Longread | Jaap de Groot: 'Cruijff zit nog dagelijks in mijn hoofd'

Wie Jaap de Groot zegt, zegt Johan Cruijff. De Telesport-chef schreef niet alleen jarenlang diens columns, ook wordt hij...

Wie Jaap de Groot zegt, zegt Johan Cruijff. De Telesport-chef schreef niet alleen jarenlang diens columns, ook wordt hij gezien als een van Cruijffs trouwste discipelen. Nu is er de autobiografie Mijn verhaal, geschreven door De Groot. ‘Johan wilde dat het een universeel boek zou worden. Een boek dat je weer eens pakte als je dacht: ik ben benieuwd hoe Cruijff naar dingen kijkt.’

Jaap de Groot is 61 jaar en bevriend met Johan Cruijff sinds 1986. Sindsdien heeft hij van dichtbij alles meegemaakt. De talloze conflicten die Cruijff uitvocht bij Ajax, de talloze triomfen van Cruijff bij Barcelona, de talloze herenigingen met Ajax en later ook weer de talloze afwijzingen van de Amsterdamse club. En al die keren dat Cruijffin de clinch lag met overijverige voetbalbobo’s: De Groot was erbij en streed aan zijn zijde.

Van dichtbij zag hij hoe de status van Cruijff in Catalonië uitgroeide tot die van een halfgod. De Groot kon het van dichtbij zien, want hij was een van de weinige journalisten die het tot huisvriend van de familie wist te schoppen en naar de huistelefoon kon bellen zonder een boze Danny aan de lijn te krijgen. Daar in de chique wijk Bonanova op de heuvels van Barcelona dronk hij jarenlang een wijntje mee als Cruijffi n zijn zo afgeschermde privédomein voetbal doceerde.

Loyaliteit

In gesprek met Revu vertelt De Groot vaak lachend en soms met zichtbare moeite over zijn vriendschap met Cruijff, en verklaart hij zijn loyaliteit aan Neerlands grootste sporticoon. Een loyaliteit die voor sommigen niet altijd even goed viel te rijmen met zijn werk als journalist, maar die voor De Groot geen condities kende en duurde tot de dood hen scheidde.

Was Cruijff uw jeugdidool?

‘Nee.’

Keek u tegen hem op?

‘Nee, ook niet.’

U had als kind toch wel een poster van hem aan de muur hangen?

‘De enige poster die op mijn jongenskamer hing was van Anderlecht, omdat hun paarse shirts goed bij mijn paars geverfde muren paste. Verder ben ik totaal idool-ongevoelig.’

Waar was jullie relatie op gebaseerd?

‘Op dat we elkaar mogen. Het is een ontzettend leuke vent. Een hele wijze man. Een ras-Amsterdammer ook. Net als ik. Hij is goudeerlijk met een fascinerende manier van denken, zodat het altijd leuk is om met hem om te gaan. En hij doet geen stiekeme dingen. Ik kan geen voorval bedenken waarbij hij mij iets geflikt heeft. Hij is wel bijdehand, dát zeker.’

De eerste lach vult zijn kantoor op de burelen van Telesport in het immense pand van De Telegraaf in de buurt van station Amsterdam Sloterdijk. Het kantoor is netjes ingericht met veel sportboeken en foto’s van voetballers.

De grootste hangt linksachter De Groot. Een ingelijste van Cruijff in een van zijn misschien wel meest karakteristieke houdingen. In Ajax-tenue dirigeert hij zijn medespelers in het veld wat ze moeten doen en waar ze moeten lopen. De foto hangt daar al jaren en zal er blijven hangen zolang De Groot de scepter zwaait bij Telesport.

Kon u de mythe Cruijff los zien van de vriend Cruijff?

‘Volgens mij was het de vrouw van Frits Barend die het ooit heel treffend zei: De kracht van Johan Cruijff is dat hij 99 procent van de dag niet doorheeft dat hij Johan Cruijff is. En als hij het wel doorhad, bleef hij zich verbazen over de hysterie die rondom hem kon ontstaan. Roem liep hem als olie langs het lijf. Ik heb hem daarom nooit gezien als fenomeen. Het was gewoon Johan voor mij. Een Amsterdammer met een grote mond die vaak gewoon lekker wilde ouwehoeren.’

Wanneer ontmoette u Cruijff voor het eerst?

‘Dat was op een avond in Los Angeles, in 1980.’

Gunstige pers

De Groot bekleedt als chef van Telesport misschien wel de machtigste positie in de Nederlandse sportjournalistiek. Iedereen in de voetballerij weet, en de voetbalbobo voorop, dat als De Telegraaf zijn staart roert, het een kwestie is van onderduiken, bek houden en hopen dat je de storm overleeft. Dat was voor Cruijff wellicht een mooie bijkomstigheid in de vriendschap met De Groot. Hij begreep immers als geen ander dat een gunstige pers van doorslaggevend belang kan zijn in het bespelen van de publieke opinie, en daarmee het behalen van je gelijk in een voetbalwereld waarin Cruijff zich soms een roepende in de woestijn voelde. In Barcelona vond hij El Periódico en de Spaanse journalist Joan Patsy aan zijn zijde, in Nederland had hij De Telegraaf als trouwe spreekbuis.

Wat dat betreft is die ene avond begin jaren tachtig in de lobby van het chique Pasadena Hilton aan de Los Robles Avenue in Los Angeles misschien wel van significante betekenis geweest voor zowel de journalistieke carrière van De Groot als de band van Cruijff met De Telegraaf en alles wat daaruit is ontsproten. En dat terwijl De Groot destijds met een hele andere intentie naar LA was gevlogen. Het excuus was vakantie, de dekmantel was een voetbalwedstrijd tussen de LA Aztecs en de Washington Diplomats, waarvoor hij via Wim Suurbier kaartjes had geregeld. Maar het eigenlijke doel waren de cheerleaders waar de toen 25-jarige De Groot een warme belangstelling voor koesterde.

Vertel eens over die avond.

‘Na de wedstrijd ging ik met Suurbier mee naar de afterparty, in de hoop wat cheerleaders tegen het lijf te lopen. Dat was in het Pasadena Hilton, hartje LA. Ik was daar op het feest en rond middernacht ging ik even naar de hal. Ik keek om me heen en, verdomd, ik zag daar Johan zitten met Wim Jansen, die samen bij de Diplomats speelden. Ik schoof aan en we begonnen over voetbal te praten. Johan ging maar door en ging maar door. Hij was ongeëvenaard. Zoals hij over voetbal sprak, tot in de details, dat had ik nog nooit eerder meegemaakt.

We lulden maar door. Totdat op een gegeven moment mensen de lobby binnenkwamen en naar het ontbijt vroegen. Was het zes uur in de ochtend! Johan was zo gefocust, die had de hele nacht door geluld. Echt ongelooflijk.’

En de cheerleaders?

Lachend: ‘Die heb ik niet meer gezien.’

Ajax-nest

Cruijff en De Groot liggen elkaar wel. No-nonsense figuren. Allebei afkomstig uit een Ajax-nest. Jaaps vader Theo was jarenlang spits aan de Middenweg. Cruijffs vader Manus had een eigen groentezaak en leverde groente en fruit aan Ajax. Ze hadden een klik. Manus drukte de magere Theo geregeld een appel in de handen. Er bestaat zelfs een foto waarop Manus tijdens een kampioensfeest te zien is met Theo op zijn schouders.

De vriendschap tussen de zoons ontluikt pas echt wanneer De Groot voor De Telegraaf de columns van Cruijff moet optekenen. Vanaf begin jaren tachtig bellen ze elkaar elke zondag rond de klok van elf uur in de ochtend. De ene keer is het Cruijff die De Groot belt, de andere keer andersom. De ene keer heeft Cruijff zich kwaad gemaakt over het onevenredig hoge aantal breedtepasses bij Ajax en is de column in vijf minuten opgelepeld, de andere keer duurt het allemaal wat langer. Bijvoorbeeld wanneer Cruijff aan een monoloog begint waarin hij de vloer aanveegt met de visie van de KNVB, of het gebrek daaraan. Wanneer het gesprek kort is, worden er andere onderwerpen aangeboord.

Met dezelfde intensiteit als Cruijff de politieke sores bij Ajax kan bespreken, weidt hij uit over de doordeweekse beslommeringen van zijn opgroeiende kleinkinderen. Wanneer de twee boezemvrienden ophangen, heeft De Groot misschien nog een kwartiertje nodig om de column uit te tikken. Cruijff hoeft de tekst ter goedkeuring niet meer na te lezen, hij vertrouwt zijn ghostwriter volledig. En ondertussen kijkt de hele voetbalwereld reikhalzend uit om op maandagochtend te lezen wat Cruijff dit keer vanaf de berg in Barcelona heeft gezien wat het gewone volk niet zag. De Groot: ‘Ach, het was eigenlijk doodsimpel allemaal. Geen hogere wiskunde.’

Kon u Cruijff altijd volgen?

‘Op voetbalgebied was hij superduidelijk. Voetbal is simpel, maar het moeilijkste is simpel voetballen, zei hij altijd. En dat kon hij prima uitleggen. Hij heeft het vermogen om hele ingewikkelde dingen heel simpel te verwoorden. Maar wel de dingen waar hij zelf iets vanaf wist. Hij moest niet over hogesnelheidstreinen beginnen.’

Welke column springt er bovenuit?

‘De beruchte waarmee hij de Fluwelen Revolutie ontketende. Hij belde me donderdag 16 september 2010 woedend op, een dag na de Champions League-wedstrijd tussen Real Madrid en Ajax. Ajax verloor met 2-0, maar het had wel 12-0 kunnen zijn. Hij was razend. Hij zei:

Jaap, we maken nu de column! Ik zei: Johan, slaap er nog eens over. Ik bel je zondag. We zien wel hoe je er dan over denkt.’

En?

‘Hij was nog steeds woedend.’

En dus publiceerde De Telegraaf op maandag 20 september 2010 de column Dit is Ajax niet meer, waarin Cruijff zelfs voor zijn doen in ongekend felle bewoordingen van leer trok tegen het establishment dat bij Ajax aan de knoppen draaide. Zij waren het die verantwoordelijk waren voor de teloorgang van zijn club, van zijn Ajax en dus dienden zij, de bobo’s, zo snel mogelijk de club te verlaten.

Veenbrand

Wat ontstond was een jarenlange veenbrand aan de Amstel waarbij zo’n beetje elke gelegenheid werd aangegrepen om over en weer met scherp te schieten. In feite is het nog steeds niet rustig in Amsterdam en het laatste wat Cruijff in een column over de bestuurlijke crisis schreef was dat hij als adviseur zijn handen van Ajax af trok. Dat was op 16 november 2015. Drie weken nadat bij hem longkanker was geconstateerd, vier maanden voor zijn dood op 24 maart 2016.

Tussen Cruijff en Barcelona kwam het voor zijn dood nog goed. Zijn laatste handtekening zette hij onder een contract tussen zijn foundation en FC Barcelona. Met Ajax lukte dat niet.

‘Dat heeft hem veel verdriet gedaan.

Het verhaal met Ajax was nog niet afgerond. Hij stond klaar om Ajax te helpen. Het was voor hem enkel zaak dat hij moest wachten totdat hij weer gezond was. Daarna wilde hij de draad oppakken. Maar op de dag dat ik hem voor het laatst sprak, op 2 maart, had hij het gevoel dat veel vrienden er niet meer voor hem waren. Uiteindelijk had Johan alleen nog contact met Wim Jonk. Van de rest hoorde hij niks. Dat deed hem veel verdriet. Dat heeft hij niet verdiend.’

In de autobiografie Mijn verhaal besteden De Groot en Cruijff – die alleen het voorwoord heeft kunnen lezen – veel aandacht aan de Fluwelen Revolutie.

De Groot heeft getwijfeld of dat per se nodig was, maar hij besloot de meest recente strubbelingen tussen Ajax en Cruijff toch prominent te behandelen. In het voorwoord zegt Cruijff: ‘Ik wil aangeven hoe belangrijk mijn familie is. Niet alleen mijn ouders, schoonouders, vrouw, kinderen en kleinkinderen, maar ook al die mensen die me bij Ajax bij de hand hebben genomen in een fase van mijn leven dat ik heel kwetsbaar was. Daarom is ook Ajax voor mij familie.’

Waarom moest dat erin komen?

‘Tijdens ons eerste gesprek voor het boek kwam hij met het verhaal hoe belangrijk Ajax voor hem is geweest. Dat hij is opgevoed door het voetbal. Dat Ajax de familie Cruijff opving nadat zijn vader was overleden. De club zorgde dat zijn moeder bij Ajax kon werken. Terwijl voor veel bestuurders Ajax een paradepaardje is om goede sier mee te maken, is Ajax als familie voor hem. Cruijff is een enorme familieman, dat weet iedereen. Zijn gezin is het belangrijkste voor hem. Maar hij ziet Ajax ook als familie. En als je ziet dat het met je familie misgaat, grijp je in. Niet vanuit macht, maar vanuit liefde.’

Tuktuk

De Groot praat veel in de tegenwoordige tijd over Cruijff. Alsof ze elkaar gisteren nog spraken en op ieder moment de telefoon kan gaan omdat Jopie aan de lijn hangt. De Groot schept er zichtbaar genoegen in om de avonturen te delen die hij met Cruijff beleefde. Over hoe zij een jaar of tien geleden in India allebei achterop een eigen tuktuk klommen en door de straten van New Delhi scheurden voor een wedstrijdje wie het eerst bij het hotel was. Lachend: ‘Ik zie Johan nog half uit die gammele tuktuk hangen en naar me schreeuwen: Waar blijf je nou, Jaap?’

Of die keer in een restaurant in Amsterdam. ‘Johan belde me op. Hij vroeg: Japie, kom je hierheen? Dan gaan we een hapje eten en kijken we daarna samen een potje voetbal op tv. Om de hoek van zijn Amsterdamse appartement zit dat restaurant van Ron Blaauw. Dus wij schuiven aan en naast ons zitten twee jonge mensen. Begint Johan daar een heel gesprek mee. Het ging overal over. Wat vind je van het vlees? Wat vind je van de wijn? Wonen jullie hier in de buurt? Die mensen wisten niet wat ze meemaakten. Die man was zo vreselijk sociaal.’

De toon verandert als de bewuste woensdagavond 2 maart ter sprake komt, het laatste moment dat ze samen zijn, niet wetende dat het een afscheid is. ‘We zaten met zijn drieën aan de woonkamertafel. Johan, Danny en ik. Johan en ik hadden een lange dag gehad. ’s Ochtends waren we naar het circuit van Catalonië gegaan om Max Verstappen te ontmoeten. Toen we terug waren in Barcelona heeft Johan nog een middagdutje gedaan en ’s avonds hebben we de laatste hoofdstukken van het boek afgerond. Rond een uur of elf vroeg Danny: Jongens, wat wordt het, cola of champagne? Nou, een beter moment om champagne te drinken is er niet, zei ik. Kom maar op! Het staat op band dat Johan keihard begint te lachen. Danny zette ondertussen nog wat toastjes met zalm en kaviaar op tafel.’

Hoe herinnert u zich Johan die avond?

‘Hij was kwetsbaar, maar ook ontzettend lief. Hij was als mens op zijn best. Heel rustig. Heel wijs. Dat beeld van die kwetsbare Johan komt bijna elke dag bij me op.’

Wat voor invloed had zijn ziekte op jullie vriendschap?

‘De laatste maanden belde hij soms drie, vier keer per dag. Gewoon om even te vragen hoe het met me ging. Of dat hij even zijn verhaal kwijt kon. Dat was prettig. Hij was ook heel erg bezig met het boek. Ik had nooit eerder meegemaakt dat we tot ’s avonds laat zaten te praten en dat hij de volgende ochtend bij me kwam om nog wat dingen toe te voegen. Hij had speciaal hiervoor pen en papier op zijn nachtkastje gelegd zodat hij ’s avonds in bed dingen kon noteren die hem ineens te binnen schoten.’

Wat voor boek moest het volgens hem worden?

‘Hij wilde dat het een universeel boek zou worden. Geen boek waarvan je dacht: nu weet ik het wel. Het moest een boek worden dat je weer eens pakte als je dacht: ik ben benieuwd hoe Cruijff naar dingen kijkt.’

Deels verlamd

Lange tijd was Cruijff ervan overtuigd dat hij zou genezen. De gedachte dat het misschien mis kon gaan liet hij simpelweg niet toe. Hij was niet bezig met de dood. Hij was bezig met vooruitkijken, aldus De Groot. Maar in het weekend van 12 maart ontwaakt Cruijff met een deels verlamd lichaam. De Groot twijfelt of hij wel naar Rio de Janeiro moet gaan waar hij in alle rust aan het boek wil werken. Door Cruijffs ziekte en alle chemo’s is de deadline allang verstreken. Maar, zo is de gedachte, Cruijff staat onder controle bij de beste artsen van privékliniek Centro Médico Teknon, op vijf minuten lopen van zijn huis, en op 21 maart zal hij intensief onderzocht worden. De Groot pakt zijn koffers en vertrekt. Cruijffen hij houden ondertussen nauw contact over de vorderingen van het boek.

Totdat hij op dinsdag 22 maart naar Barcelona belt en Danny opneemt. Het is mis. Goed mis. Danny vertelt dat Johan die ochtend wakker werd, even naar beneden ging en meteen weer naar bed is gegaan. Cruijff had gezegd dat hij nu alleen maar wilde slapen. De dag erna, de 23ste, belt De Groot de familie niet. Donderdagochtend gaat zijn telefoon. Het is Jordi die vertelt dat zijn vader even daarvoor is overleden. ‘Dat was een klap. Vrijdag ben ik meteen teruggevlogen. Zaterdag en zondag was ik bij de familie.’

Mist u hem?

‘Hij zit dagelijks in mijn hoofd. Ik denk nog veel aan hem. Het is moeilijk uit te leggen. Als ik de elf uur durende audiotapes beluister die we hebben opgenomen voor het boek is het net alsof Johan weer tegenover me zit. Alsof dit allemaal nooit gebeurd is.’