‘Charles Darwin inspireerde warhoofden, klootzakken en fascisten’

Hij is de lul-de-behanger die zonder kennis van zaken begrippen als ‘survival of the fittest’, ‘natuurlijke selectie’, e...

Hij is de lul-de-behanger die zonder kennis van zaken begrippen als ‘survival of the fittest’, ‘natuurlijke selectie’, en ‘als het jeukt moet je krabben’ uit z’n vermolmde koker liet ontsnappen. Daardoor inspireerde hij warhoofden, klootzakken en fascisten tot de overtuiging dat de sterkste altijd overwint en dat de zwakkeren vooraf er al meteen het bijltje bij neer kunnen gooien want zij zullen toch de eindstreep niet halen.

Illustratie Steve Nestorovski

Charles Darwin werd geboren in Shrewsbury op 12 febuari 1809 als zoon van John Darwin, een planter van mestpartikels in weckpotten, en Julia Darwin-Slimspot, een vrouw die zo katholiek was dat ze Maria Magdalena wilde imiteren door haar lichaam te verkopen voor dertig zilverlingen, wat er eigenlijk op neerkwam dat ze in het park mannen ging pijpen voor een halve fles wijn.

Darwin wilde op school niet deugen, in plaats van op te letten tijdens de lessen zat hij naar een vlieg te staren en mompelde hij: ‘Verdomd, waar komt die vlieg vandaan, hoe komt het dat hij een vlieg is, en als er een tweede vlieg bij zou komen zitten, welke van het duo schijt dan op de kop van de andere?’

Hij wilde dit plaatselijk tafereel toetsen aan de biologische werkelijkheid in den vreemde, waarna hij zich inscheepte op de Beagle, een wetenschappelijke boot die voer naar Zuid-Amerika, Australië, Afrika en de West-Indische kust. Onderweg was Darwin zo zeeziek dat hij over de reling hing te kotsen, overboord kukelde en voor hij uit het ruime sop werd gehaald door een paar matrozen, onder water naar een vis keek en mompelde: ‘Waar komt deze vis vandaan, heet hij William, en wanneer komt mevrouw Vis haar mannetje rimmen?’

Op de verre continenten bestudeerde hij onder andere fossielen van uitgestorven dinosaurussen, dodo’s, broussebizons, regenwormen met pootjes en tweekoppige teckels. Hij maakte notities van z’n bevindingen, en schreef dingen als ‘een fossiel drinkt weinig’, ‘een dodo eet geen abrikozen’, ‘een broussebizon gaf nooit een pootje aan z’n baasje’, en ‘als de regenworm met pootjes geen pootjes had gehad zou hij als twee druppels water een huidige regenworm zijn geweest’.

Met dat soort notities ging hij aan de slag om later met z’n boek On the Origin of Species de hele wereld van natuurlijke historie, dierkunde en geologie op z’n kop te zetten, hoewel praktisch niemand wist wat die ouwe gek nu eigenlijk wilde zeggen.

Op de terugweg van de Beagle kukelde hij in de oceaan en voor hij werd opgevist, meende hij onder water een teddybeer te zien die door een pluchen giraf werd opgepeuzeld. Voor hij ook daar een boek over kon schrijven, overleed hij aan twaalf elkaar de strot afbijtende bacteriën die hij had opgescharreld in West-Indië.