‘Het verbaast me echt dat het boek over Theo Janssen zo goed heeft gelopen,’ begint Marcel van Roosmalen zelf meteen. ‘Ik ben daar heel blij mee; ik kan mijn belasting over dit jaar ervan betalen. Het is nou niet het boek waar ik het meest trots op ben van al mijn werk, maar ik vond het wel een belevenis. De kritiek dat er in het boek helemaal niks gebeurt, deel ik volkomen. Ik ben zelf verbaasd dat ik er nog een heel boek uit heb gekregen.’
Was Theo zelf enthousiast?
‘Hij begon er vol enthousiasme aan, zoals aan alles, denk ik. Na drie afspraken vond hij me een eikel, niet snel daarna ik hem ook. Toen het boek klaar was, groeiden we wel weer naar elkaar toe in het samen uitlachen van verslaggevers die ons kwamen interviewen, en vervolgens kregen we alsnog ruzie met elkaar omdat ik hem te “commando-achtig” zou hebben aangesproken over ons optreden in De Wereld Draait Door, dat hij eigenlijk wilde afzeggen vanwege een housewarming. Daarna hebben we nog drie keer samen gesigneerd, waarbij mensen natuurlijk niet in de rij stonden voor mij, maar voor hem. Vrouwen willen op hun tiet een handtekening van Theo, en ik vraag dan voor de vorm nog “Waar wil je die van mij?” Nou: nergens. Op een gegeven moment had Theo geen zin meer om handtekeningen te zetten en vroeg hij een koper of hij dan misschien een scheet op het boek kon laten. Dat vond die man ook prima.’
Uit je werk spreekt een nogal grote afkeer van mensen die zichzelf te serieus nemen. Daar heeft Theo Janssen dan weer geen last van.
‘Nee, hij heeft er een hekel aan als mensen zichzelf bijzonder vinden. Bij mij werkt dat eveneens als een rode lap op een stier. Theo deelt dat dus, net als veel andere mensen uit de regio Arnhem. Een enorme hekel aan aanstellers. Terwijl Theo een karikatuur is van zichzelf, is het onderdeel dat hij aan iedereen en alles een hekel heeft dan wél weer echt. Ik worstel daar zelf ook mee, hoor: ik doe ook maar gewoon alles dat op mijn pad komt, en soms hoor ik mezelf dan terug in een programma en hoor ik precies waar ik zo’n hekel aan heb bij anderen. Ik heb een paar keer bij VI op die kruk gezeten, en dan schiet je als vanzelf in een soort uitvergroting van jezelf. Word ik aangekondigd als die man die nergens om lacht, de nationale zuurpruim, en op een gegeven moment bén ik dat, terwijl het niet waar is, en tegelijk ook wél. Ik zit niet de hele dag te mopperen op de mensheid en hoofdschuddend te balen van alweer een kutdag. Het is een uitvergroting van één deel van mijn persoonlijkheid. Maar goed, het leek Theo verschrikkelijk om met iemand op te moeten trekken voor zo’n boek die daarna dan zegt dat Theo zijn beste vriend is. Zo iemand ben ik niet. Net als Theo ben ik geen gemakkelijk iemand om vriendschappen mee te sluiten. Altijd de neiging om mensen op een afstand te houden.’
Heb je wel mensen in je leven die je zonder enige aarzeling heel goede vrienden noemt?
‘Eva, mijn vriendin, voor de rest nog een paar, niet veel. Misschien ben ik toch beter in oppervlakkige contacten. Er is altijd het gezonde wantrouwen als ik iemand leer kennen. En kennelijk kom ik zelf ook zo over, hoor ik vaak: gereserveerd. Ik denk zelf weleens dat ik spontaan ben, maar dan word ik er door mijn omgeving weer van verzekerd dat ze me een stugge, moeizame gast vinden.’
Je gaat nu met twee anderen het theater in, en werkte ook bij je reportages vaak samen met fotografen. Terwijl je tegelijk een loner lijkt.
‘Je moet het voor jezelf ook een beetje leuk maken. Het is leuker om samen te lachen. Ik heb de werkelijkheid nodig, om uit te vergroten. Maar het is wel prettig als iemand anders kan beamen dat de kern van wat ik heb opgeschreven niet alleen is ontsproten aan mijn verwrongen geest, maar aan de werkelijkheid. En ik had in die tijd geen rijbewijs, dat speelt ook mee.’
Je lijkt je leven, naar de maatschappelijke normen, beduidend meer op orde te hebben dan toen je alleen was, met gokschulden en altijd alleen een plastic tasje met je spullen bij je.
‘Ik had nu ook zomaar een kapotgerookte vijftiger op een etage in De Pijp kunnen zijn. Ik zat mezelf enorm in de weg, en had geen idee hoe ik overkwam op anderen. Ik werd ergens afgeleverd, en daar nam de wanhoop het over. Er was geen plan, alleen die wanhoop. Ik had over mezelf de perfecte reportage kunnen schrijven. Dus nee, ik had nooit gedacht dat ik met twee kinderen en iemand anders in een kapitale villa zou wonen en daar blij mee zou zijn.’
Lees het hele interview in Nieuwe Revu 31 of op Blendle.