Het beklaadenbankje: de molestatie van een taxichauffeur

Iedere week wonen journalist Martijn Neggers en illustrator Jeroen de Leijer in de rechtbank een zitting bij waarin gewo...

Iedere week wonen journalist Martijn Neggers en illustrator Jeroen de Leijer in de rechtbank een zitting bij waarin gewone mensen ter ­verantwoording worden geroepen. Geen zaken die breed worden uitgemeten in de media, maar huis-tuin-en-keukenleed. Deze week: de molestatie van een taxichauffeur.

Illustratie Jeroen de Leijer

In de rechtbank hangt een bedompte sfeer. Meneer Ter H. heeft een jonge, tengere, net gediplomeerde taxichauffeur gemolesteerd die de oorlog in Afghanistan ontvlucht was om in Nederland een rustig leven op te bouwen. Ook de taxichauffeur zit in de zaal, met zijn advocaat en een man die weleens zijn vader zou kunnen zijn. Meneer Ter H., een enorme Brabander met een baard, een oorbel en een schuldbewuste blik in zijn ogen, stapt de rechtszaal binnen. Ter H. gaat zitten, vouwt zijn handen nederig samen en buigt zijn hoofd.

‘Ik ben dus die avond gaan eten met mijn compagnon. En, oké, toen heb ik daar wel wat bij gedronken, maar vanaf een bepaald moment weet ik daar eigenlijk helemaal niks meer van. Toen ik de volgende dag mijn telefoon ben gaan halen, op het Stratumseind, waar ik de avond ervoor was, kwam ik er pas achter.’

De rechter, een oude man met zilverwit haar en een klein montuurloos leesbrilletje op het puntje van zijn neus, kijkt de verdachte eens over zijn brillenglazen heen aan. ‘De taxichauffeur die u naar huis moest brengen heeft aangifte gedaan. Hier staat dat u uit de auto bent gestapt en dat u de taxi niet heeft willen betalen. Hij is toen achter u aangelopen, omdat u hem geen geld wilde geven. U hebt hem toen vastgepakt, op de grond gegooid. U zou op hem zijn gaan zitten en hem meerdere slagen in het gezicht gegeven hebben – en hem daarna bewusteloos geschopt hebben. En dan is er nog een getuige, een mevrouw, die aangaf dat u behoorlijk dronken was. De volgende dag trof u bloed aan op uw kleren. Had u gedronken?’

‘Wel wat, ja. Laat ik het zo zeggen, ik ben nogal een bourgondiër.’

‘Maar bourgondiërs kunnen doorgaans goed tegen alcohol,’ pareert de rechter.

‘Ja, ik ook.’

‘Nou, niet dus, blijkbaar. Ook andere getuigen hebben aangegeven dat u gewoon heel erg dronken was. En zo ging u die taxi in – nog aardig van die meneer dat hij u meenam. Heeft u daar weleens vaker last van? Dat u zoveel drinkt, met uw compagnon?’

‘Ik drink wel vaak, maar ik ben nooit een stukje film kwijt.’

‘Hoe komt dat nu dan?’

‘Ik moet eerlijk zeggen: ik heb geen idee.’

Psychotherapeut

Achterin de zaal begint in het publiek een meisje te huilen. Zachtjes snikkend kijkt ze toe hoe de rechter een klein, onverstaanbaar onderonsje heeft met de griffier en dan weer verder gaat.

‘U bent psychotherapeut, toch?’ vraagt de rechter aan Ter H. ‘En u werkt met jongens die net uit de gevangenis komen, toch? Om ervoor te zorgen dat ze niet weer terugvallen? En nu zat u er zelf een paar dagen, in voorarrest. Heeft u er eens een tijdje na kunnen denken?’

‘Ik kan er echt niks zinnigs over zeggen. Behalve dan dat ik iets heb gedaan waar ik zelf niet achter sta, maar wat ik kennelijk wel gedaan heb.’

Even valt het gesprek stil. Dan herpakt de rechter zich. ‘Het is eenvoudig: het advies is een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf. Wat zou dat voor u betekenen?’

‘Nou ja, dat zou ik bijzonder vervelend vinden, omdat ik dan niet meer voor mijn dochtertje kan zorgen. Dan is dat de meest vervelende boodschap die ik aan mijn dochtertje zal moeten geven, maar dan zal ik mijn verantwoordelijkheid moeten nemen. Het was een noodlottige gebeurtenis: ik heb er geen enkele herinnering meer aan. Later is er ook niets in flarden van teruggekomen. Helemaal niets. Alleen gezien het bewijsmateriaal en de verklaringen is het wel plausibel dat ik het ben geweest. En het enige wat ik daarin kan zeggen is dat ik het bijzonder betreur dat het is gebeurd. Ik kan er met mijn pet niet bij. En ik ben nota bene zelf taxichauffeur geweest. Ik wil daar gewoon mijn verantwoordelijkheid voor dragen.’

‘En uw alcoholgebruik? Heeft u een drankprobleem?’

‘Zoals ik al zei: ik ben echt een bourgondiër. Ik kan behoorlijk drinken, maar ik weet altijd alles nog. Misschien heb ik iets in mijn drank gehad. Maar ik heb dus géén alcoholprobleem. Als ik nu zou moeten stoppen met drinken, dan zou dat geen enkel probleem zijn. Ik vind het fijn en lekker om te doen, lekker eten erbij, dat werk. Maar ik heb geen alcoholprobleem. Echt niet.’

Medicijnen sorteren

De rechter verzucht dat er niet is aangetoond dat er andere dingen in zijn drankjes gezeten hebben dan alcohol. Dan komt de benadeelde partij aan het woord. De jonge taxichauffeur durft, niet lang na het behalen van zijn nodige papieren, niet meer in de taxi te stappen en sorteert daarom nu medicijnen in een magazijn van een apotheek. Nadat hij bewusteloos in elkaar gezakt is, terwijl Ter H. nog een paar laatste trappen uitdeelde, is hij in het ziekenhuis beland. De advocaat van de chauffeur vertelt dat hij een vergoeding wil voor geleden materiële en immateriële schade. De officier neemt het over.

‘Ik neem toch aan dat meneer Ter H. zelf ook wel beseft – hij is zelf ook taxichauffeur geweest – dat niemand erop zit te wachten dat wanneer hij iemand naar huis brengt en om zijn geld vraagt, dat ie dan in plaats van geld klappen en trappen krijgt. Dat is echt heel ernstig.’

Ter H. knikt instemmend. Achterin de zaal zit hetzelfde meisje nog altijd te huilen. Ze wordt bijgestaan door de jongen naast haar, maar het lijkt weinig te helpen.

Meneer Ter H. krijgt uiteindelijk een taakstraf van 180 uur, met een voorwaardelijke 90 dagen vervangende hechtenis – plus een maand extra. En hij moet een kleine 4000 euro aan schadevergoeding betalen. Aangezien hij geen alcoholprobleem heeft, maar gewoon een bourgondiër is, mag hij er wel gewoon bij blijven drinken.