Het beklaagdenbankje: 'Alles van het COA wilde ik vernielen'

Iedere week wonen journalist Martijn Neggers en illustrator Jeroen de Leijer in de rechtbank een zitting bij waarin gewo...

Iedere week wonen journalist Martijn Neggers en illustrator Jeroen de Leijer in de rechtbank een zitting bij waarin gewone mensen ter verantwoording worden geroepen. Geen zaken die breed worden uitgemeten in de media, maar huis-tuin-en-keukenleed. Deze week: vluchteling B., die zijn woede bekoelde op het COA en twee agenten.

Illustratie Jeroen de Leijer

De tolk van meneer B., een vluchteling uit Aleppo, is rond de 30 en hoogzwanger. Een beetje puffend komt ze de zaal binnenlopen. Ze wisselt een korte blik met de rechter en kijkt dan naar B. ‘Meneer spreekt Koerdisch, volgens mij,’ verduidelijkt de rechter naar de tolk. ‘Ja. De verdachte spreekt Koerdisch-Syrisch. Kunt u elkaar verstaan?’

‘Nee,’ mompelt de tolk een beetje teleurgesteld.

‘Ik spreek geen Koerdisch. Nee, ja, sorry.’ Heel even lijkt er lichte paniek te ontstaan in de rechtszaal.

‘Nee, nou ja, ja,’ gaat de tolk weer verder. ‘Ik spreek Arabisch.’

‘Heeft u al gesproken met meneer?’ probeert de rechter. De tolk en meneer B. wisselen zachtjes wat woorden uit. Dan komt de tolk met het verlossende woord.

‘Meneer spreekt goed Arabisch.’

‘Oke?,’ vraagt de rechter nog maar eens, voor de zekerheid. ‘Dus u kunt elkaar verstaan?’ De tolk knikt. De rechter lacht opgelucht. Meneer B. kijkt om zich heen. Op het eerste gezicht ziet hij er vrij onschuldig uit. Rustig, ingetogen, goed verzorgd. Zijn schouders hangen wat, maar dat doen de schouders van vrijwel alle mensen die in het beklaagdenbankje terechtkomen. Hier, in de rechtbank, lijkt Vrouwe Justitia zelfs invloed te hebben op de zwaartekracht.

Slaan en trappen

Dan staat de officier op en steekt van wal. ‘Ja, het gaat hier vandaag over drie feiten. Het gaat om te beginnen over de vernieling van een golfkar in het azc, en daarna, feit twee, de bedreiging van twee politieagenten door met een tak in de richting van de agenten te zwaaien. Zowel door het azc als door de agenten is er een vordering opgesteld. Niet veel dagen daarna, het volgende feit, gaat over een vernieling van een auto. Ook daarvoor is een vordering opgesteld die vandaag aan bod komt.’

De rechter knikt een keer naar de officier en neemt de zitting over. ‘Ja, het gaat dus om te beginnen over die golf kar waar u tegenaan zou hebben geschopt. En de ruit zou daardoor kapot zijn gegaan. Er is ook een getuigenverklaring van een medewerker. En van een aantal agenten dat heeft gezien dat u tegen het karretje stond te slaan en te trappen. U heeft zelf bij de politie daarover verklaard dat u dat inderdaad gedaan hebt. Klopt dat?’

Meneer B. mompelt wat tegen zijn tolk. Dan breekt de rechter nog even in: ‘Heeft u ook gezien dat die ruit kapot is gegaan?’

‘Dat heb ik niet vernomen,’ zegt de tolk, zacht maar zakelijk namens meneer B., ‘maar ik heb wel getrapt, ja.’

‘Er was nogal wat politie op het azc, he?? Want u zou uit uw, ehh, ja, ehh, kamer, zeg maar, worden gezet? En u had al aangekondigd dat u het daar niet mee eens was? Want er waren diverse agenten getuige van deze vernieling van het golfkarretje, maar vervolgens bent u ook achtervolgd door agenten die u wilden aanhouden. Klopt het dat u met een stok heeft staan zwaaien?’

‘Ja.’

‘Maar waarom doet u dat?’

‘Ik wilde een eventuele aanhouding tegengaan en ik wilde verdergaan met de vernielingen waar ik mee bezig was. Alles wat eigendom was van het COA wilde ik vernielen uit boosheid.’

‘U bent boos op het COA?’

‘Ja.’

‘Het valt mij op dat als u ergens weg moet, en u wilt dat niet, dan gaat u spullen vernielen. Waarom? Wat wilt u daarmee bereiken?’

‘Ik had een huis toegewezen gekregen waar ik met iemand anders moest gaan wonen. Maar ik wilde verder met de behandeling bij een psycholoog, die ik pas was gestart. En daarvoor moest ik in een azc verblijven. Ze hadden herhaaldelijk gezegd dat ik op straat zou komen te staan als ik de woning niet zou accepteren, maar ik wilde niet weg daar. De psycholoog had aangegeven dat mijn behandeling ongeveer 3 maanden zou moeten duren. Er was zelfs al medicatie vastgesteld, ik begon me net wat beter te voelen. Ik ken verder niemand in dit land en voelde steun bij het azc. Ik heb veel trauma’s van mijn vlucht, heb 1,5 jaar in het azc gewoond. Ik had het gevoel dat ze mij verder konden helpen. Dat bleek vervolgens niet het geval. Ze konden ineens niets meer voor me doen. En toen werd ik boos.’

‘Ja. Ik lees dat u boos bent op het COA. En dat u het ergens niet mee eens bent, dat kan natuurlijk. Maar wat wilt u ermee bereiken dat u dingen gaat vernielen, of dat in ieder geval probeert?’

Nederlandse les

Het vraaggesprek strandt een beetje tussen wanhoop en onbegrip. Meneer B. blijft uitleggen dat hij psychiatrische ziektebeelden heeft en deels daardoor, en deels door zijn boosheid, zoveel mogelijk stuk wilde maken. De rechter blijft hem erop wijzen dat dat toch echt niet de bedoeling is. Voor alle aanklachten blijft dit dezelfde discussie. Iedereen lijkt te begrijpen wat er aan de hand is, maar het recht is nou eenmaal het recht. De rechter, de officier en de advocaat lijken met de zaak in hun maag te zitten.

Omdat B., hoewel begonnen aan Nederlandse les, nog geen Nederlands spreekt en niemand kent die dat wel doet, besluit de rechter hem een volledig voorwaardelijke taakstraf van 80 uur te geven. Te vervangen door 40 dagen zitten als het misgaat met een proeftijd van 2 jaar. De vorderingen van de benadeelde partijen blijven wel staan, maar die mogen in vastgestelde termijnen aan de overheid betaald worden. De agenten krijgen 200 euro voor de schrik, de auto-eigenaar een kleine 600.

Het COA krijgt ongeveer 100 euro voor een nieuw raampje in het golf karretje. Ze hadden meer gevraagd, omdat ze een duurder raampje wilden, maar dat vond zelfs de officier wat overdreven.