Tot Hitlers macht in 1933 te groot werd. Een voorpublicatie van Een Cadeautje van de Führer, dat deze week verschijnt.
Op de Bertha-von-Suttner-Platz in Hannover staat een eigenaardig monument. Tegen een verticale rechthoek die lijkt op een stuk muur, vliegt het reliëf van een vogel boven het continent Afrika. Er tussenin staat de naam ‘Carl Peters’. De nationaalsocialistische machthebbers plaatsten het in 1935, maar het ziet er tegenwoordig iets anders uit. De tekst: ‘Dit monument stond voor de verheerlijking van kolonialisme, maar het is nu een waarschuwing ons in te zetten voor gelijkberechtiging van alle mensen, volken en rassen...’ werd er in 1988 door de autoriteiten van het moderne Duitsland bij geplaatst. Dat was schokkend laat. Al in 1906 maakte redacteur Martin Gruber zich in de socialistische krant de Münchener Post enorm druk over de misdaden van Peters. Hij vroeg zich in zijn bijdragen af of deze lafaard en seksmoordenaar wel goed bij zijn hoofd was.
Zijn irritatie was meer dan terecht. De kolonialist Peters had een jongen die had ingebroken in de tent waarin hij seks had met zijn donkere slavin Jagodjo laten vermoorden. En toen het misbruikte meisje een paar maanden later probeerde te vluchten, hing hij ook haar op. Peters dacht dat hij het recht had zwarte Afrikanen te onderdrukken en Gruber wees dat in het openbaar sterk af. Totdat Peters een rechtszaak tegen de krant begon wegens laster. Het was nog maar het begin van de fanatieke strijd die de redacteuren van de Münchener Post tegen allerlei misstanden streden. De krant verloor het van de moordenaar en zou later ook de strijd tegen de nazi’s verliezen.
De Gifkeuken
Voordat Hitler na de Eerste Wereldoorlog de politiek inging, bestond de Münchener Post al geruime tijd. Het onthullen van misstanden in de maatschappij ging door toen Hitler zich had aangesloten bij een nationalistische splinterpartij die hij liet groeien tot hijzelf een serieuze kanseliers-kandidaat was. Van de krant is wel gezegd dat zij het eerste blad was dat met een kritische blik naar Hitler keek. Alhoewel de felle manier waarop de Post Hitler steeds weer te grazen nam, zeer opvallend was, stond het blad in zijn kritiek niet alleen. Hitler werd echter in de Münchener Post met regelmaat op zo’n persoonlijke manier belachelijk gemaakt dat hij het de bijnaam De Gif keuken gaf. De redactie ervan was volgens hem als een keuken waarin een giftig soepje stond te pruttelen. En die soep moest nodig van het vuur. De krant ging behoorlijk ver in haar beweringen over Hitler. Het maakte op den duur niet zoveel meer uit hoe, maar juist dat de ‘corrupte fascistenleider’ werd geraakt en ontmaskerd. Dat begon al in 1920 met de suggestie dat Hitler gevoelig was voor omkoping. De krant publiceerde er meerdere artikelen over die tot een hoogtepunt kwamen in 1921 toen op de redactie kritische informatie van een bron uit Hitlers eigen partij op de redactie binnenkwam. Er volgde direct een artikel, met de titel ‘Adolf Hitler, verrader’. De strekking was dat Hitler wel heel snel was opgeklommen van arme oorlogsveteraan tot iemand die zich nogal wat luxe kon permitteren. Hij reed rond in dure auto’s en ging om met rijke vrouwen. Waar haalde hij dat geld eigenlijk vandaan, wilden zijn partijrivalen weten. Ze noemden hem een ‘echte Jood’ die het leiderschap in de partij voor zichzelf wilde en die stiekem in contact stond met duistere figuren.
De krant nam de beschuldiging van de partijleden, die toch duidelijk antisemitisch was, wel over. Niet omdat de krant zelf iets tegen Joden had, maar om de tweespalt binnen de partij en de inconsequente ‘moraal’ van de nazi’s en die van Hitler aan te tonen. Het blad waarschuwde de lezer voor de nazileider en noemde hem een leugenaar die heel goed in staat was het volk op het verkeerde pad te brengen. Het enige wat hij echt kon, was praten, merkte de krant op. Hitler klaagde de krant aan en beschuldigde haar van vervalsing van informatie, wat in dit geval niet waar was. De zaak had echter tot gevolg dat de Münchener Post een boete van 600 Mark moest betalen.
Hitler zou dit soort procedures na de voor hem positieve uitspraak tegen het blad steeds herhalen. Toch was Erhard Auer, de hoofdredacteur van de krant, niet te stoppen. Auer was in Beieren korte tijd minister van Binnenlandse Zaken geweest voor de socialistische partij en was politiek zeer betrokken. Daarom was hij voortdurend op zoek naar geheimen binnen de nazipartij en samen met zijn redacteuren bleef hij Hitler aanvallen, hoeveel rechtszaken die ook aanspande. Auer droeg ter bescherming vaak een pistool bij zich...
Staatsgreep
In 1923 braken er roerige tijden aan voor de Münchener Post. Edmund Goldschagg, politiek redacteur, was opgegroeid in een socialistisch nest. Hij zag het gevaar van Hitler al vroeg en voorspelde dat hij ooit met geweld zou proberen de macht te grijpen. De grootste bedreiging was niet het communisme, zei hij, maar Hitler. Goldschaggs voorspelling kwam uit en dat had uiterst vervelende consequenties voor de krant.
Want terwijl Hitler in een gevulde bierkelder de revolutie stond aan te kondigen, nam de Sturmabteilung (SA) al een voorschot op de overwinning. Zo’n tweehonderd gewapende leden van Hitlers knokploeg – sommigen zelfs gewapend met handgranaten – verschaften zich toegang tot het kantoor van de krant en richtten daar een ravage aan. Alleen omdat de politie net op tijd ingreep, overleefden de drukpersen het. Hitlers staatsgreep liep uit op een complete mislukking, maar de veroordeelde daders van de aanval op de redactie werden al heel snel vrijgelaten. Het recht in de Weimarrepubliek viel zoals vrijwel altijd uit in het voordeel van de NSDAP. Hitler kon niet anders dan zich tactisch uitlaten over de zaak omdat hij zelf nog een rechtszaak in het vooruitzicht had. Hij zei dat hij geschokt was over de aanval op de Münchener Post, maar dat was een leugen. Hitler en de SA waren zo geïrriteerd door de publicaties van de krant dat ze niet hadden kunnen wachten met hun wraakneming.
Hitler kreeg voor de Beierse staatsgreep maar een korte gevangenisstraf. Al na een jaar kwam hij weer op vrije voeten. Zijn politieke activiteit lag echter even stil omdat hij in de meeste Duitse deelstaten niet meer mocht spreken. De Münchener Post liet hem dan ook met rust, maar toen hij vanaf 1927 weer in het openbaar optrad, richtte de krant haar pijlen weer op de Führer.
Stiekeme herenliefde
Vanaf 1930 werd de sfeer tussen de krant en de nazi’s nog grimmiger en werden de aantijgingen aan Hitlers adres nog veel serieuzer dan voorheen. In elke editie stond wel iets over de NSDAP, omdat de krant er alles aan wilde doen om te voorkomen dat de partij in de regering kwam. Toen de SA een kathedraal in Regensburg bezocht, met swastikavlaggen en andere nazisymboliek, vroeg de krant zich af of al die heidense rommel eigenlijk wel hoorde in een kerk, en een andere keer stelde de Post de kritische vraag of de NSDAP alweer een volgende staatsgreep aan het plannen was.
In 1931 werd de strijd echt smerig met een serie artikelen over de ‘dubbele seksuele moraal’ binnen de NSDAP. Het ging daarbij vooral over homoseksualiteit binnen de gelederen van de partij en van de SA. De voor die tijd tamelijk openlijk homoseksuele oud-SA-leider Ernst Röhm speelde daarbij een belangrijke rol. Hij was al sinds 1925 geen leider meer van de SA, maar Hitler had hem, ondanks vroegere meningsverschillen, toch weer gevraagd de leiding op zich te nemen. De Münchener Post, die veel ruimdenkender had moeten zijn dan uit de artikelen bleek, kon het niet laten de discussie flink aan te zwengelen door erop te wijzen dat er binnen de partij sprake was van stiekeme, onwettige, herenliefde. Het begon in april 1931 met een artikel getiteld Stammtisch 175. Het woord ‘Stammtisch’ sloeg op de stamtafel in een kroeg met de dubbelzinnige naam Bratwurstglöckl en nummer 175 had te maken met een paragraaf in de wet waarin homoseksualiteit als overtreding werd gezien.
De krant ging behoor lijk ver. Het maakte op den duur niet zoveel meer uit hoe, maar juist dat de ‘corrupte fascistenleider’ werd geraakt en ont maskerd
Het artikel was door een redacteur in briefvorm geschreven. In deze brief noemde hij naast de naam van Röhm ook andere namen van leden van de ‘kliek’ die graag samenkwam in het braadworstcafé. Samen met die van Hitler, want, zo kon men lezen in de krant, ook hij ging ‘arm in arm’ met ‘deze heren’. In juni volgde een publicatie met de weinig aan de verbeelding overlatende titel Warme broederschap in het Bruine Huis, over een vertrouwelijke brief van Eduard Meyer aan Ernst Röhm. Uit deze brief werd uitgebreid geciteerd en het leek erop alsof Röhm gechanteerd werd. Meyer had samengewerkt met Röhm die Meyer had verteld dat hij met een vriend naar ‘homoseksuele bars’ was geweest om ‘jongens op te pikken’. Meyer wist verder dat Röhm een enorme collectie homo-erotische foto’s bezat. Meyer had de opdracht gekregen nog allerlei andere intriges te achterhalen, zo was er te lezen, maar dat was hem niet gelukt, waardoor de suggestie dat er nog veel meer aan de hand was, bleef hangen.
Heinrich Himmler, het hoofd van de SS, nam het op voor Röhm, die aangaf dat Meyer hem met deze brief had willen chanteren. De politie arresteerde Meyer en ontdekte dat een kennis van hem was betaald door de Münchener Post, en omdat de politie voor geen enkele in de krant genoemde kwestie bewijs kon vinden, werd Meyer aangeklaagd wegens bedrog. Tijdens zijn voorarrest pleegde hij zelfmoord in zijn cel.
Das Braune Haus
Inmiddels was er alweer sprake van een volgende brief van een ‘verontruste’ SA’er. De brief kwam ter sprake in een wederom weinig subtiel artikel, dat Das Braune Haus der Homosexuellen heette en waarin sprake was van een ‘verlenging van de homoseksuele linie München-Berlijn’. Zo langzamerhand begonnen de ontboezemingen veel opschudding te veroorzaken, zowel binnen als buiten de nazipartij. Maar waarschijnlijk was ook bij deze brief sprake van bedrog.
De rechtszaak over de chantage van Röhm bracht toch iets naar voren dat zijn homoseksuele geaardheid wel degelijk bewees. Er bestonden daarover brieven die door een advocaat in Berlijn bewaard waren. Om te onderzoeken of Röhm zich schuldig had gemaakt aan een overtreding van paragraaf 175 werd een huiszoeking gedaan en werden de brieven doorgespeeld aan de openbare aanklager in München. Uit deze brieven bleek dat Röhm inderdaad, zoals men zei, een ‘tegennatuurlijke aanleg’ had, maar op basis van de brieven was er geen reden hem te verdenken van wat voor misdaad dan ook.
Het was vermoedelijk de bekende Otto Straßer die op de brieven had gewezen. Hij was, net zoals propagandaman Joseph Goebbels, een bekende linkse nationaalsocialist, die zich, in tegenstelling tot Goebbels, nooit helemaal achter Hitler schaarde. Van Ernst Röhm had hij ook al geen hoge pet op. Even was het rustig in de zaak-Röhm, maar toen Hitler zich kandideerde als rijkspresident, kwam de zaak weer in het volle licht. In maart 1932 stond niet alleen de Münchener Post weer vol berichten over de Röhm-affaire, ook in andere kranten kwam de zaak weer ter sprake. Samenvattend wees de Post erop dat Röhm zelf had toegegeven dat de brieven echt waren, maar dat Hitler niets had gedaan om de SA-jeugd uit de klauwen van meneer Röhm te bevrijden. De krant bekommerde zich, als tegenstander van de nazi’s, uiteraard in het geheel niet om het lot van SA-jeugd, maar was er nog steeds alleen maar op uit om Hitler en de NSDAP flink te raken.
Binnen Hitlers partij ontstond er naar aanleiding van de nieuwe publicaties weer veel onrust, en dat had nu natuurlijk vooral te maken met een mogelijk verlies van stemmen bij de volgende verkiezingen. Hitler weigerde echter Röhm te ontslaan. Andere, gefrustreerde nazi’s vatten daarop het plan op Röhm te vermoorden. Toen die dat hoorde, deed hij iets opvallends. Hij lichtte niet alleen Hitler en Himmler in, maar ook de vijand, de Münchener Post.
Dit moet uit zelfbescherming zijn gebeurd. Röhm wist dat de krant het verhaal over de bedreiging van zijn leven direct zou publiceren en zodoende de daders met die publiciteit zou afschrikken. Zijn leven was voor hem belangrijker dan de ophef die er naar aanleiding van dit ‘nieuws’ zou ontstaan. Ook nu nam Hitler het op voor de SA-leider en zei dat ‘deze smerige hetze’ tegen Röhm aan zijn steun niets zou veranderen. Wat de krant wilde bereiken, mislukte faliekant: de affaire had nauwelijks invloed op de uitslag van de verkiezingen.
Het meisje werd dood gevonden in Hitlers appartement, met zijn pistool naast zich. De krant suggereerde dat hij een dubieuze relatie met haar had
Dubieuze relatie
In de beginjaren 30 haalde het inmiddels overbekende verhaal van de zelfmoord van Hitlers nichtje Geli Raubal de voorpagina van de Münchener Post. Het meisje werd dood gevonden in Hitlers appartement in München, met het pistool van haar oom naast zich. De krant suggereerde dat Hitler een dubieuze relatie met haar had gehad. Toen Hitler ontdekte dat ze iets voelde voor een jongeman uit Wenen, zou hij zo jaloers zijn geworden dat de twee er behoorlijk ruzie over kregen. Daarna was Hitler naar Neurenberg afgereisd en pleegde Geli zelfmoord. De situatie gaf genoeg ruimte voor interpretatie en de krant greep die met beide handen aan. Hitler had een verdachte rol gespeeld, bleek uit verschillende artikelen. Het was het zoveelste drama in een voor Hitler, politiek gezien, belangrijke tijd. Hij was dan ook furieus over de publicaties.
Een paar maanden later werd Martin Gruber, die nog altijd voortdurend op zoek was naar smeuïg nieuws over de nazi’s, in München overvallen. Hij had net gegeten in een restaurant in het centrum en was met de S-Bahn naar huis gegaan. Toen hij uitstapte en in de richting van zijn appartement liep, kwamen er twee jonge kerels tevoorschijn die hem direct naar de grond werkten. Met boksbeugels sloegen ze in op zijn hoofd, totdat het onder het bloed zat. Zijn bril lag kapotgeslagen op de grond naast hem. Men vermoedde dat de daders Hitleraanhangers waren, die zich boos maakten over de artikelen in de krant over Hitlers nichtje. Vlak voor Hitlers machtsovername publiceerde de krant, in navolging van kranten uit de regio Dresden, een artikel waarin een moeder haar diepe spijt uitsprak over de keuze van haar zoon zich aan te sluiten bij de SA. Hij had het niet overleefd. In de nacht van 4 op 5 november 1932 was hij niet thuisgekomen, nadat hij plotseling naar een late afspraak moest. Iets deugde er niet, begreep zijn moeder, vooral na de tegenstrijdige uitspraken van een andere man die ook bij de SA zat. Wekenlang hoorde ze niets van haar zoon, die Herbert Hentsch heette. Tot op Tweede Kerstdag, toen hij werd gevonden in een zak in een stuwmeer in de buurt van Dresden. Het was de zoveelste veemmoord in Duitsland die nooit werd opgelost: de drie verdachten waren al in november naar Italië verdwenen. Ze hadden Hentsch meegenomen op een motor met zijspan, hem gekneveld en geboeid en hem met drie kogels van dichtbij doodgeschoten. Vervolgens stopten ze hem in de zak, vulden die op met stenen en gooiden hem van een van de bruggen in het meer.
Over de veemmoord werd veel geschreven. Een communistische krant beschuldigde de SA al op 12 november van betrokkenheid bij de verdwijning van de jongen. Terwijl het lijk nog niet was gevonden, concludeerde de krant dat het nu maar eens uit moest zijn met deze veemmoordpartijen. Andere kranten volgden met koppen als: ‘Nazi’s als moordenaars van hun kameraden’, ‘Bruine terreur’ en ‘SA-veemmoord – nazi-partij zwijgt’.
Twee jaar nazimoorden
Na de vondst van het lijk verschenen er foto’s van de bewuste brug en plaatste men in verschillende kranten allerlei tekeningen en spotprenten over de veemmoord. In de Dresdner Volkszeitung stond een tekening met de titel Antwoord aan de moeder, waarop Hitler en Röhm waren te zien op een brug met de smekende moeder. Ook al was per abuis in plaats van de brug op de achtergrond een stuwdam afgebeeld, toch was het, vooral door de tekst, een rake tekening. Terwijl op de achtergrond SA’ers nog bezig waren een zak over de leuning in het water te gooien zei Hitler op de voorgrond tegen de smekende vrouw: ‘Beste mevrouw, bij een organisatie van honderdduizend man kan ik toch niet weten wat elk individu overkomt!’ Het cynisme droop eraf.
De Münchener Post had al veel vaker over de vele SA-moorden geschreven. Op 8 december 1931 vulde de krant nog een pagina met een lijst van alle doden van ‘twee jaar nazimoorden’ en een maand voor de verdwijning van Hentsch publiceerde het blad een verhaal over de verdwijning van het zwangere meisje Emma uit Frankfurt dat al een jaar was verdwenen. De jongen die haar zwanger had gemaakt, wilde niet met haar trouwen of haar op welke manier dan ook ondersteunen. Hij bedacht dat het een goed plan was samen met twee nazi-vrienden haar van de brug over de Main te gooien. Hij nam het meisje mee uit wandelen en toen ze samen over de brug liepen, volgden de twee vrienden haar. Nog één keer had hij seks met haar en daarna duwde hij haar van de brug. Het was weer een bizar verhaal in een lange serie brute moorden.
Geheime bijeenkomsten
Het is opmerkelijk dat de harde kritiek op Hitler in de linkse kranten aanhield tot in 1933, zelfs tot na zijn benoeming tot rijkskanselier. Op 5 januari 1933 was in een socialistische brochure nog een tekening te zien waaronder met grote letters stond geschreven: ‘De veemmoord in Dresden. Is Hitler medeschuldig?’
De Münchener Post stond nog steeds niet alleen in zijn kruistocht tegen de nationaalsocialisten, hoe zinloos die ook zou blijken te zijn. Omdat het werk voor de redacteuren van de Post steeds gevaarlijker werd, belegde hoofdredacteur Erhard Auer een aantal geheime bijeenkomsten achter een zwaar gordijn in een achterkamer van een herberg aan de Lenbachplatz in München. Vanuit de ruimte was de achterdeur van het gebouw snel te bereiken, dus als er duister volk binnenkwam, konden de aanwezigen er snel vandoor gaan.
Het was 9 maart 1933 toen Auer er met een aantal sociaaldemocraten uit zowel politiek als journalistiek zat te vergaderen. Het was een speciale dag geweest waarop een zware nazi-delegatie naar München was gekomen om de minister-president van Beieren onder druk te zetten. Ze vonden dat hij op moest stappen, omdat hij met Beieren een andere koers wilde varen dan de landsleiding voorstond. Hitler wilde van Duitsland een eenheid maken en daarin moest Beieren zich voegen. Dat was slecht nieuws voor de socialisten van de Münchener Post.
De delegatie die de stad bezocht, bestond onder andere uit SS-aanvoerder Heinrich Himmler, SA-chef Ernst Röhm en natuurlijk was ook de NSDAP-gouwleider van München-Oberbeieren, Adolf Wagner, aanwezig. De Marienplatz was volgestroomd met nazi-aanhangers. Aan de toren van het stadhuis hing een grote banier met een hakenkruis. Terwijl Himmler bezig was de leiding over de lokale politie over te nemen, hadden de mannen van de SA andere plannen. Samen met Beierse staatstroepen vielen ze de kantoren van sociaaldemocraten aan. Auer, die met zijn politieke vrienden verstopt zat in de herberg, belde met iemand in het partijgebouw van de socialisten. Daar was het al behoorlijk uit de hand gelopen. Voor de deur had de SA een machinegeweer opgesteld waarna een groep SA’ers naar binnen was gestormd. Auer hoorde de schoten via de hoorn van de telefoon.
Daar bleef het niet bij, want ook de redactie van de Münchener Post moest eraan geloven. De straat waar de krant was gevestigd, was afgesloten door de SA, maar vanaf de hoek was duidelijk zichtbaar wat er verderop gebeurde. Typemachines, kranten, boeken, meubels, kortom alles wat de bende losgeslagen SA’ers kon vinden, kwam door de ramen naar buiten.
De redactieleden van de krant bleven angstig in de herberg zitten, en durfden niet naar hun eigen huizen te gaan, omdat ze zeker wisten dat ze daar gearresteerd zouden worden. Er was geen kans meer dat hooggeplaatste vrienden of politici nog bescherming konden bieden, ook zij werden een voor een ingerekend of hielden zich koest. Voorlopig zocht iedereen die aanwezig was in de herberg onderdak bij bekenden.
Voor socialistische journalisten was geen ruimte meer in Duitsland.
Een Cadeautje van de Führer, S.J. de Boer, Just Publishers, €20,00
Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?
Abonneer nu en profiteer!
Probeer direct- Getty Images, HH