Maatschappij
  • Roel Dijkstra, JLF foto & filmstudio