De ochtend loopt op z’n eind als ik achter mijn bureau ga zitten. Ik heb afgesproken om vandaag te videobellen met Thomas Groen, een van de verplegers die het AMC draaiende houdt. In de ziekenhuizen is het alle hens aan dek: verloven zijn ingetrokken, gepensioneerden melden zich weer op de ziekenzalen en iedereen werkt lange en zware dagen, als je de krantenkoppen mag geloven. Ik ben benieuwd of Thomas het nog een beetje trekt, de coronamarathon. Of hij nog een beetje hoop heeft.
Goedemorgen, Thomas! Ik kan me voorstellen dat je leven de laatste weken behoorlijk overhoop gegooid is. Hoe anders zijn je dagen?
‘Ik werk normaal op de acute-opnameafdeling, voor interne geneeskunde. En op de afdeling voor nierziektes en niertransplantaties. En nu sta ik eigenlijk alleen op die covid-afdeling. Althans, de afgelopen drie weken, en komende week ook nog.’
Het lijkt me spitsuur, daar.
‘Dat kan je wel zeggen, ja.’
Heftige dingen
Hou je het nog vol?
‘Op zich wel. Ik moet wel zeggen dat ik afgelopen week wel een redelijk zware week had, ook omdat de adrenalinekick een beetje weg was. Toen begon het allemaal een beetje te landen. Dat ik toch best wel wat heftige dingen gezien en meegemaakt heb. Dat ik eigenlijk te weinig tijd voor mezelf had ingebouwd om dat allemaal een beetje in te laten dalen. Ik sliep wat slechter, begon wat gestrester te raken. Dit weekend heb ik wat meer tijd voor mezelf genomen. Nou ja, vooruit, nu ben ik er weer.’
Je bent dit weekend vrij geweest?
‘Nee, nee, ik moest wel gewoon werken. Vrijdag en zaterdag een dagdienst, en zondag en maandag een nachtdienst. Gisterochtend kwam ik uit de nachtdienst, en vandaag ben ik dan gewoon vrij. Morgen weer werken.’
En wat houdt dat werk in, op dit moment?
‘Patiënten met covid verplegen. Ook wel gewoon de dagelijkse dingen: medicatie uitdelen, zorgen dat de controles goed zijn. Bloeddruk, hartslag. Het bestrijden van klachten die mensen hebben. Veel valt er wel naar de achtergrond, want die covid beheerst eigenlijk alles. Alles draait nu om zuurstofgehalte, ademhaling. Of ze nog comfortabel zijn. Of ze nog volhouden. Of ze niet aan het uitputten zijn. Continu signaleren hoe het met ze gaat. Meten, hermeten, herevalueren, dat soort dingen.’
Ja, en dan te bedenken dat Amsterdam, op Uden na, een van de grotere besmettingsgebieden is, toch?
‘Eerlijk gezegd weet ik dat eigenlijk niet. Ik moet zeggen dat ik het nieuws aan het begin heel erg bijhield, maar ik ben dat een beetje uit het oog verloren. Ik dacht op een gegeven moment: ja, ik ben daar toch aan het werk, de mensen die komen, die komen toch wel.’
Je ziet het wel wanneer het minder druk wordt?
‘Het doet er natuurlijk zeker wel toe, maar goed: ik weet hoe ernstig het probleem is. Ik zie elke dag hoe erg het is. Dus ik probeer me verder een klein beetje te beperken in de informatie die ik er daarbuiten nog over lees. Omdat ik anders letterlijk de hele dag met covid bezig ben. Ik probeer me eigenlijk te beperken tot het belangrijkste nieuws: de persconferenties, het Journaal en het nieuws op het intranet van het AMC.’
En verder toch maar gewoon Netflix dan?
‘Ja, precies. Netflix, onder andere. We hebben hier thuis een tafeltennistafel staan in de woonkamer. We wonen hier met vier jongens. Ik ben de enige verpleger, de rest werkt gewoon thuis.’
Zijn ze voorzichtiger omdat ze met jou een woning delen?
‘Ik zorg vooral zelf dat ik heel voorzichtig ben. Aan het werk ben ik maximaal aangekleed en voldoende beschermd. Ik was heel veel mijn handen, als ik klaar ben met mijn werk trek ik schone sokken aan, omdat dat het enige is wat nog een béétje besmet zou kunnen zijn. Thuis was ik meteen mijn handen en stap ik direct onder de douche. Dan is eigenlijk alle covid wel weggewassen.’
Binnenshuis kan er onbezorgd getafeltennist worden.
‘Zeker weten.’
Naar adem snakken
En ben je bang?
‘Voor mezelf ben ik op zich niet zo bang. Maar ik ben wel huiverig voor hoelang dit gaat duren. We kunnen er eigenlijk niets zinnigs over zeggen. Maar als ik zie hoe mensen nog steeds naar adem happen en naar adem snakken, dan ben ik wel bang voor potentiële patiënten, voor de hele bevolking eigenlijk.’
En niet voor jezelf?
‘Nee, eigenlijk niet. Dat klinkt gek, maar ik heb wel gezien dat covid eigenlijk niemand overslaat. Ik ben niet zo bang om het te krijgen, omdat ik in hele goede conditie ben. En zelfs als ik er heel erg slecht van kan worden, zie ik hoe goed de zorg is, hoe goed de hulp is. En hoeveel eraan gedaan kan worden. Voor mezelf ben ik niet zo bang. Maar mocht ik het zelf krijgen, ben ik wel bang om het aan anderen over te dragen.’
Dat is dus eerder je angst?
‘Nou ja, nee, wacht: als ik zeg dat ik niet bang ben om het te krijgen is dat misschien ook wel weer te stoer gezegd. Want je voelt je als je het krijgt, ook wel echt een week of wat enorm ellendig. Misschien weet je pas hoe erg het is als je het krijgt. Ik vind het moeilijk om bang te zijn voor het onbekende. Lastig.’
Maar is het een soort van urgentie die je dan dicteert om toch door te gaan?
‘Dat is eigenlijk lastig, want in de zorg is die urgentie er natuurlijk altijd. Mensen hebben altijd zorg nodig. Mensen komen altijd naar het ziekenhuis of naar verpleeghuizen. Alleen die urgentie is heel erg verschoven. De zorg gaat gewoon door, voor alles en iedereen. Maar er is gewoon een groep naast gekomen, die óók zorg nodig heeft. Dus, nou ja, dat maakt het misschien inderdaad wel nog urgenter dan het al was.’
En je vindt het nog wel leuk?
‘Ja, zeker. Dat is misschien moeilijk voor te stellen als je niet in de zorg werkt, maar ook nu hangt er bij ons op de afdeling gewoon een goede sfeer. Er is veel saamhorigheid, misschien zelfs wel meer dan ooit.’
Thomas Groen (1993) is verpleger. Eerstvolgende dienst: morgen, om 14.30 uur.
- Thomas Groen