Premium

Het laatste slagveld

Hoewel de Duitsers er vijfhonderd bunkers bouwden als onderdeel van de Atlantikwall, bleef het in de Tweede Wereldoorlog relatief rustig op Texel. Veel soldaten zagen hun verblijf op het eiland als een soort vakantie, inclusief vriendinnen, zwemwedstrijden en waterski’s.

Opstand van de Georgiërs op Texel

De Texelaars leden minder dan de bevolking elders in Nederland, tot het in de nadagen van de oorlog alsnog helemaal mis ging. Een voorpublicatie uit Opstand van de Georgiërs op Texel, dat deze week verschijnt.

Texel vormde een cruciale schakel in de Atlantikwall van het Derde Rijk, die een geallieerde landing in het westen moest voorkomen.

Op de noord- en zuidpunt werden artilleriestellingen aangelegd, die een relatief forse Duitse militaire aanwezigheid met zich meebrachten. Gedurende de oorlogsjaren hadden de eilandbewoners minder te lijden onder de bezetting dan de Nederlanders op het vasteland. Er was voldoende voedsel en de saamhorigheid onder de bevolking was groot. Texel bood ook een veilig onderkomen aan kinderen die af komstig waren van het vasteland en door hun ouders naar het eiland waren gestuurd. De memoires van een van deze kinderen, Hans Verhoeven, vormen een rijke bron van informatie over het leven onder de Duitsebezetting.

Een van de eilandbewoners herinnerde zich dat ‘het leven in het dorp zijn gewone gang ging’ en dat er ‘inzamelingen werden gehouden om zakken vol aardappels en andere voedingswaren per vrachtboot naar Amsterdam te sturen’. Met name in de laatste oorlogswinter, de Hongerwinter, ging het noordwestelijke, nog niet bevrijde deel van Nederland onder honger gebukt. Een andere Texelaar herinnerde zich: ‘Wij hadden nooit honger. Er was altijd voldoende te eten. Mijn moeder bakte brood van graan dat hier op Texel werd verbouwd en gemalen. Daar bakte men brood van. En de mensen slachtten hun eigen varkens.’

NSB

De Duitse soldaten – en nadien de Georgiërs in Duitse legerdienst – vulden hun dagen met wachtdiensten, militaire oefeningen en het onderhouden van de artilleriestellingen (dat laatste was uitsluitend een taak van de Duitsers). Zo nu en dan schoten ze op overvliegende geallieerde vliegtuigen. De lichamen van enkele neergeschoten geallieerde piloten vonden een rustplaats op de begraafplaats van Den Burg.

De Duitsers op het eiland hadden een duidelijke arbeidsverdeling: marinepersoneel bemande de batterijen, het leger had de controle over de rest van het eiland. Het tegenwoordige Hotel De Lindeboom in het centrum van Den Burg werd het vaste trefpunt van de Duitse officieren. Zoals overal in Nederland verwelkomde een gedeelte van de eilandbevolking de Duitsers. Het waren vooral oude en nieuwe leden van de Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland. Naar schatting zo’n 7 procent van de eilandbevolking schaarde zich aan de kant van deze NSB, die na haar oprichting in 1931 slechts beperkte successen kende, tot de Duitse inval in Nederland – al behaalde de NSB bij de Provinciale Statenverkiezingen van 1935 een veel groter aantal zetels (44) dan bijvoorbeeld de Communistische Partij Holland (12). Tijdens de oorlogsjaren was de NSB de enige legale politieke partij in het land.

Oprichter en leider van de NSB was ingenieur Anton Mussert. Mussert opende het lokale NSB-hoofdkwartier in Den Burg, tegenwoordig een café. Op haar hoogtepunt (in 1943) telde de NSB meer dan 75.000 leden, maar de ‘beweging’ werd door de meerderheid van de Nederlanders afgewezen. Een – aanvankelijk zeer beperkt – deel van de Nederlandse bevolking ging in het verzet.

Haat tegen hakenkruisen

Ook op Texel vormde zich vroeg in de oorlog al een verzetsgroep. De gebroeders Snoek behoorden tot de eersten die zich daarbij aansloten. ‘Huug Snoek had als zeeman al ruim voor de oorlog een haat tegen hakenkruizen ontwikkeld. In een Duitse havenplaats ging hij op de vuist met aanhangers van Hitler,’ schrijft historicus Dick van Reeuwijk. De commandant van de verzetsgroep was Wim Kelder, gemeentelijk hoofdambtenaar. Kelders plaatsvervanger was Jacob Keijzer, die zich de eerste maanden van de oorlog goed kon herinneren: ‘Aan het begin van de oorlog was het hier vrij rustig. Texelaars zijn gemoedelijke mensen en van de Duitsers hadden we niet al te veel last, maar ze hoorden hier natuurlijk niet. Onze jongens wilden wel graag iets doen, dan pikten ze bijvoorbeeld een paar pistolen weg van de Duitsers wanneer die in de bioscoop naar een film zaten te kijken. Dat was eigenlijk tegen de instructies, want de gewestelijke commandant van de ondergrondse in Alkmaar wilde dat het rustig bleef op Texel. Er kwamen later nogal wat onderduikers onze kant op en het nadeel van een eiland is natuurlijk dat je er niet af kunt.’

Een gehavende vuurtoren in Cocksdorp.

Aanvankelijk vreesden de eilandbewoners dat de oorlog uitliep op een snelle Duitse overwinning, zeker als de Amerikanen zich buiten het conflict hielden. In dat geval kon de NSB misschien de macht grijpen, was de gedachte. In de woorden van Keizer: ‘Wij moesten dus een organisatie hebben om daartegen te kunnen optreden, met in het achterhoofd dat het ook tegen de Duitsers nodig zou kunnen zijn. Wij hebben toen een vrij ingewikkelde organisatie opgezet, heel geheimzinnig natuurlijk, waar ten slotte zo’n vierhonderd man bij hoorden.’

Een goeie Duitser

Het Nederlandse leger had slechts vijf dagen tegenstand geboden en toen gecapituleerd. Koningin Wilhelmina en de ministers weken uit naar Londen. Enkele weken later maakten de eerste Duitsers hun opwachting op het eiland. Kwartiermeester Heinz Hlawatschek arriveerde per veerboot, een week voordat de Duitse soldaten aankwamen. Hij moest onderkomens zoeken voor de bezettingstroepen. Met een korte ceremonie stelde de plaatselijke Nederlandse commandant, kapitein Piet van der Linden, het gezag over het eiland in handen van de Duitsers. Na afloop van de ceremonie gingen beide mannen naar Hotel De Lindeboom en hieven het glas.

Heinz Hlawatschek ontpopte zich als een ‘goeie Duitser’, die gedurende de oorlogsjaren een bron van informatie was voor het verzet. Hij tipte de bevolking over aanstaande arrestaties en huiszoekingen: ‘Vanaf 1940 heb ik vrij goede relaties onderhouden met de Texelaars. Dat kwam ook een beetje door mijn positie als menagemeester. Ik was weleens in de gelegenheid om iets voor de bevolking te doen, om inlichtingen te geven als er moeilijkheden dreigden. Zodoende is de verhouding steeds beter geworden en dat is zo gebleven.’ Hlawatschek verleende ook hand- en spandiensten wanneer voedsel van het eiland naar het vasteland en, omgekeerd, onderduikers naar Texel werden gesmokkeld. Hij herinnerde zich hoe de Duitse bezettingsmacht op het eiland in omvang toenam. ‘De eerste tijd lag er maar tweehonderd man Duitse troepen op Texel,’ verklaarde hij in een interview. ‘Dat groeide vrij snel uit tot duizend man, in 1942 tot zo’n tweeduizend. Texel werd vrij sterk verdedigd als onderdeel van de Atlantikwall, maar de grote troepenmacht van de Wehrmacht had eigenlijk niets met de verdediging te maken. De meesten kwamen van het front naar Texel voor een soort rustperiode, want het is hier vrijwel de hele oorlog rustig gebleven.’

Texelaars zijn gemoedelijke mensen en van de Duitsers hadden we niet al te veel last, maar ze hoorden hier natuurlijk niet

Zijn stelling dat de meeste Duitse soldaten het verblijf op Texel als een soort vakantie beschouwden, wordt geschraagd door foto’s die in het eilandarchief worden bewaard. Op de foto’s staan lachende Duitse soldaten, soms met Texelse vriendinnen, die zich sportief uitleven en genieten van zonnige dagen op het eiland. De mariniers van de kustbatterijen vulden hun dagen met huisvlijt, spelletjes en zwemwedstrijden. Ze zwommen bij voorkeur naakt. Een van de Duitsers vervaardigde twee waterski’s van propellerbladen van een neergehaald geallieerd vliegtuig.

Met weinig anders omhanden dan wachten op een geallieerde landing, die zou uitblijven, gingen de Duitsers over tot het maken van een krantje.

De batterij op de zuidpunt van het eiland beschikte zelfs over een huisorkestje. De Duitsers componeerden een lied over hun verblijf op Texel: Ver weg van iedere cultuur / tussen louter duinen, zand en water / staat in de duinen één ding vast / humor is de beste medicijn.

De nazivlag wappert op Texel.

Texla

In de uren waarin ze geen ontspanning zochten en plezier maakten, veranderden de Duitsers het eiland in een fort, waarvoor niet minder dan vijfhonderd bunkers werden gebouwd, verspreid over het hele eiland. Vele ervan bestaan nog altijd. Voor de kust werden mijnenvelden gelegd en op de stranden verschenen prikkeldraadversperringen en andere obstakels die een invasieleger moesten tegenhouden.

De zuidbatterij had de beschikking over geschutsstukken, met een effectieve reikwijdte van 18 kilometer, en luchtdoelkanonnen. De batterij was omringd door mijnenvelden en werd streng bewaakt door Duitse patrouilles. De noordbatterij, die na de oorlog in de golven verdween, heette officieel ‘Marineseezielbatterie Eierland’ (ook wel

Nord-Batterie’ of ‘Texel-Nord’ genoemd). De overige versterkingen (zogeheten Widerstandsnesten) waren voor het merendeel aangelegd langs de Noordzeekust en bestonden uit loopgraven, bunkers en draadversperringen. Alle versterkingen kregen codenamen die begonnen met de letter ‘I’, zoals InfantIrrtum en Indien. De kustbatterijen werden bemand door marinepersoneel; de andere versterkingen vielen onder het Duitse landleger, waartoe ook de Georgiërs behoorden.

Het grootste bunkercomplex, bekend onder de naam Texla, lag vlak buiten de bebouwde kom van Den Burg. Andere bunkercomplexen bevonden zich bij Ongeren (onder de codenaam Dora), bij het vliegveld (met de codenaam Anton) en bij de vuurtoren op het noordpunt van het eiland (Bertha). Bij de haven van Oudeschild, aan de oostkant van Texel, was nog een middelzware luchtafweerbatterij, bemand door de Duitse marine, met bijbehorende bunkers.

Dubbelagent

Terwijl de Duitsers hun dagen vulden met zwemmen en overig vertier, zon een deel van de eilandbewoners naar manieren om zich tegen de Duitse bezetting te verzetten. Ze zagen weinig in actieve sabotage en streefden ernaar ‘de rust op Texel te handhaven’. Daarom boden ze hulp aan onderduikers en gingen ze de gangen van plaatselijke NSB’ers na. Plaatsvervangend verzetsleider Jacob Keijzer kreeg van hogerhand, vanuit Alkmaar, de opdracht om in de NSB te infiltreren: ‘De gewestelijke commandant vroeg of ik geen kans zag lid van de NSB te worden. Nou, ik had heel wat kennissen onder de NSB’ers dus dat was niet zo moeilijk. Ik zei: “Als je daar prijs op stelt ben ik binnen een jaar commandant van de Weerbaarheidsafdeling. Ik laat me desnoods opleiden in Schalkhaar (op de politieopleidingsschool) en dan ben ik de enige gediplomeerde.”’

De meesten kwamen van het front naar Texel voor een soort rustperiode, want het is hier vrijwel de hele oorlog rustig gebleven

Greppels graven

In het algemeen leden de Texelaars minder onder de oorlog dan de bevolking elders in Nederland, maar op 10 november 1944 kreeg het eiland het zwaar voor de kiezen. Zonder voorgaande waarschuwing bevalen de Duitsers alle mannen tussen de 17 en 35 jaar zich te melden bij het Duitse hoofdkwartier Texla. Om te waarborgen dat iedereen zich zou melden, voerden de Duitsers razzia’s uit. Geen van de mannen wist wat hun te wachten stond. De mannen werden groepsgewijs overgebracht vanaf het eiland naar het vasteland. Na een eerste groep van honderd mannen volgden een tweede (vijfhonderd mannen) en een derde groep (honderd mannen). Ze moesten in de omgeving van de Drentse hoofdstad Assen tankgreppels graven, die de geallieerde opmars moesten helpen stuiten.

Niet iedereen gaf gehoor aan het Duitse bevel. Leo Smit was een van degenen die zich eraan onttrokken. Hij was lid van de boerenbond, hielp onderduikers en weigerde zich te melden. In plaats daarvan hield hij zich samen met Tom Zwaard verscholen in een vochtig keldertje van het Gewestelijk Arbeidsbureau. Ze konden er naar de BBC luisteren en vervaardigden 43 afleveringen van het ondergrondse blaadje De Aetherbode, tot de opstand van de Georgiërs hieraan abrupt een einde maakte. Na enkele weken greppels graven bij Assen, keerden de mannen terug naar Texel. Ze koesterden inmiddels andere gevoelens over de Duitse bezetters, die zich tot dan toe doorgaans correct hadden gedragen. De mannen die als tijdelijke dwangarbeiders waren weggevoerd, hadden een heel andere, lelijkere kant van de bezetting aan den lijve ervaren. Weldra zou het van kwaad tot erger gaan. 

Opstand van de Georgiërs op Texel, Eric Lee, Karakter Uitgevers, €27,99

Premium
Je hebt zojuist een premium artikel gelezen.

Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?

Abonneer nu en profiteer!

Probeer direct
Oorlog
  • J. A. Van Der Vlis/Anefo, Luchtvaart- & Oorlogsmuseum Texel