Tijdens een grote bijeenkomst van docenten in het voortgezet onderwijs mocht ik vertellen wat mijn ervaringen zijn tijdens verschillende schoolbezoeken, die in principe altijd in het teken staan van de vaderlandse literatuur. Ik probeer jongeren ervoor te enthousiasmeren. Het onderwerp houdt me veel bezig, omdat ik in de praktijk heb ondervonden dat veel lezen, of het nou boeken of bladen zijn, uiteindelijk zal leiden tot een bredere algemene kennis, beter empathisch vermogen en vooral meer intellect.
Wie in een cruciale fase van zijn jeugd aan het lezen slaat, zal daar later – in het alledaagse leven, maar ook op de arbeidsmarkt – de vruchten van plukken. Lezen is kortom niet alleen vermaak, het is vooral een investering in de toekomst. Veel collega-schrijvers trokken inmiddels de terechte conclusie dat de verplichte leeslijst voor middelbare scholen tamelijk gedateerd is, in elk geval voor de grote groep die een hekel heeft aan boeken en daarom veel liever gaat gamen, netflixen of rondhangen op sociale media. Ze moeten niets van die dikke pillen hebben. Als ze dan ook nog eens, met enige dwang, aan een boek beginnen dat ergens tussen de grote oorlogen is geschreven, zijn ze voorgoed genezen.
Dit verhaal is inmiddels algemeen bekend. Toch blijft het moeilijk om het probleem van ontlezing te tackelen. Dat heeft mijns inziens niet alleen te maken met de houding van de jeugd, inclusief alle digitale verleidingen waaraan zij worden blootgesteld, maar ook met de capaciteiten en vooral de ruimte die leerkrachten krijgen. Zij kampen in toenemende mate met werkdruk, bijvoorbeeld door de oprukkende bureaucratisering van onze maatschappij, waardoor ze amper zelf nog tijd hebben om mee te evolueren met de moderne tijd – althans op professioneel vlak. Wat ik daarmee bedoel, is dat veel docenten, ongeacht het niveau waarop ze lesgeven, maar moeizaam tijd kunnen vinden om hedendaagse literatuur te lezen. Toch is dat wel belangrijk.
Naarmate de jaren vorderen, veranderen de taal, de onderwerpen en de personages in boeken. De ontvangers (de lezers, dus) worden ook andere mensen, die zich op een of andere manier verwant willen voelen met het- geen ze lezen. Dat betekent, voor de goede orde, niet dat iedereen zich maar moet kunnen identificeren met protagonisten en hun alledaagse zorgen, maar het is wel prettig als een plot op een of andere manier invoelbaar wordt. Veel mooier is het natuurlijk als boeken toegang bieden tot nieuwe werelden, waarvan de sleutelfiguren anders zijn, maar wel fascineren door de wijze waarop ze het leven benaderen, nadenken over zaken en nieuwe inzichten bieden.
Als oude boeken op geen enkele manier aan de behoefte kunnen voldoen, moeten onderwijzers kritisch kijken naar wat ze aanbieden. Maar dat is dus bijna onmogelijk als ze zelf niet aan lezen toekomen. Daarom zou een bijspijkercursus voor docenten ook kunnen inhouden dat ze elk schooljaar verplicht tien nieuwe romans lezen die ze vervolgens door moeten spelen aan scholieren. Het zal de antihouding jegens boeken niet meteen doen verdampen, maar in elk geval kunnen leerlingen dan niet zeggen dat ze niets moeten hebben van die wollige boeken uit de prehistorie.