De politie mag dan je beste vriend zijn, maar ik heb altijd alleen maar gezeik met die gasten. Kunnen zij ook niks aan doen, die arme stakkers zijn tenslotte allemaal overwerkt, onderbetaald en – naar mijn mening – te laag opgeleid. Met een mbo 2-opleiding van slechts anderhalf jaar mag je al als surveillant de openbare weg op, je machtswellust botvieren op brave, belastingbetalende burgers.
Een tijdje terug was een vriendin van me van d’r iPhone beroofd. Maar door een app kon ze zien waar die was. Op een adres in de Tarwewijk. Oom agent kon echter niets met straatnaam, huisnummer en postcode, vanwege regeltjes en druk, druk, druk.
Waar de sterke arm der wet dan zo busy mee is in deze tijd van – volgens het CBS – almaar dalende criminaliteitscijfers? Nou, in Rotterdam spenderen de wouten menig uurtje op Facebook en speuren aldaar de pagina’s van kunstgaleries af om te zien of die nog evenementen gepland hebben staan. Niet omdat de Rotterdamse veldwachters zo van schilderijen en sculpturen houden, nee, omdat er bij vernissages nogal eens een alcoholische versnapering wordt geschonken. En dat mag niet. Heeft ook nooit gemogen, maar tot voor kort kraaide daar geen haan naar. Waarom ook? Zolang je geen overlast veroorzaakt, is het een victimless crime, niet?
Enter Aboutaleb. Wat mij betreft verder een prima burgervader, maar hij heeft het niet zo op alcohol en is allesbehalve scheutig met het verlenen van drankvergunningen aan horeca en festivals. Dit onder het mom van veiligheidsredenen. Zo was er afgelopen zondag nog een potentieel levensgevaarlijke situatie in het Oude Noorden, in Gallery Untitled. Ik exposeer daar momenteel wat van m’n kunstwerken. Een tuba tandpasta, een katjesdropmonochroom van twee bij drie meter en meer van dat soort spul.
Galeriehouder L. en ik hadden een middag vol cultureel vertier samengesteld om kopers te lokken. M’n vrienden van rhythm-and-bluesgroep The Tambles zouden optreden en ik zou wat columns voordragen. En er zou – hoewel galeriehouder L. al eens een waarschuwing had gekregen – een wijntje geschonken worden. Want ook al zou je van mijn kunst kunnen zeggen: ‘Dat kan m’n nichtje van drie ook,’ het moest godverdomme geen kinderfeestje worden.
Na bij de gemeente tevergeefs te hebben geleurd om een ontheffing, had galeriehouder L. een alleraardigste oplossing bedacht: de wijn zou als kunst verkocht worden, in kleine, vierkante flesjes, met op het etiket ‘Ceci n’est pas du vin, c’est de l’art’, een vette knipoog naar René Magrittes schilderij van de pijp met daaronder de tekst ‘Ceci n’est pas une pipe.’
De stadswachten die die middag met een printje van het Facebook-evenement op de stoep stonden konden er – misschien omdat ze noch Frans noch Magritte kenden – niet om lachen. Galeriehouder L. had ze buiten de flesjes laten zien en gezegd: ‘Ik wil best een boete betalen, maar laat jullie nu niet binnen. Er staat iemand op een podium voor te lezen. Als die klaar is, gaan jullie je gang maar.’
Obstructie, concludeerden de stadswachten en ze lieten drie politiebusjes aanrukken om de galeriehouder – die zich niet tegen de arrestatie verzette – naar het politiebureau te laten afvoeren. ‘De politie is je beste vriend.’ Ammehoela. Vrienden vraag je op je feestje en komen niet ongenood de boel verzieken.