‘Veel mensen denken dat het over hasj gaat, maar daar ging het echt niet over. De insteek was vooral: als het maar rijmt.’
Wat doet u in deze tijd om de verveling een beetje te verdrijven?
‘Ik kom mijn tijd wel door. Ik ben lekker aan het opnemen in de studio. Nee, geen eigen liedjes, het zijn allemaal covers. Af en toe kom je nummers tegen waarvan je denkt: potverdomme, dat moet ik toch eens zelf opnemen. Niet om uit te brengen of zo, gewoon voor mezelf.’
Optreden zit er de komende tijd niet in. Had u een volle agenda?
‘Jazeker, tot voor kort stond ik elke week wel één of twee keer ergens te zingen. In Nederland en België vooral, maar ook nog weleens in Duitsland. Ik ben niet zo’n artiest die zegt dat ie alleen maar grote dingen wil doen. Ik ben een beetje een schnabbelaar, daar komt het wel op neer.’
Heeft u dat nog steeds nodig om de schoorsteen te laten roken, of doet u het vooral voor de lol?
‘Voor mijn plezier, ik vind het hartstikke leuk om op te treden. Dit heb ik mijn hele leven al gewild. Alleen kom je op een gegeven moment op een leeftijd dat mensen vragen of je niet eens met pensioen zou gaan. Maar dat wil ik helemaal niet. Als je de hele dag stenen loopt te sjouwen is het een ander verhaal, maar ik maak al muziek vanaf mijn twaalfde. Ik heb het altijd ontzettend bevredigend gevonden om liedjes te schrijven en de deur uit te gaan om op te treden. Dat is het eigenlijk.’
Het heeft u nooit tegengestaan?
‘Lang geleden, in 1992, ben ik wel een jaar uit de running geweest. Ik had een soort bloedarmoede. Als ik een paar honderd meter liep, was ik al kapot. Voor optredens moet je echt 100 procent zijn, liever nog meer, maar dat ging gewoon niet langer. Op een gegeven moment had ik nog één optreden staan, in Duitsland. Toen dacht ik: als ik dit nu niet doe, ga ik nooit meer een podium op. Dan is het echt klaar. Met de moed der wanhoop ben ik toen in mijn Chevrolet gestapt en naar Duitsland gereden. Ik had een optreden in zo’n grote feesttent, met heel veel mensen aan lange tafels met grote pullen bier voor hun neus, je kent het wel. Dat ging eigenlijk fantastisch. Daarna heb ik nooit ergens meer last van gehad. Waarschijnlijk zat het ook tussen mijn oren, hoor. ‘Ik kom mijn tijd wel door. Ik ben lekker aan het Voor die tijd had ik natuurlijk een ontzettend druk leven, dat ging achterelkaar door. Op een zeker moment moet je daar toch de prijs voor betalen. Ik denk dat ik een soort burn-out had. Nu is het een bekend fenomeen, maar in die tijd was burn-out een begrip dat nog niet echt boven water was. Ik ben er ook nooit voor in therapie geweest of weet ik wat, ik zat gewoon thuis.’
Ik ben niet zo’n artiest die zegt dat ie alleen maar grote dingen wil doen. Ik ben een beetje een schnabbelaar, daar komt het wel op neer
Dat zal dan een lange rit naar Duitsland zijn geweest.
‘Dat was het zeker. Meestal ging mijn vrouw mee, maar die kon die avond niet, dus ik ging in mijn eentje. Maar dat zeg ik: als je iets wil, moet je doorzetten. Het zat gewoon in mijn hoofd, dus het moest eruit. Na het optreden ben ik meteen terug naar huis gereden. Toen stond ik ’s nachts ergens geparkeerd op een heuvel en zag ik de zon opkomen. Op dat moment dacht ik: godverdomme, eigenlijk heb ik toch echt een te gek vak. In datzelfde jaar gebruikte Quentin Tarantino mijn liedje Little Green Bag voor zijn film Reservoir Dogs. Dat gaf natuurlijk ook een hele draai aan mijn carrière.’
Dat nummer staat op het allereerste album van de George Baker Selection, dat vanwege zijn 50-jarig jubileum opnieuw is uitgebracht.
‘Mooi, hè? Mijn allereerste album, man. Je moet het zo zien: alles wat we in die tijd deden, in een studio een album opnemen en hoe dat allemaal ging, was voor ons een compleet nieuwe ervaring. Daarvoor had ik alleen maar kutbaantjes gehad. Met het opnemen van dat album dacht ik: potverdomme, dit wil ik de rest van mijn leven doen. Muziek maken was mijn bevrijding.’
Wat voor kutbaantjes had u allemaal?
‘Ik ben op mijn dertiende al begonnen met werken, als leerling-typograaf. Daar was ik helemaal niet geschikt voor, want dat was heel precies werk. Daarna heb ik alle fabrieken van de Zaanstreek wel vanbinnen gezien. Toen we Little Green Bag als single uitbrachten, werkte ik in de limonadefabriek, maar daarvoor werkte ik in de losse ploeg, een soort arbeidspoule. Dan werd je verhuurd aan allerlei fabrieken. Daar verdiende je twee keer zoveel als het loon van een normale arbeider, alleen je kreeg wel de meest vreselijke klussen. Dan lag je op je buik een schip te teren, of je moest zonder stofmasker een graansilo schoonmaken. Maar ja, ik had een gezin en er moest toch brood op de plank komen.’
Zo jong al?
‘Ja, ik was op mijn negentiende al getrouwd. Daarvoor werkte ik ook al, maar als ik toen geen zin had, dacht ik: stik maar, ik ga vandaag naar het strand. Dat was na mijn huwelijk wel afgelopen. Vrouw en kind moesten toch te eten hebben en de huur moest betaald worden. Zo ging dat.’
Waarom bent u zo jong van school gegaan?
‘Ik had wel goede rapporten en zo hoor, maar ik woonde toen in Wormerveer en daar had je een muziekwinkel. Daar stond een schitterende gitaar. Die was voor mij onbereikbaar, hij kostte iets van 250 gulden. Zelf had ik een oud lor die ik had geleend van een buurvrouw. Ze had dat ding ergens in een hoek staan en deed er verder niks mee. Maar dat ding was op, die moest ik stemmen met een waterpomptang. Toen dacht ik: misschien kan ik die mooie nieuwe gitaar op afbetaling kopen, voor vijf piek in de week. Maar ja, dan moest ik wel gaan werken. Die man van de winkel was zelf ook muzikant en zag waarschijnlijk iets in mijn ogen dat ik het echt wilde, dus hij ging akkoord en ik heb hem trouw elke week betaald.’
Van wie heeft u uw muzikaliteit eigenlijk geërfd?
‘Mijn moeder zong in een koor, maar zelf denk ik dat het van mijn vaders kant afgekomen is. Ik heb mijn vader nooit gekend, hij is doodgeschoten in de oorlog toen mijn moeder in verwachting was van mij. Maar later hoorde ik van mensen in Hoorn, waar ik geboren ben, dat “dat Italiaantje” een hele vrolijke man was die altijd liep te zingen.’
Vindt u het jammer dat u hem nooit hebt gekend?
‘Ja, natuurlijk. Als jongen leer je veel van je vader, als het goed is. Mijn opa, die die rol een beetje had overgenomen, stierf toen ik een jaar of vijf was, dus dat schoot ook niet echt op. Mijn moeder werkte als schoonmaakster op een confectieatelier, dus mijn oma heeft een groot deel van mijn opvoeding gedaan. Een lieve vrouw, maar ook een dominante. Die was wel de baas in huis. Ze was een pure socialiste, dat kreeg ik allemaal met de paplepel ingegoten. Vroeger was het traditie dat kinderen met Koninginnedag een aubade gaven, dan gingen allemaal schoolkinderen voor het stadhuis een liedje zingen voor de koningin. Toen Juliana naar Hoorn kwam, zei mijn oma: “Daar ga je mooi niet naartoe om te zingen, onze feestdag is 1 mei, de Dag van de Arbeid.” Maar ze was een goede vrouw aan wie ik heel dierbare herinneringen heb.’
U hebt het vast al honderd keer verteld, maar hoe is de George Baker Selection bij elkaar gekomen?
‘We hadden een band, die heette Soul Invention. We speelden covers van Sam & Dave, Otis Redding, Wilson Pickett, noem maar op. De jongens wilden op een gegeven moment een plaatje maken. Ik had al een klein beetje ervaring, want ik had een paar keer auditie gedaan bij platenmaatschappijen. Daar kreeg ik altijd te horen: “Je zingt wel leuk, maar we vinden je repertoire niet bijster origineel.” Dus ik wist, als we een beetje wilden slagen, moesten we met een eigen liedje komen. We zijn toen een avond bij elkaar gaan zitten in een klaslokaaltje van de school waar we in die tijd repeteerden. Onze bassist Jan Visser speelde altijd een bepaald basloopje om zijn vingers een beetje warm te spelen. Ik verzon daar een melodie bij en zo is al improviserend Little Green Bag tot stand gekomen. Maar ja, dat nummer had met soul weinig meer te maken. Dus toen we dat plaatje gingen opnemen, moest de bandnaam veranderd worden. Dat is de George Baker Selection geworden.’
Little Green Bag was dus het allereerste liedje dat u ooit hebt geschreven?
‘Ja, ik wist helemaal niet dat ik het kon, man. Toen we met het liedje klaar waren, vonden we het zelf eigenlijk niet eens zo bijzonder. We vonden het vooral te gek dat we überhaupt een plaat mochten maken. In een studio in Blaricum heb ik het in één take ingezongen, en toen was het klaar. Ik had nooit het idee dat het weleens een grote hit kon worden.’
Wat zat er nou eigenlijk in dat groene tasje?
‘Daar moet ik zelf ook nog effe over nadenken. Veel mensen denken dat het over hasj gaat, maar daar ging het echt niet over. Het is eigenlijk een tekst die al improviserend tot stand gekomen is. Waar die kreet vandaan kwam, dat weet ik ook niet precies meer. Het bekte lekker en dat was het gewoon. De insteek was vooral: als het in godsnaam maar rijmt en ik het een beetje kan zingen.’
En toen het nummer op single uitkwam, werkte u nog in de limonadefabriek?
‘Zelfs toen het liedje al in de Amerikaanse hitparade stond, stond ik nog steeds achter de lopende band. Moet je luisteren, het was niet alsof er ineens een schip met geld binnenkwam. Ik moest nog steeds zorgen voor brood op de plank. Dat die plaat in Amerika een hit was... Ik had geen flauw idee hoe bijzonder dat was. Maar na een maand of drie kregen we wel steeds meer optredens, dus ik kwam ook steeds later op mijn werk. Vaak kwam ik pas om 04.00 uur thuis, en dan moest ik eigenlijk om 08.00 uur weer in de fabriek beginnen. Dat lukte op een gegeven moment niet helemaal meer. Toen dacht ik: God zegene de greep, ik neem ontslag en kijk wel waar het schip strandt.’
En uw collega’s aan de lopende band, wisten zij dat dat liedje op de radio van u was?
‘Een paar. In die fabriek werkten voornamelijk gastarbeiders, Spanjaarden en Marokkanen. Die hadden geen flauw idee van wat er hier op de radio werd gedraaid. Later heb ik nog eens met de George Baker Selection op een personeelsfeest in de limonadefabriek gespeeld. Toen dacht ik: potverdomme, hier ben ik aan ontsnapt. Ik herkende daar nog een paar jongens met wie ik vroeger had gewerkt. Die vonden het ook hartstikke bijzonder dat ik daar stond. In die tijd hadden de meeste mensen nog het idee: als je voor een dubbeltje geboren bent, word je nooit een kwartje. Die jongens vonden het leuk dat het een van ons toch gelukt was om een kwartje te worden.’
Little Green Bag werd een hit in Amerika, maar daar merkte u zelf eigenlijk niks van?
‘Er was een platenbaas, Jerry Ross, en die had in 1969 een aantal hits in Amerika gescoord met Nederlandse acts: eerst Shocking Blue en Tee Set, en een jaar later lukte hem dat ook met Little Green Bag. Maar vlak daarna had hij zijn labeltje verkocht aan MGM en was hij met de kas verdwenen, dus van dat nummer hebben we eigenlijk nooit echt veel royalty’s gezien vanuit Amerika. Maar we kregen daardoor wel een hele zwik optredens, dat was natuurlijk wel lekker. Dat was eigenlijk het eerste merkbare effect van die hit. Van één optreden in de week deden we er ineens vier of vijf.’
Hoe ging dat? Professionele tourbus met alles erop en eraan?
‘Alle bandjes in die tijd hadden van die verlengde Mercedes-busjes. Zo eentje met een dubbele cabine, daar zat je dan in met de band en achterin stonden alle spullen. We hadden in die tijd ook geen reusachtige geluids- en lichtinstallaties. We hadden een paar voetlichtjes en dat was het wel. Zo ging je dan op reis. In het stadium daarvoor hadden we een oud Volkswagen-busje. Ik begrijp niet dat mensen tegenwoordig zo gek zijn op die Volkswagen-busjes, want ik haat ze. Daar heb ik zoveel ellende mee gehad. Die van ons was zesde-hands, je kon de weg onder je zien bewegen door de vloer heen, zoveel gaten zaten erin.’
Jullie hebben in die tijd ook niet getourd door Amerika?
‘Nee, al hadden we wel de kans. Wij kregen van een boekingskantoor een contract van vijftig pagina’s opgestuurd. Jaap Buijs was inmiddels onze manager geworden, die is daar toen mee naar een advocaat gegaan. Nou, die snapte er ook geen reet van. Uiteindelijk bleek dat we alles zelf moesten betalen, daar kwam het op neer. Het ging puur om promotie, die tour. Jaap sprak toen de gevleugelde woorden: “Een broodje promotie, dat kun je niet eten.”’
Na Little Green Bag hebben jullie je eerste volledige album opgenomen. Had u al die liedjes al klaarliggen?
‘Nee, ik ben toen als een gek aan het schrijven geslagen. Ik had iets van twintig liedjes opgenomen op een oude bandrecorder. Alleen, die tape kon je op geen enkele andere bandrecorder afspelen. En ik had toen nog geen auto. Ik dacht: Jezus, hoe moet ik dat nou laten horen aan de platenmaatschappij? Met die bandrecorder, dat ding was bijna niet te tillen, ben ik toen in de trein naar Haarlem gestapt. Maar de platenmaatschappij zat in Heemstede, en ik had geen geld meer voor een taxi of de bus. Toen ben ik dus maar lopend met dat ding naar de Bronsteeweg gegaan, dat was een behoorlijk kolere-end uit de buurt. Bij de platenmaatschappij dachten ze aanvankelijk dat we een eendagsvlieg waren, maar toen ze zagen dat ik lopend met die zware bandrecorder kwam aanzetten, dachten ze: die gozer wil het wel heel graag. Toen mochten we dat album maken. Het was wel een goede platenmaatschappij, hoor. Alleen het eerste contract dat ze ons aanboden, was niet geweldig. We kregen geen royalty’s en we moesten onze eigen opname betalen, dus dat schoot niet op. Als je pas begint, ben je al blij dat je het überhaupt mag doen. Dan krijg je niet zo’n goeie deal natuurlijk, maar daar leer je wel van. Toen ik Una Paloma Blanca had geschreven, hadden we een beduidend betere deal.’
Una Paloma Blanca of Little Green Bag, wat vindt uzelf een beter liedje?
‘Ik ben op allebei trots. Het zijn heel uiteenlopende liedjes, dat komt door mijn muzikale achtergrond. In het huis in Hoorn waar ik ben opgegroeid, luisterden mijn moeder en oma veel naar volksmuziek, en ook naar opera’s en operettes. Maar er woonde ook een oom bij ons in, die was geestelijk gehandicapt en hij was gek op muziek. Alleen niet van die smartlappen, hij had echt heel goede jazzplaten. Zondags ging ik dan met hem naar het park en dan nam hij zijn grammofoontje mee en draaide hij Stan Getz, Glenn Miller, Ella Fitzgerald, Louis Armstrong en noem maar op. Dus ik werd van twee kanten gebombardeerd met heel verschillende soorten muziek.’
De jongens in de limonadefabriek vonden het leuk dat het een van ons toch gelukt was om van een dubbeltje een kwartje te worden
Dankzij Reservoir Dogs kreeg Little Green Bag in de jaren 90 een tweede jeugd. Hoe verliep dat?
‘Ik kreeg in 1992 een telefoontje van mijn muziekuitgever. Hij zei: “Je liedje wordt gebruikt in een film van...” en toen moest hij even nadenken, “...een zekere Tarantino.” Niemand had toen nog van die man gehoord, het was eigenlijk zijn eerste grote speelfilm. Ik dacht: nou dat is leuk, we zien wel wat het wordt. Maar ik was toch wel nieuwsgierig, dus ik heb die film op de kop weten te tikken. Ik vond ’m best goed, hij leek eigenlijk op allerlei B-films die ik als kind had gezien in de middagbioscoop. Pas in de slipstream van Pulp Fiction, wat wel een echte blockbuster was, kwam er een ontzettende hernieuwde belangstelling voor Little Green Bag. Toen begon voor mij eigenlijk het hele verhaal een beetje opnieuw. Ik heb daarna waanzinnige jaren gehad, met 350 optredens per jaar. Tom Jones heeft het nummer in 1999 gecoverd op Reload, het bestverkochte album uit zijn hele carrière. Het liedje is wereldwijd voor dertig of veertig commercials gebruikt. In Japan heb ik er zelfs een nummer 1-hit mee gehad. Ik kan rustig stellen dat het mijn carrière met twintig jaar heeft verlengd.’
Iedere artiest met een carrière zo lang als de uwe, maakt vroeg of laat mee dat het publiek hem de rug toekeert. U ook?
‘Na 1989 werd het duidelijk minder. De media werden mij een beetje zat, mijn platen werden minder gedraaid op de radio. Dat is nooit leuk, maar ik begreep het wel. Een string of hits duurt meestal een jaar of tien. Daarna blijf je wel een bekende artiest, en misschien ook wel een gewaardeerde, maar dan wordt het gewoon minder. Tot je de mazzel hebt dat er een soort revival komt. Als het zo loopt, heb je gewoon geluk.’
U heeft meer dan zeshonderd liedjes geschreven. Vindt u dat u in eigen land genoeg waardering krijgt?
‘Als je miljoenen platen hebt verkocht, kun je moeilijk zeggen dat je geen waardering krijgt. Maar je kunt het niet iedereen naar de zin maken.’
Toch kreeg u van 3FM-dj Paul Rabbering ooit de Lekker Fout Bokaal overhandigd, ‘voor je gehele oeuvre’. Dat klinkt niet heel respectvol.
‘Ik kreeg inderdaad een schitterende beker. Die staat nu bij mij in de studio. Ik gebruik ’m als asbak.’
NIEUWE REVU ONTMOET GEORGE BAKER
Waar? In de slaapkamer van Revu. Nog iets genuttigd? Een bruine boterham met kaas en een appel (niet tijdens het interview, maar ervoor, teneinde tjokvol vezels en vitamines het vraaggesprek in te kunnen gaan). Verder nog iets? Ja, nog even over die slaapkamer. Daar moet je verder geen woeste homo-erotische dagdromen op loslaten, George en Revu zaten beiden wegens corona in quarantaine. Revu dus in het comfort van de eigen slaapkamer, George in zijn studio waar hij covers aan het opnemen was. Niet voor een nieuw album, puur om de verveling van het thuiszitten te verdrijven.
Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?
Abonneer nu en profiteer!
Probeer direct- HH