— Pas op: satire! Elke week fileert de onderschatte Vlaamse schrijver Herman Brusselmans een overschat persoon uit de wereldgeschiedenis. ‘Een stilistische oefening in iemand uitschelden’, zoals hij het zelf noemt. Dat kun je grappig vinden, of niet. —
Tot in z’n latere babyjaren kon Lee Towers geen woord uitbrengen, behalve dat hij de hele tijd ‘Tralalie tralala’ lag te zingen. Toen hij voor het eerst naar de kleuterschool ging, op z’n negende, zong hij nog steeds ‘Tralalie tralala’. Hij werd uiteraard gepest door z’n medeleerlingen, niet alleen omwille van dat irritante gezang, maar ook omdat hij een bril droeg met glazen die eerder gediend hadden als voorruiten van een vrachtwagen.
Hij werd te Ridderkerk op 23 maart 1946 geboren als Leendert Huijzer, zoon van Sjoerd Huijzer, een schoenlapper in bosrijke gebieden, en Sjaan Huijzer-Poortvlecht, die pannenlappen verbouwde tot onbruikbare theedoeken.
Leendert volgde de trend van verstandsgebrek in het geslacht-Huijzer en moest al snel na het zakken in het eerste leerjaar, op twaalfjarige leeftijd een baantje gaan zoeken. In de Rotterdamse haven konden ze wel iemand gebruiken die een paar schroefjes kon verleggen van de ene doos naar de andere, en daarna klom Leendert op tot ontvetter van Engelse sleutels, hoogtewerker tot anderhalve meter boven de grond en ten slotte kraanmachinist. In z’n kraan zat hij te zingen van ‘Tralalie tralala’.
Willem Duys, de toenmalige tv-coryfee, was nooit te beroerd om losers, halve zolen en opvallende nitwits in z’n kutprogramma te lanceren, en een zingende kraanmachinist leek hem wel wat. Eerst moest Leendert Huijzer een goedbekkende schuilnaam krijgen, en omdat een goedbekkende niet gevonden werd, koos men voor een ridicuul bekkende, en was Lee Towers geboren.
De beroepsjunk Wally Tax, totaal aan de grond en met helse gezangen in z’n halfdood gesnoven kop, bood Lee Towers het verschrikkelijke It’s Raining in My Heart aan en geloof het of niet, dat gedrocht werd een hit, en die hele Lee Towers werd dank zij deze bagger, naar beproefd Nederlands recept, een ster.
Hij coverde alles wat los- en vastzat, kreeg songs aangereikt van songschrijvers met het talent van een halve kilo zemelen en wist zo een avondvullende show samen te stellen die de kraaien van pure angst uit de dorre bomen liet wegvliegen. Eerst vulde hij De Doelen in Rotterdam met een debiel publiek, vervolgens Carré met een nog debieler publiek, en het allerdebielste publiek wachtte nog even tot Towers Ahoy kon uitverkopen.
Aan het begin, in het midden, op driekwart en aan het eind van z’n tenenkrommende vertoning zong hij telkens z’n lijflied You’ll Never Walk Alone, dat hij, als overtuigd Feyenoord-supporter, ook om de haverklap mocht kwelen in De Kuip, en dan zongen 30.000 of meer bezopen aanhangers van het klungelende Feyenoord dat kutlied mee, en ze bleven het maar zingen tot Lee Towers al lang uit het stadion verdwenen was, om thuis grinnikend zijn veel te veel onterecht verdiende geld te zitten tellen.