Het beklaagdenbankje: 'Ik doe geen drugs meer, alleen fruit'

Iedere week wonen journalist Martijn Neggers en illustrator Jeroen de Leijer in de rechtbank een zitting bij waarin gewo...

Iedere week wonen journalist Martijn Neggers en illustrator Jeroen de Leijer in de rechtbank een zitting bij waarin gewone mensen ter verantwoording worden geroepen. Geen zaken die breed worden uitgemeten in de media, maar huis-tuin-en-keukenleed. Deze week: vrouwenmolesteerder I. die zegt zijn leven te hebben gebeterd.

Illustratie Jeroen de Leijer

De deuren van de rechtszaal gaan open. Deze week zit meneer I. in het beklaagdenbankje, omdat hij zijn ex-vriendin gemolesteerd heeft, en daarnaast een paar politieagenten bedreigd en beledigd heeft en in een politieauto spuugde. In de zaal schuift ook een havoklas aan, begeleid door een enthousiaste docent maatschappijleer met een klein baardje van een paar dagen en een bloemetjeshemd.

Meneer I. wordt bijgestaan door zijn advocaat, een soort kleine versie van Bart Chabot, die bij het openen van de rechtszaak nog even snel een paar minuten op zijn telefoon aan het rammelen is. Een boodschappenlijstje maken voor straks? Nog even snel een snedig tweetje eruit doen? Een ondeugend sms’je naar zijn vrouw?

Niemand zal het weten.

‘Zo, meneer,’ begint de rechter, ‘dat van die bedreiging en belediging van die agenten, daar heeft u een bekennende verklaring voor afgelegd, hè? Maar hoe zit het nou met uw ex, de moeder van uw zoontje? Hoe zit dat daarmee?’ ‘We hadden ruzie. En zij heeft borderline, zeg maar. Ik moet er wel eerlijk bij zeggen dat ik drugsverslaafd was, aan GHB. En toen kregen we ruzie, dus, over een telefoonrekening. En die is vrij ver uit de hand gelopen. Vervolgens heb ik mijn schoen naar haar gegooid.’ Terwijl I. praat, trillen I.’s stem en zijn voeten en handen van de zenuwen. I. zweet een beetje.

‘Maar heeft u met uw schoen gegooid of heeft u met uw schoen op haar hoofd geslagen?’ vraagt de rechter ter verduidelijking.

‘Nee, gegooid. En verder veel gescholden.’

‘Maar zij zei dat u een sportschoen uitdeed, die in uw hand hield, en met kracht de schoen op haar hoofd geslagen heeft.’

‘Nee. Dat is echt niet gebeurd. Ik heb wel gegooid.

Maar ik was die schoen aan het aandoen, niet aan het uitdoen. Ik heb haar niet geslagen. Ik heb wel tegen haar schenen getrapt.’

‘U hebt haar wel getrapt?’ vraagt de rechter kalm, bijna zakelijk. Meneer I. knikt ferm ja.

‘Kijk, ik ben intussen afgekickt en ik heb zelf de relatie verbroken. Zij heeft ook problemen: borderline en een drugsverslaving. Kijk, wat ik heb gedaan valt niet goed te praten, hè, maar zij probeert elke keer, nou ja, ze heeft dan zó’n mond, en dan gaat ze elke keer op zo’n manier mij ehh… ja…’

Werkschoen

Bart Chabot heeft inmiddels zijn volle aandacht bij de rechtszaak en zit uit volle borst nee te schudden, wie er ook aan het spreken is. Of het nou de rechter is, de officier, of zelfs meneer I. zelf: Chabot schudt met zijn steeds iets roder wordende hoofd mee. Dan kapt de rechter I. af. ‘Maar de agenten hadden, toen uw ex aangifte kwam doen, wel een duidelijke blauwe plek op haar hoofd gezien, van die klap.’

‘Ja, dat zal dan wel van die schoen zijn. Dat was best hard. Dat was een werkschoen.’

‘Een werkschoen? Geen sportschoen?’

‘Nee, een werkschoen.’

‘Maar waarom zou ze dan zeggen dat u haar geslagen heeft?’

‘Ze probeert me gewoon ehh, ja, hoe noem je dat?’ Meneer I. neemt even een kleine denkpauze van een paar seconden. ‘Ze probeert me gewoon een oor aan te naaien.’ Bart Chabot knikt instemmend.

‘Maar waarom zou zij dan liegen?’

‘Ze kan gewoon heel erg overdrijven.’

???????‘Maar vindt u dan schoppen en met een schoen gooien ook overdreven?’

‘Nee, daar heb ik ook wel spijt van, maar ze probeert me dan ook gewoon wel tot het uiterste te drijven. Ze is zelf natuurlijk ook niet helemaal goed. En ik zat toen nog met mijn GHB-verslaving en ik had natuurlijk veel eerder bij haar weg moeten gaan, maar zij dreigde elke keer met mijn kind. Dat ik die nooit meer te zien zou krijgen. En ik had toen helemaal geen verstand van die zaken. Ik was gewoon bang voor mijn zoontje.’

‘Maar heeft u die dag wel gezegd: “Ik maak jou en je familie kapot?” ’

‘Ja. Maar zij heeft ook zulke dingen tegen mij gezegd. Dus dat is eigenlijk wederzijds. Het heeft niet zo’n zin om te zeggen wat zij gezegd heeft, maar ja, ik heb dat wel gezegd.’

‘Het is niet fraai, hè? En dan ook nog die andere aanklacht. Die beledigingen aan het adres van de politie.’

‘Ja…’

Spugen in de auto

De rechter pakt haar blaadje er even bij. Ze bekijkt het lijstje beledigingen en somt het voor de volledigheid even op. ‘Kankerwouten, kankerbitch, homo, mongool, kankerlijer, een bedreiging, spugen in de auto. Die mensen doen ook maar gewoon hun werk.’

‘Ja, daar heb ik wel spijt van. Ik was echt GHB-verslaafd, maar ik heb mijn leven nu in mijn eigen hand genomen.’

Chabot knikt beamend. Het lijkt erop dat ook hij vindt dat I. zijn leven aan het beteren is. I. vertelt dat hij is gestopt met drugs, en dat hij zich volledig aan het focussen is op de opvoeding van zijn zoontje. Dat hij zelf uit een gezin met drugs kwam, en niet wil dat zijn zoontje daar ook mee te maken krijgt.

‘Ik wil gewoon dat mijn zoontje over een paar jaar ook dáár zit, of dáár,’ wijst hij naar de officier en naar de rechter. ‘Of dáár,’ voegt hij eraan toe, terwijl hij naar Chabot wijst. Die frunnikt wat aan zijn toga en knikt trots en vaderlijk. De rechter lijkt door te willen.

Meneer I. krijgt uiteindelijk een voorwaardelijke gevangenisstraf, met een proeftijd van een jaar. Plus een opnameverplichting, meldplicht en urinecontroles, voor zijn drugsgebruik. Daarnaast krijgt hij een werkstraf van 80 uur. Na het oordeel neemt I. nog één keer het woord.

‘Ik doe echt geen drugs meer. U mag mijn tas controleren. Ik heb alleen wat fruit bij me,’ voegt hij er nog aan toe, om zijn punt nog wat duidelijker te maken. Daarmee wordt de zaak gesloten.