Daar was ie weer: de periodieke plaasmoorde-discussie, met dank aan Donald Trump, die tweette over de ‘large scale killing of farmers’ in Zuid-Afrika. Het onderwerp gaat me aan het hart omdat ik er jaren heb gewoond. Prachtig land, lieve mensen, enorm armoede- en criminaliteitsprobleem.
Plaasmoorde is de verzamelnaam voor vermoorde boeren (een plaas is een boerderij). Het afgelopen jaar zijn er 47 geregistreerd, maar het kunnen er ook meer zijn. Dat zijn er 47 te veel, maar wel historisch laag – sinds de afschaffing van de apartheid stierven er in één jaar nooit minder witte, zwarte en anderskleurige boeren door geweld.
Eigenlijk maakt dat getal niet uit, want het zaadje is geplant: ‘ze’ vermoorden ‘onze mensen’. De onderliggende geachte is namelijk dat plaasmoorde een racistisch motief hebben. Dat is nooit bewezen. Waarschijnlijker is een mix van inkomensongelijkheid en ligging; iemand die arm is vermoordt iemand die rijk is en op een afgelegen plek woont, ver weg van buren of een politiebureau. Is dat erg? Ja. Is dat racisme? Nee. Zelfs de belangenvereniging van Zuid-Afrikaanse boeren noemt plaasmoorde geen racistisch gedreven geweld.
Waarom doen wij dat dan wel? En waarom willen wij dit onderwerp in Nederland zo graag op de agenda hebben? ‘Witte genocide’ of ‘omgekeerde apartheid’ bestaat niet. Er is geen zwart complot tegen de blanke boer. Het is een fabel dat wordt gevoed door rechts-conservatieve populisten die om de een of andere reden graag zien dat het wel zo is. Zo van: zie je wel, negers vermoorden nazaten van Nederlandse immigranten. Wie is er dan de racist?