Het regent in Nunspeet en niet zo’n klein beetje: het komt met bakken uit de hemel vallen als ik mijn auto parkeer op een parkeerplaats naast de Aldi in het centrum van het dorpje. Om me heen doen mensen hun boodschappen, eten ze een croissantje, of halen ze een nieuw wasrekje bij een daarvoor bestemde winkel. Het lijkt de Nunspetenaar goed te gaan, maar toch kijken ze allemaal een beetje alsof het hier altijd net zo hard regent als vandaag.
Via afdakjes en portiekjes ren ik naar de schoenmakerij van Marius van Harn, die op zaterdagen om 12.00 uur stipt zijn zaak sluit. 12.05 uur: de schoenmakerij is al dicht. In de verte zie ik iemand voor de deur uitstappen, met een paar schoenen in zijn hand en een krant over zijn hoofd. Hij klopt op de glazen pui. Nog een keer. Dan draait hij zich om, en stapt beteuterd, en doorweekt, zijn auto weer in. Op zaterdagmiddag heeft de schoenmaker weekend en er is geen pump, geen cowboylaars en geen bordeelslipper die daar verandering in brengt.
Voor mij maakt Marius een uitzondering. Zodra hij me ziet zwaaien, komt hij naar buiten en schudt hij me de hand. Ik zou willen zeggen dat ik achter hem aan de schoenmakerij in loop, maar het zaakje bestaat uit één kleine ruimte, volgepropt met apparaten, schoenzolen, klompen en riemen.
De mode is ruk
Marius zet koffie, maar gaat ondertussen wel door met het repareren van schoenen. Terwijl ik om me heen kijk, bedenk ik ineens dat ik de afgelopen jaren eigenlijk nooit meer in een schoenmakerij ben geweest. Ik kijk naar een rekje uitgestalde klompen. Ja, die moet je natuurlijk ook ergens kunnen kopen. Ik kijk nog een keer om, naar Marius, die zich ontfermd heeft over een paar dameslaarzen. Marius is nog jong: te jong, eigenlijk, voor mijn beeld van schoenmakers. Ik weet niet precies wat ik verwacht had van de beste schoenmaker van het land, maar niet dat hij onder de veertig zou zijn.
Hé, maar jij bent dus de beste schoenmaker van Nederland? Even voor mijn begrip: het is een verkiezing of zo? Of een NK Schoenmaken?
Marius draait zich om van zijn werkbank, met een van de twee laarzen in zijn handen. ‘Het is een vereniging van schoenmakers, die organiseert dat. Terwijl, ja, schoenmakers zijn er natuurlijk niet zo gek veel meer.’
Oh? Terwijl ieder mens schoenen heeft?
‘Ja. Maar kijk, dat je vroeger in elk dorp een schoenmaker had, dat bestaat niet meer. Je hebt minimaal veertigduizend inwoners nodig om een beetje je brood te kunnen verdienen.’
Omdat iedereen al zijn schoenen direct wegnaait?
‘Mensen knikkeren het spul allemaal weg. Als je kijkt naar de mode – dat is ook gewoon helemaal ruk, natuurlijk. Overigens weet niemand dat wij sneakers ook gewoon kunnen verbouwen. Maar iedereen denkt: die dingen zijn op, weg ermee. Ja, en dan: als jij voor drie, vier tientjes een paar schoenen gaat halen, dan laat je die inderdaad niet verspijkeren.’
Zilveren hamer
Even valt het gesprek stil. Marius draait zich nog eens om en schuurt, haast achteloos, de laars in zijn handen nog een beetje bij.
En hoe doe jij dat dan? Ik bedoel: Nunspeet is nou ook weer niet bepaald New York of Kopenhagen.
Marius lacht, en vertelt over zijn schouder dat hij er online reparaties bij doet. Mensen sturen vanuit heel Europa schoenen en laarzen naar hem op. Dat helpt, legt hij uit.
‘Het helpt natuurlijk ook wel dat ik, in tegenstelling tot veel van de oudere schoenmakers, Google en de social media een beetje snap.’
Ja, precies. Maar daar heb je een punt: ik dacht altijd dat schoenmakers per definitie oude mannetjes waren. Maar jij bent zesendertig?
‘Het is ook echt niet het beroep dat ik later wilde worden. Ik was beroepsmuzikant, heb bij de luchtmachtkapel gezeten. Maar ik moest het conservatorium er ook bij doen. Als duobaan, zeg maar. Ik heb vijf jaar de tijd van mijn leven. Heel de wereld gezien, keihard werken én plannen was onmogelijk, want alles kwam altijd op het laatste moment. Dus na een tijdje was ik er toch wel een beetje klaar mee. En toen kwam dit voorbij. Ik heb wel ooit als vakantiebaantje wat in een schoenmakerij gewerkt, bij mijn oom, maar dat was het ook.’
Er is geen hond die nog enige connectie heeft met het schoenmakersvak
Het is toeval, dus eigenlijk. Want echt de ambitie om schoenmaker te worden heeft niemand meer?
‘Nee, joh, er is geen hond die nog enige connectie heeft met het schoenmakersvak. Er is amper nog jeugd – ja, of het is een zoon van een schoenmaker die erin rolt. Maar goed, toen heb ik naast mijn werk bij de luchtmachtkapel een BBL-oplei-ding tot schoenmaker gedaan. Eigenlijk moest ik er fulltime bij werken in een schoenmakerij, maar dat ging natuurlijk niet.’
Maar?
Ja, dat heb ik die school natuurlijk niet verteld. Ik won wel de zilveren hamer, voor de beste leerling van dat jaar. En toen ging het een beetje lopen.’
Mooie pumpies
En waar gaat het heen? Wiens schoenen zou je nog weleens een keertje willen repareren?
‘Nou, als ik het toch voor het kiezen heb: de koning heeft altijd wel een knappe schoen aan.’
De koning mag altijd binnenlopen?
‘Ja, zeker. Het hele koningshuis hoor. Máxima, mooie pumpies. Dat vind vind ik wel mooi hoor. Ik kijk er ook altijd naar, hè? Altijd. Ik vind dat gewoon mooi. Toen ik mijn vrouw net leerde kennen, dacht ze ook altijd dat ik naar de konten van andere vrouwen zat te gapen. Maar ik zat gewoon altijd naar de schoenen te kijken.’
Marius begint te lachen. Hij leunt eventjes op zijn toonbank, en kijkt een keer naar buiten. ‘Maar god, ik weet niet hoe dat gaat, hoor, met hof leveranciers en zo.’
Een paar seconden later wordt er weer op de deur geklopt. In de regen staat een nieuwe klant naast zijn auto, met een paar herenschoenen in zijn handen. Tevergeefs: alleen voor de koning gaat Marius op zaterdagmiddag open. Of nee, waarschijnlijk moet die ook gewoon op maandag terugkomen.
Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?
Abonneer nu en profiteer!
Probeer direct- Alexander Schippers