'Ik krijg vaak het verwijt dat ik beter Nederlands dan Turks spreek'

De Turkse vicepremier Yildirim Türkes was niet welkom in Apeldoorn, waar een groep Turkse Nederlanders de mislukte staat...

De Turkse vicepremier Yildirim Türkes was niet welkom in Apeldoorn, waar een groep Turkse Nederlanders de mislukte staatsgreep herdacht, bijna een jaar nadat het bizarre tafereel had plaatsgevonden. De Turken reageerden boos en verongelijkt op de weigering. Op politiek niveau escaleerde het niet, maar wie even in Nederland op Facebook kijkt, onder de nieuwsberichten van grote kranten, merkt dat het vijandbeeld verder is aangewakkerd.

Mark Rutte liet desgevraagd weten dat het niet logisch zou zijn om een Turkse vicepremier de toegang tot Nederland te verschaffen, vanwege de diplomatieke rel van begin maart, toen een andere minister ondanks een verbod toch naar Rotterdam afreisde. Dat zorgde voor veel tumult, waarbij Erdogan-sympathisanten slaags raakten met de politie.

Een ander argument van Mark Rutte: ‘Een Nederlandse ambassadeur mag niet terugkeren in Ankara, dus die verhoudingen zijn slecht.’ Op politiek niveau heeft hij gelijk. Hij wil zijn mannetje staan. Aan de andere kant: in plaats van de relatie met de Turken te normaliseren, blijven beide landen volharden in koppigheid, zodat niemand kan zeggen dat een van de twee voor de ander boog.

De herdenking in Apeldoorn was strikt genomen geen politieke bijeenkomst – de slachtoffers van de mislukte coup werden herdacht, evenals de poging om de democratie omver te werpen, of althans: wat er nog van over is. Rutte had een bigger man kunnen zijn door de vicepremier wél naar Nederland te laten komen. De verkiezingen in eigen land heeft hij toch al gewonnen.

Natuurlijk, Geert Wilders zou een boze tweet de wereld in slingeren, maar die man is inmiddels zo voorspelbaar en bovendien uit de mode, dat hij door niemand serieus wordt genomen.

Het gaat hier om bilaterale betrekkingen: beide landen hebben elkaar nodig, vooral uit allerlei economische overwegingen. Het zou Mark Rutte moreel overwicht hebben gegeven als hij tegen de Turkse vicepremier had gezegd dat hij mocht komen spreken op de herdenking. Het zou Rutte zelfs superieur maken – veel stoerder dan de kinderachtigheid van al die anderen. Bovendien zouden de Turken hem daarna niets meer kunnen verwijten.

En misschien nog wel het allerbelangrijkste: de herdenking – zoals aanvankelijk bedacht – had mogelijkerwijs iets bloot kunnen leggen. Namelijk dat veel Turkse Nederlanders eerder de vicepremier van Turkije gehoorzamen dan de minister-president van Nederland. Deze ongemakkelijke waarheid is natuurlijk niet in het voordeel van Mark Rutte. Het tekent ons integratiebeleid, dat eufemistisch gezegd niet voor iedereen goed uitpakte.

Een voorbeeld: ik krijg regelmatig het verwijt van internethooligans van Turkse origine dat ik beter Nederlands dan Turks spreek. ‘Je bent geassimileerd!’ Alsof dat een doodzonde is.

Het klinkt misschien banaal, deze persoonlijke ervaring, maar hij is tekenend voor de mentaliteit van veel jongeren die hier geboren zijn en een bestaan mogen opbouwen, gesteund door het onderwijs en de sociale zekerheden.

Het wordt tijd dat Nederland weer met Turkije gaat praten. Als het diplomatieke conflict groter wordt, zal dat ook zijn uitwerking hebben op de verdeeldheid tussen burgers onderling, overal in Europa. Voor weldenkende mensen zijn het bizarre aantijgingen: ‘Nederland is een fascistenland.’ Maar ondertussen geloven tienduizenden jongeren die hier wonen daar wel in. En dat beeld moet worden rechtgezet.