Premium

De man die de politie uitschold

Ze halen zelden de krantenkoppen, maar ook huis-tuin-en-keukencriminelen worden door de rechter ter verantwoording geroepen. In Het Beklaagdenbankje uw wekelijkse portie winkeldiefstal, huiselijk geweld en ander klein leed.

Nederlandse politieagenten

Deze week meneer M., die volledig onterecht wordt lastiggevallen door de politie. Vindt ie.

Het is nog vroeg, de rechtbank komt langzaam op gang. Her en der lopen wat advocaten en officieren van justie met een toga over hun arm. Een van de agenten bij de ingang drinkt zwijgend een kopje koffie. Ook in de rechtszaal is het beeld niet veel anders. De middelbareschoolleerlingen in het publiek zijn nog moe, de rechter is nog niet helemaal wakker, en ook de bode kijkt, een beetje in zichzelf gekeerd, voor zich uit. Dan zwaaien de deuren open en komt de kale, al een beetje rood aangelopen vijftiger meneer M. binnenlopen.

Meneer M. heeft er de pest in. Al voordat hij gaat zitten, laat hij merken dat het eigenlijk godsgeklaagd is dat hij voor moet komen. Eerder heeft hij, op de gang, al tegen twee Revu-journalisten gemopperd dat de politieagenten in Oss allemaal tegen hem zijn, en dat ze hem de hele tijd opzoeken, zelfs als hij gewoon aan het hardlopen is.

En nu zit hij, chagrijnig en wel, in een net iets te agressieve houding in het beklaagdenbankje. Niet omdat de agenten in Oss allemaal tegen hem zijn, maar omdat hij de agenten uit Oss de huid had volgescholden.

Wapens, munitie en drugs

‘U wordt vandaag verdacht van het feit dat u een aantal agenten in functie zou hebben uitgescholden voor “kankermongolen”, voor “kankerwouten” en voor “kankermongool”. Wilt u daar eens wat over vertellen?’

‘Ja, daar wil ik wel wat over kwijt, ja,’ moppert meneer M. die er vandaag kort bovenop zit, en van plan is om zijn gelijk te gaan halen.

‘Oh?’ sputtert de rechter. Dan loopt meneer M. ineens leeg.

‘Ja, kijk, weet u wat het is, mevrouw de rechter.’

Ik had helemaal niks misdaan. Ik was gewoon naar de autohandelaar geweest, voor een reparatie, maar die was even dicht dus ben ik weer naar huis gereden. Ik wilde gewoon wat televisie gaan kijken, de herhalingen van Studio Sport. Staat ineens de politie aan de deur. “Handen omhoog!” roepen ze tegen me. Dus ik zeg dat ze normaal moeten doen – mijn vrouw was ook thuis, die zat boven. Maar ze vonden dat ze bij mij wapens en munitie en drugs konden komen ophalen. Niks geen huiszoekingsbevel, toen ik ernaar vroeg: niemand kon mij daar antwoord op geven.’

‘En toen?’ probeert de rechter ook wat bij te dragen aan de dialoog.

‘Toen riepen ze dat ik op de bank moest gaan zitten terwijl ze mijn huis wilden doorzoeken. Maar in mijn huis ga ik zitten waar ik wil gaan zitten.’

‘Dat begrijp ik. Ik snap dat u het vervelend vond, en dat er niets is gevonden spreekt natuurlijk in uw voordeel,’ probeert de rechter meneer M. tegemoet te komen. ‘Maar u moet natuurlijk wel gewoon meewerken aan zo’n onderzoek.’

Al eerder genaaid

Weer beklaagt meneer M. zich over het feit dat alle politie in Oss tegen hem is, en dat ze hem elke keer komen opzoeken. Dat hij vroeger inderdaad weleens wat fout deed, maar dat hij nu gewoon zijn best deed en dat er in Oss een aantal politieagenten is die ook echt geen lieverdjes zijn. Dat hij in een eerdere zaak ook al genaaid was door die agenten en dat ze hem het licht in zijn ogen niet gunnen.

‘Oké, maar nu gaat het even over iets anders, meneer,’ sputtert de rechter tegen. M. wil er niets van weten.

‘En de politie heeft dus ook 200 euro uit mijn zak gejat. Die had ik voor de auto, omdat ik naar de garage was geweest, 220 euro had ik gepind, maar toen ze klaar waren met me was ik die 200 euro gewoon kwijt.’

Meneer M. wordt steeds bozer. Hij knikt heftig mee met wat hij aan het vertellen is, alsof hij zichzelf de hele tijd nog een keer gelijk wil geven, om zijn uitspraken kracht bij te zetten. Langzaam maar zeker begint M. een klein beetje rood te worden in zijn nek. Dan acht de rechter haar kans schoon om in te haken.

‘Maar, goed, dan roept u dus “kankermongolen” en “kankerwouten” naar die agenten, hoe kijkt u dan tegen die beledigingen aan?’

Witte rimpellijnen

Even is meneer M. stil. Het lijkt erop dat hij daar niet direct een verongelijkt antwoord op kan geven, dus geeft hij schoorvoetend toe.

‘Ja, natuurlijk heb ik daar wel een beetje spijt van. Maar ik laat mij in mijn eigen huis niet als een klein kind behandelen. Als ik nou gewoon netjes aangesproken word, mogen ze gewoon binnenkomen hoor, hoeven ze niet eens een huiszoekingsbevel te regelen, daar vraag ik dan niet eens om. Maar dat doen ze natuurlijk weer niet.’

‘Oké, helder. Ik zie dat u heeft aangegeven dat u een boete zou weigeren te betalen?’

Als ik nou gewoon netjes aangesproken word, mogen ze gewoon binnenkomen hoor. Maar dat doen ze natuurlijk weer niet

M. begint nog heftiger ja te knikken. In zijn nek staan nu witte rimpellijnen van zijn schouders tot zijn schedel.

‘Als ik een boete krijg, betaal ik niet nee. En als ik moet werken, kom ik ook niet opdagen. Ik werk zelf niet, ik heb geen uitkering, niks. Mijn vrouw werkt, maar die ga ik niet laten betalen aan de wouten. Ik doe het gewoon niet! Dan ga ik nog liever zitten!’

De rechter fronst haar wenkbrauwen en denkt heel even na. ‘Dat is wel een heftige straf voor een belediging, niet?’

‘Maakt me helemaal niks uit!’

Dan is het woord aan de officier. Die begrijpt de emotie van meneer M. best wel een beetje, en weegt mee dat de politie niets gevonden had, die dag. Bovendien vindt ze een gevangenisstraf voor een belediging toch echt te zwaar. Ze stelt een boete van 225 euro voor, waarvan 125 euro voorwaardelijk. De rechter volgt haar voorstel.

‘Dat zou 100 euro zijn die u ook nog in delen mag betalen. Wat vindt u daarvan?’

‘O ja, 100 euro is wel netjes. Voor mij is het dan nu ook gewoon klaar.’

Premium
Je hebt zojuist een premium artikel gelezen.

Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?

Abonneer nu en profiteer!

Probeer direct
Misdaad
  • Jeroen de Leijer
  • iStock