Donald Trump kocht de New Jersey Generals in augustus 1983 van een olietycoon uit Oklahoma City. Zijn team ging spelen in de eerder dat jaar opgerichte United States Football League, volgens Trump-biograaf David Cay Johnston ‘een competitie voor mensen die niet rijk genoeg waren om een NFL-team te kopen, maar wel van de voordelen konden profiteren’.
Trumps associatie met de witte volkssport was goed voor zijn imago en volgens een medewerker van de United States Football League (USFL) zag hij ‘een footballteam als een perfecte aanvulling voor zijn portfolio’. Trump zelf zei: ‘Als ik een nieuwe manager huur voor mijn vastgoedbedrijf trek ik weinig media-aandacht. Maar als ik een coach huur voor een footballteam bellen er meteen zestig tot zeventig reporters.’
De toeschouwersaantallen van de USFL waren in het eerste jaar niet te vergelijken met die van de NFL, maar slecht waren ze niet en er waren grote mogelijkheden door te groeien. Volgens Charley Steiner, radioverslaggever van Generals-wedstrijden, zat er een ‘anarchistisch randje’ aan de USFL en alle betrokkenen genoten ervan te strijden tegen ‘de gevestigde NFL’. De eigenaren liepen relatief weinig financiële risico en iedereen die meedeed wist dat er geduld moest worden uitgeoefend. Eerst moest de USFL een stabiele competitie worden. Pas in een later stadium zou de USFL wellicht de concurrentie kunnen aangaan met de NFL.
USFL-oprichter David Dixon wist nog niet dat Trump niet bekend stond om zijn geduld en er al helemaal niet van hield in de schaduw van succesvollere teameigenaren te opereren. Trump noemde de New Jersey Generals de ‘New York Generals’ om ze groter te maken dan ze waren en hij probeerde de andere teameigenaren ervan te overtuigen van de lente naar de herfst te verhuizen. Dan hoefden ze niet meer te concurreren met de professionele honkbalcompetitie en zouden ze hun wedstrijden tegelijk met de NFL spelen. De eigenaar van de Tampa Bay Bandits waarschuwde dat zo’n beslissing het einde van de USFL zou betekenen. Trump zei: ‘Als God football in de lente zou hebben gewild, had hij nooit het honkbal uitgevonden.’
De meeste teameigenaren haatten Trump. Journalisten en spelers adoreerden hem. Hij organiseerde persconferenties met champagne en kaviaar in zijn pas gebouwde Trump Tower en genoot zo van media-aandacht dat hij na vrijwel elke wedstrijd de kleedkamer inging. Journalisten vergaten ineens dat ze de spelers kritische vragen wilden stellen en ze renden naar ‘die vent met dat gekke haar, die nog niet oranje was,’ zoals een oud-medewerker hem omschreef. Die was altijd goed voor een provocerende quote en de spelers konden zich in alle rust omkleden en er ongemerkt vandoor gaan.
Trump had volgens kenners weinig verstand van football. Daar dacht hij zelf heel anders over. Hij hield zich fanatiek bezig met het spelersbeleid en bood talentvolle universiteitsspelers topsalarissen. Volgens een journalist van The New York Times creëerde hij met zijn beleid een ‘Can you top this?’- sfeer, waardoor ook de andere teameigenaren veel te veel geld uit gingen geven en de verliezen toenamen. Trump vond dat niet erg en bleef miljoenen bieden. Als ze zijn club verkozen boven een NFL-club leverde hem dat ‘inkt’ op, zoals hij krantenartikelen noemde, en dan was het Trump-merk weer wat meer waard geworden. Sommige aankopen kregen een bedrag dat ver boven de salary cap lag. De andere teameigenaren vonden dat bedrog.
Trump trok zich er niets van aan en zijn biograaf David Cay Johnston zou later schrijven: ‘Trumps avontuur in professioneel football is een vroeg voorbeeld van een zakenloopbaan die is gebouwd op het breken, negeren en verzinnen van regels.’
Lees het hele artikel op Blendle.