Homs, Syrië, 2011/2012. Er zat een jezuïet achter een computer. Pater Frans woonde in een klooster in de Oude Stad. Hij schreef een stuk voor het tijdschrift Streven over de politiek en zijn dagelijkse overlevingsstrijd. De oorlog was in 2011 uitgebroken. Vijanden van president Assad wilden de macht overnemen. Straten in de Oude Stad werden afgezet. Bewoners mochten soms hun huizen niet meer in. Na drie dagen greep het leger van Assad in.
Pater Frans vond dat een goede zaak. Het gewone leven kon ‘min of meer zijn loop hervatten’, schreef hij in zijn stuk. Het duurde alleen niet lang omdat de rebellen bleven vechten. Assads leger probeerde ze opnieuw te verjagen. Dat mislukte en de rebellen leken Homs in handen te krijgen. De regering had volgens pater Frans ‘hier niets meer te vertellen’ en de achterblijvers in de Oude Stad ‘vormden een staat binnen de staat met eigen grenzen’.
In februari 2012 kregen de christenen het steeds moeilijker in Homs. Families trokken weg en ‘nogal wat huizen kwamen zo bloot te staan aan vandalistische operaties, zoals plunderingen en diefstal’. Het leger van Assad belegerde de Oude Stad. Huizen hadden geen dak meer, er werden vijf kerken verwoest. De meeste rebellen hadden zich verscholen in de kelders van de christenen en bleven ongedeerd. In juni 2012 was zijn wijk ‘één groot slagveld geworden’, schreef hij in Streven.
Pater Frans schatte in dat er nog zo’n duizend christenen in en om Homs woonden. Vooral de oudere mensen durfden niet te vluchten. Ze zeiden: ‘We kunnen er niets aan doen. We leven onder Gods oog. Hij zij geloofd.’ Anderen zeiden: ‘Jezus beschermt ons.’ Er ontstond een gebrek aan medicijnen en voedsel. Bommen raakten het kloosterdak. Pater Frans werd zo nu en dan in elkaar geslagen door rovers. De waterleiding en de telefoonaansluiting deden het niet meer. De elektriciteit viel uit. Moeders konden hun baby’s niet meer voeden omdat ze zelf te zwak waren. Pater Frans en zijn mensen zochten buiten de Oude Stad naar melk. Soms vonden ze iets en ze mixten het met water. De maanden erna bleef het stil rond Pater Frans. Was hij de hongerdood gestorven, vermoord of ontvoerd? Niemand sloot dat uit. Zijn broers hielden daar zelfs rekening mee.
Homs, januari 2014. De beelden op het filmpje zijn vaag en schokkerig. Pater Frans zit op een krukje achter een lange tafel. Hij draagt een dikke groene jas en een donkere sjaal. Hij heeft witte haren die door natuurlijke selectie steeds dunner zijn geworden. Om hem heen staan bordjes met Arabische teksten. Hij zegt in het Arabisch: ‘Mijn naam is Pater Frans. Ik spreek tot jullie vanuit de oude en belegerde stad Homs. Een van onze grootste problemen is de honger. Er is geen eten. Niets is erger dan mensen op de straat te zien die iets te eten zoeken voor hun kinderen.’
De filmer vraagt in het Arabisch: ‘Denkt u dat de wereld iets gaat doen of blijft iedereen toekijken terwijl wij doodgaan?’ Pater Frans tikt op zijn borst en zegt: ‘Dat is onmogelijk. Het is onmogelijk dat wij lijden en de wereld niets doet. Niet alleen de wereld moet in actie komen, maar wij ook. Anders gaan we dood. We willen niet sterven door dood en honger. Wij houden van het leven. We willen niet dood. We willen niet van pijn en honger sterven. Dank.’ Het filmpje verscheen op YouTube en maakte een beroemdheid van Pater Frans. Volgens zijn familieleden verhoogde dit de kans dat hem iets zou worden aangedaan.
Homs, februari 2014. Er kwam een staakt-het-vuren. Volgens een journalist was dat voor een deel aan Pater Frans te danken. Voor het eerst in lange tijd werden er kleine hoeveelheden voedsel en geneesmiddelen naar Homs geïmporteerd. Hij mocht de Oude Stad verlaten, maar wilde per se blijven. ‘Typisch Frans,’ zeiden de mensen die hem kenden. Ze hadden allang niet meer de illusie dat hij in oorlogstijd naar Nederland zou komen. Hij zei eens: ‘Als alle christenen weg zijn dan ben ik hier gewoon voor de moslims.’
Er waren nog maar 24 christenen over in Homs en zo’n vijftienhonderd moslims, vertelde hij twee journalisten van The Telegraph in een Skype-interview. Hij kreeg elke week vier kilo bloem van lokale moslims. Die gebruikte hij om gehandicapten, zieken of mentaal zwakkeren te helpen. De meeste mensen in de Oude Stad aten vooral olijven en tijm. Pater Frans voedde ze bij waar dat kon. De overgebleven christenen waren redelijk veilig, dacht Pater Frans. De rebellen wilden niet dat ze de Oude Stad zouden verlaten. Dan zouden de soldaten van Assad dit deel van Homs helemáál plat bombarderen.
Na een paar maanden werd de situatie toch weer slechter. Water en elektriciteit waren afgesloten en hij leefde op rijst en gortepap. In The Telegraph noemde hij Homs een ‘wetteloze jungle’. Honger maakte de mensen krankzinnig. Hij was ook psychotherapeut en luisterde naar verhalen over bommen, nachtmerries en dode mensen. Hij ontving soennieten, christenen en alawieten in zijn klooster die paniekaanvallen, paranoia of schizofrenie hadden. Pater Frans noemde hen ‘de kwetsbaren’.
Hij bracht Bijbels, Korans, oude handschriften, relikwieën en plaatjes van iconen onder in zijn klooster. Telefoontjes naar zijn geboorteland werden zeldzaam. In uitzonderlijke gevallen lukte het hem toch naar huis te bellen. Broer Jan en andere familieleden vroegen meerdere keren of hij terug wilde komen. Frans zei: ‘Nee, ik blijf bij mijn mensen. Die mensen verkeren in nood. Ik ben de herder van mijn schapen.’
Homs, 7 april 2014. Het was vroeg in de ochtend. Het was een maandag. Er stond een man voor het hek. Een christelijke vrouw die nog in het klooster woonde, ging naar hem toe om te vragen of ze iets voor hem kon doen. Hij had een pistool bij zich en drong door tot in het klooster. Hij greep Pater Frans. Hij sleepte hem mee naar de binnentuin en zette hem op een stoel. Pater Frans keek hem aan en zei: ‘My brother.’ De broer schoot de oude man twee kogels door zijn hoofd.
Zijn lichaam werd gewassen. Christenen en moslims kleedden hem in zijn jurk waarin hij preken hield. Zijn hoofd werd bedekt met witte lakens. Hij werd begraven in de kloostertuin. Bijna alle inwoners uit de Oude Stad bewezen hem de laatste eer en er waren ook rebellencommandanten aanwezig. De paus eerde ‘mijn Nederlandse jezuïtische medebroeder, Frans van der Lugt’. Ban Ki-moon, secretaris generaal van de Verenigde Naties, veroordeelde de moord. Volgens Jan van der Lugt was Frans een paar weken eerder al ontvoerd. Hij had zich los geworsteld en raakte alleen gewond. Op 7 april was ‘diezelfde kerel teruggekomen’. Zijn assistente in het klooster herkende de schutter aan zijn schoenen en zijn broek.
De dader is nooit gepakt. Niemand weet wie hij was of tot welke beweging hij behoorde. Het klooster werd niet geplunderd. Daarom was het hoogstwaarschijnlijk een politieke daad. Geen groepering eiste de verantwoordelijkheid op en dat is nog steeds niet gebeurd.
Amsterdam, 8 april 2019. Twee Duitsers houden een langdradige presentatie over het Abuna-Frans-Haus dat ze in het plaatsje Essen hebben opgezet. Twee Syrische vluchtelingen vertellen over hun ervaringen met Abuna Francis. Twee oude dames verkopen merchandising bij de ingang. De postuum uitgekomen dichtbundel van F. van der Lugt Wie Ben Jij, O Liefde kost 20 euro. Een boekje met Pater Frans-poëzie in het Arabisch is vandaag te koop voor 2,99 euro.
Hij moet blijven voortleven en dat kan door zijn zinnen en ideeën. Daarom hebben medebroeders en volgelingen nu ook een animatiefilmpje laten maken dat een paar dagen na de herdenkingsdienst te zien zal zijn op de pas gelanceerde website www.fransvanderlugt.org. Pater Frans is vaardig nagetekend en hij zegt dingen als: ‘Er stond een vreemdeling, dat zag ik. Duizelig van de honger stak ik mijn hand naar hem uit. Had hij eten? Wie was deze man? Waar kwam hij ineens vandaan? Boem. Hij schoot. Het ging heel snel.’
De volgende stap zal misschien wel zijn dat Pater Frans heilig wordt verklaard. Er zullen dan nóg meer mensen naar zijn graf komen en zijn laatste rustplaats wordt nu al vaak bezocht. Vier jezuïeten proberen Pater Frans’ werk momenteel voorzichtig voort te zetten en wonen in het klooster. Het hek staat overdag open en er komen dagelijks tientallen Pater Frans-vereerders binnen. Ze leggen bloemen op zijn graf en ze rouwen om een man die volgens bijna alle aanwezigen op de herdenkingsdienst een martelaar is.
Lees het hele artikel in Nieuwe Revu 18 of op Blendle.