Het is mistig, grijs, februari en koud. Ik ben op weg naar de beste zandloperverzamelaar van Nederland, Theo Adriaanse. Ergens, in een doolhof van pittoreske Oosterhoutse straatjes woont hij met zijn vrouw en zijn 5900 zandlopers. Ik hoef niet aan te bellen: hij staat me al op te wachten. Blijkbaar heeft de tijd geen geheimen voor Theo. Terwijl we naar binnen lopen, passeer ik al minstens honderd zandlopers. In dit huis staat de tijd bepaald niet stil.
Ik heb er nou een gezien bij een antiquair die 18.000 euro kost. Daarvoor zouden we een extra hypotheek moeten nemen
Dan gaan we op de bank zitten. Theo schenkt koffie in.
Maar dan vraag ik mij toch af, hè... Zo’n zandlopercollectie. Het is toch een vrij specifieke verzameling, niet?
Theo gaat achterover zitten en legt een kussentje recht. Dan begint hij te oreren, alsof hij nooit anders doet. ‘Ja, weet je wat het is: mijn zoon studeerde twintig jaar terug op Nijenrode, en die vroeg of ik eens een zandloper voor hem mee wilde nemen als ik weer naar een rommelmarkt ging. Dus dat deed ik, maar hij vond hem te klein.’
Oh?
‘Ja, dus die heb ik toen zelf maar gehouden. Een tijdje later was ik weer op een rommelmarkt. Weer een paar meegebracht, wat grotere, maar die waren ook niet goed. Had ie ondertussen toch maar een horloge gekocht. Maar ja, toen had ik er ondertussen zes. Dus toen ben ik er maar wat over gaan lezen. Ja, de vergankelijkheid, daar staat de zandloper symbool voor. Nou, dat interesseerde me wel. Ja, en in de kerk ook, hè: dat de predikant zegt dat een mensenleven een zandloper lang duurt, snap je? Nou ja, dat vind ik dan interessant. Nou ja, en voor je het weet heb je iets van 5900 zandlopers staan. Ja, tenminste, dat gaat om zandlopers die je kunt omdraaien, hè, anders tellen ze niet. Als het alleen maar plaatjes zijn, of zo.’
Geen vleugels, geen teugels
Ik merk dat ik een beetje afgeleid begin te raken en kijk om me heen. Aan de muur hangt een klok met een grote zandloper erop. Achter in de kamer staat een grote vitrine vol met zandlopers. Het bijzettafeltje is een heel grote zandloper en ook op de eetkamertafel staan er een paar.
En staan die allemaal hier? Al die 5900?
‘Nee, ben je gek! Hier staan de zandlopers die mijn vrouw het mooiste vindt, maar ik heb ook nog een kijkkamer, hierachter, waar alles tentoongesteld ligt.’
Een kijkkamer?
‘Ja. Wil je hem zien?’
Graag.
Enthousiast maar rustig staat Theo op, en kuiert naar de achterkant van zijn huis, de tuin in. Boven de ingang van zijn tentoonstellingsruimte heeft hij heel groot de tekst ‘DE TIJD HEEFT GEEN VLEUGELS EN GEEN TEUGELS’ opgehangen. Ik wijs ernaar.
‘Ja. Dat is mooi, hè. De tijd laat zich door niemand temmen. Wacht op niemand. En soms kan het zo snel gaan. Echt prachtig vind ik dat.’ Binnen gaat Theo meteen weer verder met vertellen. Over een oude bakelieten zandloper die hij eens geruild had voor een andere. Over dat hij zandlopers had geregeld voor de film De Ontdekking van de Hemel, en over zijn map met foto’s van zandloper-tattoos. Vol trots vertelt hij dat hij verreweg de grootste collectie van dit land heeft.
‘Ja,’ gaat hij verder, ‘ik heb er nou een gezien, hier in de buurt, bij een antiquair, maar die kost 18.000 euro. Dan zouden we een extra hypotheek moeten nemen. Nou ja, dat is natuurlijk ook weer overdreven.’
18.000 euro! Maar dat vind ik veel geld!
‘Ja, zeker, maar ga maar eens elk weekend biljarten in het café. Daar drink je dan ook een pilsje bij. En dan krijg je soms ook nog eens een bekeuring omdat je er te veel op hebt. Nou, dat geef ik allemaal niet uit, al dat geld gaat in mijn zandlopers zitten. Maar, als ik die zou verkopen en ik kreeg er een tiende voor terug, dan was dat al veel.’
En toch, hè, als ik hier zo rondloop, dan bekruipt me toch het gevoel dat u een beetje de vader van de tijd bent in Nederland.
Even valt Theo stil. Dan glimlacht hij. ‘Nou, misschien wel,’ mompelt hij, een beetje verlegen door het in zijn ogen misschien wel grootste compliment dat een mens kan krijgen.
Opstoken
En als u dan uiteindelijk toch doodgaat en u wordt gecremeerd, wilt u dan ook in een zandloper?
‘Nee, nee, absoluut niet. Niet in een zandloper. Nee, daar moet ik toch ook weer niet aan denken, hoor. Het is weleens gedaan, hoor. Ik heb er hier ergens een krantenartikel over, over een Britse man die reïncarneerde in een zandloper. Maar, nee. Moet je voorstellen: je schoenen en je broek, die komen er ook bij, hè. Nee, dat vind ik raar.’
Een mens hoort niet in een zandloper?
‘Oh, nou, ze mogen me opstoken hoor, geen enkel probleem. En ja, de mensen zeggen ook weleens van ehh, dat ze zeggen dat ze me dan na mijn dood wel zullen laten lopen.’
Maar?
‘Nee. Dat gaat me toch te ver.’
Ik loop nog eens door de kijkkamer van Theo. De hoeveelheid zandlopers en aanverwante artikelen doet me duizelen. Theo scharrelt wat door zijn verzameling. Hij trekt een laatje open dat vol ligt met kleine porseleinen plaatjes met zandlopertjes erop. ‘Kijk, hier,’ zegt hij, ‘de lades heb ik ook maar benut.’
Ik knik en zeg dat ik hem begrijp. Dan loopt hij naar een kast. ‘Hier, pleisters. Dat wist je niet, hè, maar daar staat dus ook een zandloper op. En ja, ik hoop voor je dat je hem nooit hoeft te gebruiken, maar zo’n plaspotje bij de dokter...’
Laat me raden?
Vol trots laat Theo me het zandlopertje zien dat erop staat. Dan valt het gesprek even stil. Ik kijk nog één keer de ruimte rond.
En één digitale klok erbij, daar aan de muur.
Theo knikt en plukt wat aan zijn kin. ‘Ja, ja, je moet toch ook weten hoe laat het is.’
Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?
Abonneer nu en profiteer!
Probeer direct- Alexander Schippers