Toen ik voor Nieuwe Revu naar Mali reisde, heeft een bedrijf geholpen met de aanvraag van een visum. Ideaal, want als je iets niet wil is in een consulaat of ambassade van het kastje naar de muur gestuurd worden, om vervolgens met een lijf vol stress en irritatie het vliegtuig in te stappen – als je ’m überhaupt nog haalt.
Minder ideaal was dat ik mijn paspoort terugkreeg met een grote gele sticker op de voor- en achterkant, met daarop reclame voor de visumdienst. Even los van hoe lelijk dat wel niet is, heb ik altijd geleerd dat een paspoort iets is waar je zuinig op moet zijn. Niet kwijtraken, niet in het water laten vallen... en dus ook niet bestickeren. Daarbij: een paspoort is staatseigendom. Je plakt toch ook geen stickers op de dienstauto van Mark Rutte, of op een prinses?
In de Paspoortwet (artikel 54) staat: ‘Een reisdocument wordt ingehouden, indien in of aan het document wijzigingen zijn aan- gebracht [...] door een onbevoegde.’ Wat zo’n bedrijf dus in feite doet, is je paspoort ongeldig maken. Navraag bij het ministerie van Binnenlandse Zaken leert dat het inderdaad niet mag, maar dat er niet op gehandhaafd wordt.
De eigenaar van de visumdienst uit Breda vindt het allemaal wel lollig, deze ‘burgerlijke ongehoorzaamheid’, en wijst erop dat je de reclame er ook weer af kunt halen. ‘Iedereen kan zijn paspoort weer wettelijk toegestaan maken.’ Dat klopt, op dezelfde manier als je stickers ook weer van Ruttes dienstauto kunt halen. Of van een prinses.