Stephanie-Joy Eerhart

Een heftige vechtpartij op de stoep van de daklozenopvang

Columnist Stephanie-Joy Eerhart hoort een ijzingwekkende schreeuw bij de daklozenopvang waar ze werkt. Twee mannen vechten, de een lijkt de ander ergens mee te slaan, zo hevig dat ze er niet tussen durft te springen. ‘Geef me een theedoek, snel!’

Stephanie-Joy Eerhart

Hij heeft zitten wachten. Zijn staalblauwe ogen verstopt onder een groezelige pet. Tussen zijn vingers een klein shaggie. ‘Goedemorgen,’ roep ik terwijl ik mijn fiets op slot zet en mijn best doe mijn ochtendchagrijn te verbergen. Ik krijg een grom terug. 

Mijn computer is nauwelijks opgestart als ik een ijzingwekkende schreeuw van buiten hoor. Zonder erbij stil te staan dat ik mijn collega moet alarmeren, ren ik naar buiten waar twee mannen met elkaar staan te vechten. De een lijkt de ander ergens mee te slaan, zo hevig dat ik er niet tussen spring. Twee voorbijgangers laten direct hun fietsen vallen en trekken de mannen uit elkaar. Ik krijg een stuk bebloed gereedschap in mijn handen gedrukt en Arno, de man die is toegetakeld, wordt mijn kant opgeduwd. 

De aanvaller heeft zich losgerukt uit de handen van de voorbijganger en staat te schuimbekken van woede. ‘Wegwezen jij,’ roept de voorbijganger. ‘Help me,’ jammert Arno terwijl ik hem ondersteun op weg naar binnen. Bij elke stap die we richting kantoor zetten, zie ik plasjes bloed op de grond verschijnen. Ik moet mijn best doen om mijn kleding wit te houden. Bewoners zetten grote ogen op als ze ons zien. ‘Geef me een theedoek, snel,’ roep ik in de hoop dat iemand luistert. 

In het kantoor zet ik Arno op een stoel en trek de EHBO-koffer van de wand. Terwijl ik handschoenen aantrek en het gekreun van Arno negeer, roep ik naar mijn collega dat ze 112 moet bellen. ‘Hij stond daar opeens, uit het niets sloeg ie op me in,’ murmelt Arno vanonder de theedoek. Langzaam zie ik zijn lange bruine haar rood kleuren, op zijn gezicht verschijnen builen. Zonder erbij na te denken, trek ik mijn haarelastiek uit en draai zijn haar in een knot. ‘Een baco gewoon, dat is toch niet normaal?’ zegt hij. Ik kijk mijn collega aan, zou deze man vanmorgen al een baco hebben gedronken? Was dat wat hij zei? ‘Heb je al gedronken?’ vraagt mijn collega aan Arno. Deze schudt zijn hoofd, schreeuwt het uit van de pijn en wijst dan op het stuk gereedschap dat ik op tafel heb gelegd. ‘Daar sloeg hij me mee... Met een baco...’ 

De ambulance neemt Arno mee terwijl wij een signalement geven van de bewoner die een tijdje terug bij ons is uitgezet. De politie zal bellen als ze hem vinden. Aan het einde van mijn dienst is er nog niet gebeld. Ik merk dat ik op weg naar het station steeds over mijn schouder kijk.  

Misschien ook voor jou:
‘Wie had dat gedacht, dat ik ooit nog eens met mijn begeleidster onder de douche zou staan!’ 
Column
  • iStock