‘Mijn naam is Ferry en ik ben veertig jaar geleden geboren in Den Haag, samen met mijn tweelingzus. Die met die bolle kop, dat ben ik. Maar ik ga jullie niet vermoeien met mijn familieverhalen. Ik wil jullie meenemen naar 13 november 2015, toen ik met deze drie vrienden besloot een weekendje naar Parijs te gaan.’
Gastspreker Ferry Zandvliet verspilt geen tijd zodra hij zijn gruwelijke verhaal moet vertellen. Op een bijeenkomst over terrorismebestrijding in een Rotterdamse sportkantine luisteren ruim honderd politieagenten, hulpverleners en ambtenaren aandachtig naar hun special guest, die met zijn ontspannen manier van vertellen en een dosis humor de spanning in de eerste minuten van zijn presentatie langzaam opbouwt.
‘Ik was eigenlijk niet eens zo’n fan van de Eagles of Death Metal, maar mijn vrienden Bob, Frank en Dexter wilden er graag heen. Maakt ook niks uit, want onze concerttripjes zijn gewoon slappe excuses om heel veel bier te drinken. Toen we de Bataclan binnenliepen, gingen we meteen op zoek naar een goede plek. Dat betekent voor ons een minimale afstand tot het podium, de bar en de wc. Ik weet dat jullie als politie de nooduitgang altijd het belangrijkst vinden, maar wij hebben andere prioriteiten.’
Er klinkt bescheiden gelach in de kantine. Op het scherm verschijnt een foto van twaalfhonderd juichende bezoekers in een stijf uitverkochte Bataclan, een concertzaal die Ferry zelf vergelijkt met het Amsterdamse Paradiso. ‘Dit was een selfie vanaf het podium, hier zie je goed hoe klein en vooral hoe druk het die avond was.’ De lachjes in de sportkantine hebben in een handomdraai plaatsgemaakt voor ernstige blikken en volledige stilte. Ferry’s luisteraars zetten zich schrap voor het moment waarin zijn avond volledig omschakelt. ‘Toen de band het nummer Kiss the Devil inzette, doken mijn vrienden de moshpit in. Ik bleef een beetje aan de zijkant van de zaal hangen, toen ik plots enkele knallen hoorde.’
Ferry speelt een filmpje af waarop de eerste kalasjnikovschoten van het drietal binnengedrongen IS-terroristen duidelijk te horen zijn. ‘Binnen vier seconden lagen er meer dan duizend mensen op de grond. Probeer dat maar eens voor elkaar te krijgen binnen een kwartier, dat lukt je nooit. In dit geval trad ons reptielenbrein in werking. Die heeft het gevaar allang door. Voor ik het wist, lag ik op de grond en zag ik naast de deur drie jongens met geweren in een soort driehoekje staan. De linker kon ik heel goed zien, hij had een klein baardje en keek heel rustig om zich heen. Dat gaf mij op een of andere manier het gevoel van: dit is oké. Toen richtten ze hun kalasjnikovs op het publiek, riepen keihard “Allahoe akbar” en begonnen om zich heen te schieten. We lagen als mieren op elkaar en ik lag bovenop. Ik voelde de druk van de geweerschoten in die kleine zaal daardoor echt in mijn nek als een windvlaag langskomen. Binnen enkele seconden werden er mensen om mij heen geraakt. Het meisje links van mij was op slag dood, voor zover ik dat kon inschatten. De jongen rechts van mij werd in zijn schouder geraakt. Ik dacht alleen maar: nu ga ik dood, 100 procent zeker. Het cliché dat je hele leven aan je voorbij flitst, klopt overigens als een bus. Mijn hoofd vertelde me: blijf maar liggen, het is goed zo. Het wordt nu zwart en dan is het klaar.’
Nu wil Ferry een andere richting op met zijn verhaal. ‘Het is steeds meer een doel van mij om met mijn verhaal aan te tonen dat het anders moet in Nederland op het gebied van slachtofferhulp. Het hele zorgstelsel zou op de schop moeten. We hebben nog geen degelijk systeem voor het opvangen van slachtoffers met traumatische ervaringen. Ik moest voor mezelf uitzoeken wie en wat ik nodig had, dat is niet gecentraliseerd. Pas na ruim twee jaar kwam ik erachter dat ik recht had op een schadevergoeding, die eigenlijk bedoeld was om in de eerste weken en maanden na de aanslag het wat rustiger aan te doen. Daar baalde ik dus enorm van.’
Ferry noemt Engeland en Duitsland als voorbeeld van hoe het wel zou moeten. ‘Daar zijn ze al veel verder, met crisisspecialisten die mensen specifiek in de eerste dagen na zo’n traumatische ervaring opvangen. Zij houden iedereen van je af die verkeerde bedoelingen heeft of niks toevoegt, journalisten bijvoorbeeld. Wij hebben hier alleen slachtofferhulp voor de gehele periode na zo’n gebeurtenis, terwijl je voor elke week iets anders nodig schijnt te hebben. Dat hebben ze in andere landen veel beter door. Daar wordt ook gewerkt met een tijdslijn: wanneer heeft het slachtoffer wat nodig? Ik wil niet afgeven op onze slachtofferhulp, maar ik denk dat we veel kunnen leren van buitenlandse systemen.’
Vorig jaar richtte Ferry zijn eigen lotgenotengroep op, voor iedereen die een traumatische ervaring heeft verwerkt met hulpverlening. ‘Nog steeds krijg ik van deze mensen dezelfde klachten te horen als de mijne. Vijftig mensen die een aanslag hebben overleefd en nooit met iemand in contact zijn gebracht, die kwamen elkaar in mijn groep pas tegen. Ze waren dolblij om eindelijk eens hun ervaringen te kunnen delen met iemand die erbij was.’
In de komende maanden gaat Ferry met ‘een geheime achterban’ op zoek naar een grote groep slachtoffers, namens wie hij aan wil tonen dat er een grootschalig onderzoek moet komen om de slachtofferhulp in Nederland op orde te krijgen. ‘Aanmelden kan via info@ferryzandvliet.nl. Het hele systeem moet op de schop’.
Lees het hele artikel in Nieuwe Revu 22 of op Blendle.