'Ik kom uit een multiculturele buurt, iedereen heeft wel een baardje'

Deze week in het beklaagdenbankje: de man zonder rijbewijs die een BMW stal. 'Iemand wil me erbij lappen.'

BMW

Meteen als de 23-jarige meneer E. de rechtbank binnenstapt, valt op hoe jong hij eigenlijk nog oogt. Hij zou een pizzakoerier kunnen zijn, ergens in een klein dorpje in de provincie, of de linksachter van de A2 van voetbalvereniging De Turfstekers in Meppel.

Meneer E. mag dan onder begeleiding van twee agenten uit de gevangenis zijn gekomen, gevaarlijk oogt hij niet. Eerder wat kinderlijk, wat speels. Alsof hij in de gevangenis, in afwachting van zijn rechtszaak, nog even een uurtje met zijn Pokémonkaarten heeft zitten spelen. Maar dan, net voor hij gaat zitten, met het mapje dat hij uit de gevangenis heeft meegenomen in zijn hand, mislukt het hem om een grijns te onderdrukken. Een kleine, bijna onzichtbare, valse grijns. Hij knikt een beetje verlegen naar de rechter. Dan kan de zaak beginnen.

‘Welnu, meneer E.,’ zet de rechter haar verhaal in, ‘u zit hier vandaag als verdachte, dat wil zeggen dat u niets hoeft te zeggen, maar dat u wel heel erg goed op moet letten...’

‘Juist,’ onderbreekt de officier van justitie haar. ‘Want meneer E. zit hier vandaag omdat hij verdacht wordt van diefstal uit een woning, van onder andere een handtas met pasjes en een autosleutel – waarbij hij die laatste ook nog gebruikt zou hebben om de BMW van het slachtoffer mee te nemen. Daarnaast zou hij geld geprobeerd hebben op te nemen met de bankpassen in de portemonnee. Al deze spullen zijn bij de verdachte in huis aangetroffen, én nog een bankpas van iemand anders, waarvan hij verdacht wordt van heling. Meneer werd al rijdend aangetroffen in de gestolen BMW, en ook nog eens zonder rijbewijs.’

Dan gaat de officier van justitie weer zitten. Haar woorden dwarrelen nog even na door de rechtszaal heen, terwijl de rechter een pluk van haar haar achter haar oren vouwt, en haar keel schraapt. Meneer E. zit met zijn handen gevouwen en zijn hoofd recht vooruit, eerder als de braafste jongen van het gymnasium dan als een autodief. ‘Heeft u daar wat op te zeggen, meneer?’ vraagt de rechter dan, voorzichtig.

‘Jazeker, mevrouw de rechter,’ antwoordt E. beleefd. ‘Ik heb het opgeschreven, eigenlijk. Mag ik het nu vertellen?’ Heel even lijkt de rechter uit het lood geslagen. Misschien had ze de – ogenschijnlijk ietwat gespeelde – beleefdheid niet verwacht? Misschien had ze niet verwacht dat E. zou gaan praten? Heel even kijkt ze de zaal rond. Dan knikt ze.

‘Kijk, wat ik vreemd vond,’ steekt E. van wal. ‘Die mevrouw uit dat huis, waar ik ingebroken zou hebben, die komt binnen om 01.00 uur, maar ze doet aangifte om 22.30 uur, heb ik gelezen in het dossier. Dat vind ik heel gek. Je doet niet om 22.30 uur aangifte, maar gewoon de volgende dag meteen, tenminste dat zou ik doen, denk ik. Maar ik sprak iemand in de gevangenis, iemand van straat, die zei dat iemand de sleutels van dat huis gevonden had, dat ze die gewoon ergens had laten slingeren.’

‘Pardon?’ onderbreekt de rechter meneer E. ‘U had die spullen dus niet zelf gestolen, zegt u? Maar wie dan?’

‘Dat kan ik helaas niet zeggen, mevrouw de rechter,’ antwoordt E. zo netjes als hij kan. ‘Ik kan die andere persoon simpelweg niet verraden, want dan krijg ik problemen op straat. Ik ben al een keer mishandeld omdat ik meegewerkt had aan politieonderzoek, dat moet u begrijpen.’

‘Maar hoe komt u dan in die auto terecht? En die spullen, hoe komen die dan bij u thuis?’

Even zucht meneer E., en slaat hij zijn ogen neer. Dan kijkt hij weer op en herstart hij zijn verhaal met vernieuwde moed. ‘Ik liep gewoon wat over straat, en toen kwam er een persoon naar me toe, in die auto. Hij vroeg me of ik even wat spullen voor hem wilde bewaren, en of ik die auto bij de Jumbo wilde gaan neerzetten. Oké, ik had geen rijbewijs, maar hé, ik stond te springen om in die mooie BMW te rijden, dus – en ik weet ook wel dat dat niet slim is – toen heb ik die spullen, zonder na te denken, maar bij mij thuis gelegd, en ben ik in die auto gestapt.’

‘Zonder rijbewijs?’ ‘Ja, dat is dom, maar ja, er is mij geen joyriding ten laste gelegd, voor zover ik weet, dus daar kunt u me niet op veroordelen.’ Weer valt er eventjes een stilte. Weer grijnst meneer E. héél even. Hij kijkt opzij, naar zijn advocaat. Die knikt. ‘Toch?’ voegt hij er voor de zekerheid nog aan toe.

De rechter zucht een keer, en vraagt of de persoon die de BMW gestolen zou hebben een bekende was van meneer E.. Hij knikt, maar zegt er meteen bij dat het geen vriend was, maar dat hij hem kende uit de buurt, en dat hij hem had gevraagd of E. de auto wilde wegzetten omdat hij al veel gedronken had.

‘Maar,’ stamelt de rechter, ‘hij woonde bij u in de buurt, dus hij was al bijna thuis?’

‘Ja.’

‘En de Jumbo is twee minuten rijden van waar u was?’

‘Ja.’

‘Maar waaróm dan?’

‘Er zijn geen harde bewijzen, mevrouw de rechter. Er zouden filmbeelden zijn van de pinautomaat, maar hé, ik kom uit een multiculturele buurt, iedereen heeft wel een snor of een sik of een baardje. Iemand wil mij erbij lappen.’

Hoe erg meneer E. ook zijn best doet om de nette schooljongen uit te hangen, de rechter lijkt er niet in te trappen. Ook zijn kilometerslange strafblad helpt niet mee, om maar te zwijgen over zijn reclasseringsrapport dat hem omschrijft als een veelpleger die vervalt in sociaal wenselijke praat. E. verlaat de zaal met acht maanden gevangenisstraf, en zeseneenhalve maand rijontzegging. Zijn grijns is dan al een paar minuten verdwenen.