Premium

‘De vorm komt eraan’

Tien jaar geleden lijkt wielrenner Lars Boom de droomkandidaat om de nieuwe Nederlandse klassiekerkoning te worden. De branievolle Brabander rijdt een keurige erelijst bijeen, maar de nieuwe Jan Raas wordt hij nooit. Als twee jaar geleden hartproblemen opspelen, lijkt zijn carrière voorbij.

Lars Boom

Tien jaar geleden lijkt wielrenner Lars Boom de droomkandidaat om de nieuwe Nederlandse klassiekerkoning te worden. De branievolle Brabander rijdt een keurige erelijst bijeen, maar de nieuwe Jan Raas wordt hij nooit.

Waar de renners tijdens de Vlaamse openingskoers Omloop Het Nieuwsblad nog worden getrakteerd op een dun zonnetje, zijn de omstandigheden een dag later compleet anders. Voor Kuurne-Brussel-Kuurne hebben de weergoden een menu bereid dat bestaat uit stevige slagregens uit een asgrijze hemel, geserveerd met een flinke portie bulderende wind. Omstandigheden waar de ware wielerliefhebbers van smullen, maar de coureurs zelf van gruwelen. Diep verscholen onder de luifels van de teamvrachtwagens sleutelen de mecaniciens van Roompot-Charles koortsachtig aan de peperdure fietsen waarop hun renners vandaag de woeste natuurelementen moeten trotseren. Het materiaal heeft tijdens De Omloop veel te verduren gehad, en dus moeten alle frames en wielen weer even gefinetuned worden voor de volgende beproeving over de betonstroken vol scheuren en kasseienpaden. Binnen in het enorme hotel, dat langs de snelweg E17 nabij Gent ligt, is de sfeer een stuk serener. De coureurs van het Nederlandse Procontinentale wielerteam, te vergelijken met een voetbalclub uit de eerste divisie, sjokken kalm van de lange eettafel naar het ontbijtbuffet en terug. Er wordt zwijgend gegeten en veel op telefoons getuurd, waarbij de stilte voor de sportieve storm slechts af en toe wordt onderbroken voor een geintje of een anekdote uit de koers van gisteren.

Lars is een renner met een kop erop. Als hij wat wil, gebeurt het, maar je moet hem niet te veel achter zijn flikker aan zitten

Kersvers Roompot-Charles-kopman Lars Boom (33) is ook de rust zelve. Zijn uitslag in de rit van gisteren was niet om over naar huis te schrijven, maar de renner uit het Oost-Brabantse Vlijmen is zeker niet ontevreden. Hij koerste attent, maar op de Molenberg – traditioneel de scherprechter die de finale inluidt – kan hij niet mee met de besten. Hij eindigt uiteindelijk als tachtigste op bijna zesenhalve minuut van de Tsjechische winnaar Zdenek Stybar. ‘Ik zat prima gepositioneerd, mede dankzij het werk van de ploeg,’ legt hij uit. ‘Maar ik kom nog net iets tekort om door te kunnen trekken. Toch ben ik wel content met mijn koers. Ik kom uit een onzekere periode, waarbij ik een jaar geen voorjaarswedstrijden heb gereden. Dit is toch anders koersen dan in een rittenkoers als de Ruta del Sol, waar we vorige maand reden, bijvoorbeeld. Daar moet ik weer even aan wennen.’

Een echte aanjager

Ex-renner Erik Breukink, dertig jaar na dato nog steeds de laatste Nederlandse geletruidrager in de Tour de France, is tegenwoordig ploegleider bij Roompot-Charles en in die rol uitermate blij met de komst van vedette Boom naar zijn relatief kleine team. ‘Lars heeft natuurlijk een lastig jaar gehad,’ vertelt hij vlak voordat de teambus richting startplaats Kuurne vertrekt. ‘Maar hij is een renner met een kop erop, zoals wij dat zeggen. Hij is eigenwijs en gedreven en daarmee een echte aanjager in de ploeg. Je zult hem dan ook nooit van achteren zien rijden, wat bij een andere ervaren renner als Pieter Weening nog weleens het geval is. Als Lars wat wil, gebeurt het. Maar je moet hem niet te veel achter zijn flikker aanzitten, want dat is in het verleden al genoeg gebeurd.’

De nummer twee uit de Ronde van Frankrijk van 1990 doelt daarmee op het wat strakke keurslijf dat vrijbuiter Boom jarenlang droeg bij Rabobank (en later Belkin), het team dat nu als Jumbo-Visma in het peloton rijdt. Hij begint er zijn profcarrière en pakt als lid van de beloftenploeg in 2008 de nationale titel bij de beroepsrenners, door onder meer Niki Terpstra in de finale glashard uit het wiel te rijden. Eenmaal prof pakt hij al vlot een etappe in de Ronde van Spanje en kroont hij zich tot wereldkampioen veldrijden. In 2014 wint hij daarnaast als eerste Nederlander in tien jaar weer een rit in de Tour de France. Na zes jaar trouwe dienst besluit Boom echter te verkassen naar het buitenland. ‘Dat was een stap die ik moest maken,’ blikt hij nu terug. ‘Iedereen verdiende daar veel geld en dan ben je toch eerder tevreden dan hongerig, waardoor je toch een beetje blijft hangen op hetzelfde niveau. De uitdaging was wat weg. Steven Kruijswijk, Wilco Kelderman en ik zaten bij hetzelfde management en we waren voor de Tour van 2014 met z’n drieën heel dicht bij een overstap naar Team Sky, maar dat ging niet door. Toen ik in diezelfde Tour voorop reed met de mannen van Astana en de kasseienetappe won, kwam het met hen vervolgens wel snel rond. Ik heb daar twee fantastische jaren gehad in een hele familiaire omgeving. Ik heb nooit spijt gehad van die overstap.’

Diezelfde overstap wordt in de wielerwereld wel met argusogen bekeken en levert Boom veel kritiek op. De ploeg van oud-renner Aleksandr Vinokoerov heeft niet bepaald een fris imago, want de geur van doping wasemt flink rond de topman van de Kazachse formatie. ‘Dat vond ik niet terecht. Kijk, ik ben altijd anti-doping geweest en nu nog steeds, dus ik snap dat mensen de keuze voor Astana opmerkelijk vonden. Maar die ploeg is zoveel meer dan Vino alleen. Hij dineert met ministers en haalt zo de centen binnen, maar de mensen die het sportief technische beleid uitvoeren, zijn echt top. Het is een hele professionele organisatie met vaklui aan het roer. Kijk maar hoe goed dat team ook dit seizoen weer rijdt. En voor het geld ben ik al helemaal niet gegaan, want zoals ik al zei: bij Belkin had ik ook een hoog salaris. Dat scheelde echt niet veel.’

Welgemeend fuck you

Rond 10.00 uur vertrekt de touringcar met daarin de renners en ploegleiding met enige vertraging richting de start. De vering van de bus wil namelijk niet omhoog komen, wat bij de chauffeur tot een lichte zenuwinzinking leidt, maar bij de coureurs vooral op de lachspieren werkt. Eenmaal onderweg speldt Boom met chirurgische precisie het rugnummer op zijn wedstrijdshirt en vertelt ondertussen over de roerige twee seizoenen die hij na zijn terugkeer op het oude nest van Lotto-Jumbo doormaakte. In zijn eerste jaar botst hij namelijk tweemaal opzichtig met het beleid van zijn team, dat sinds zijn vertrek de sportieve teugels nog steviger heeft aangehaald. De eerste keer is tijdens het nationaal kampioenschap, waar Boom tegen de stalorders in een demarrage plaatst in de finale, in plaats van zich volledig weg te cijferen voor sprintkanon Dylan Groenewegen. Hij lijkt in de straten van ’s-Heerenberg op weg naar de zege, tot zijn eigen ploegmaten het gat dichtrijden. Topfavoriet Groenewegen strandt op de derde plaats. Een spontane actie waar hij tot op de dag van vandaag geen spijt van heeft. ‘Ik ben een winnaar en wilde graag kampioen worden. Misschien had ik dat tijdens de wedstrijdbespreking duidelijker moeten zeggen, maar je kunt niet vooraf honderd scenario’s doornemen. De ploeg had een plan en wilde daar niet van afwijken. Dat levert vaak succes op, maar soms moet je dat plan veranderen als iemand het in zijn kop krijgt om aan te vallen. Het stoorde me wel dat er dan te veel meelopers rondrijden die niet de ballen hebben om van een scenario af te wijken.’

Het stoort me dat er te veel meelopers rondrijden die niet de ballen hebben om van een scenario af te wijken

Een aantal maanden later is het wederom hommeles tussen Boom en zijn ploeg als hij na een knappe zege in de Binckbank Tour tijdens zijn zegegebaar een middelvinger opsteekt. Een ogenschijnlijk welgemeend fuck you richting de teamleiding die hem net daarvoor heeft laten weten dat hij niet mee mag naar de Ronde van Spanje. Een koers waar hij al maanden naartoe werkt en waarvoor hij al in het voorseizoen de garantie had gekregen te mogen starten. ‘Het gebeurde natuurlijk in het heetst van de strijd met de adrenaline achter mijn oren, maar het gebaar kwam wel uit mijn ziel. Ik voelde me namelijk totaal niet serieus genomen en dat stoorde mij heel erg. Wat ik daarbij misschien nog wel kwalijker vond, is dat andere renners ook niet voor me opkwamen. De kopmannen voor de grote ronden weten precies wat ik kan en hoe ik ze – met al mijn ervaring – kan bijstaan. Dat viel me echt tegen.’

Het jaar nadien wordt een rampseizoen voor Boom, nadat hij tijdens zijn vakantie op Curaçao hartklachten krijgt en daar vervolgens aan moet worden geopereerd. Inmiddels is hij weer helemaal de oude en heeft hij zijn tweede avontuur bij de formatie van teambaas Richard Plugge een plek gegeven. ‘Ik ben nu weer goed met ze, hoor. Maar ik zat daar te veel in een keurslijf en dat wilde ik niet meer. Mijn ambitie is om datzelfde onbevangen gevoel van toen ik belofte was weer terug te vinden. Bij mijn huidige team krijg ik daar alle ruimte voor.’

Niet op de afspraak

De brede straat waar Kuurne-Brussel-Kuurne start en finisht is een troosteloze, grijze verzameling van lelijke huizen, schimmige bordelen en immense kantoorpanden, die voor een dag wordt opgef leurd door de bonte karavaan met teamwagens vol f litsende kleuren. Het regent flink en de materiaalmannen van Roompot-Charles halen nog maar eens een poetsdoek langs de blinkende fietsen, hoewel ze weten dat diezelfde racebolides na vijfhonderd meter koers alweer volledig bedekt zullen zijn met zandsporen en modderspetters.

Boom deelt een uur voor het vertrek handtekeningen uit aan fans, gaat op de foto voor de kledingsponsor en geeft een interview aan een Nederlandse journalist. Op de vraag hoe je een koers kunt winnen die vrijwel zeker in een massasprint eindigt, antwoordt hij vol zelfvertrouwen: ‘Door zelf aan te vallen en de boel op de kant te trekken.’

Ploegleider Erik ­Breukink legt in de teambus nog één keer het strijdplan uit.

Tijdens de teambespreking blijkt dat de rol van Boom bij zijn nieuwe team dat van renner inderdaad overstijgt. Want waar ploegleider Breukink hoopt dat er een renner van de ploeg in de vroege ontsnapping belandt, is de Brabander stelliger: ‘Er móet iemand mee zijn. Dat is belangrijk voor de sponsors en we kunnen onszelf weer een goed gevoel bezorgen na die kutdag van gisteren.’ Ondanks de stellige woorden van hun kopman, is er geen Roompot-Charles-coureur aanwezig in de lange ontsnapping van de dag. Boom is zelf ook niet ‘op de afspraak’, want nog voor de finale begint, knijpt hij bij het begin van de plaatselijke ronden in zijn remmen en neemt hij gedesillusioneerd plaats in de bus. Slechts twee van zijn ploegmaten rijden de door Quick-Step-renner Bob Jungels gewonnen beproeving over de Vlaamse heuvels in de eerste groep uit.

Gewoon lekker fietsen

Onderweg terug naar het hotel geeft hij, nadat hij met zijn kinderen heeft gebeld om te vragen of er nog mooie wagens meereden tijdens de carnavalsoptocht, met zijn benen over de stoelleuning voor hem tekst en uitleg over zijn ‘mindere dag’. ‘Ik was gewoon niet goed vandaag,’ luidt de simpele, maar eerlijke verklaring. ‘Er werd vanaf het begin al hard gekoerst en mijn benen waren niet goed genoeg om de besten op de Oude Kwaremont te volgen. Dan weet je dat je de hele dag achter de feiten aanrijdt.’

Boom oogt relaxed en zeker niet uitgewrongen na dit pittige koersweekend. Hij maakt zich dan ook geen enkele zorg over de komende voorjaarsperiode, waar hij wil bewijzen dat hij zeker niet is afgeschreven voor de grote klassiekers en kleinere etappewedstrijden. ‘De vorm komt eraan en ik weet zeker dat ik straks tijdens de echte koersen in orde ben. Kijk, ik heb een mooie erelijst met een aantal prachtige zeges. En ik denk, hoewel ik weleens andere geluiden hoor, dat ik tot nog toe alles uit mijn carrière heb gehaald wat erin zat. Bij dit team wil ik tonen dat ik het nog in me heb om mooie uitslagen te rijden. Ik heb nu veel minder druk en daar presteer ik beter onder. Ook het feit dat de media en de volgers van de koers niet echt meer rekening met mij houden, vind ik wel prettig. Het zorgt ervoor dat ik er vrij en onbevangen in kan vliegen, net als vroeger. En dat is toch de reden waarom ik ooit ben gaan koersen: gewoon lekker fietsen.’

Twee dagen na het tegenvallende openingsweekend is het voor Boom bijna raak in de Waalse klassieker Le Samyn. Hij toont zich met Niki Terpstra de beste renner in koers, maar strandt in het zicht van de finish net buiten het podium op de vierde plaats. ‘Dat had ik wel even nodig,’ meldt hij tevreden vanuit Portugal, waar hij een week op trainingskamp is. ‘Ik voelde me echt sterk en het was jammer dat ik de sprint net iets te vroeg aanging. Maar het bewijst dat de vorm steeds beter wordt en dat geeft vertrouwen voor de komende klassiekers.’

Premium
Je hebt zojuist een premium artikel gelezen.

Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?

Abonneer nu en profiteer!

Probeer direct