‘Ik heb van auto’s net zo weinig verstand als van voetbal’

L.droomt al jaren van een eigen camperbusje. Om mee op vakantie naar Italië te gaan. Maar er zijn duizend-en-één redenen...

L.droomt al jaren van een eigen camperbusje. Om mee op vakantie naar Italië te gaan. Maar er zijn duizend-en-één redenen om zo’n ding niet te kopen. Want wat kost dat wel niet aan verzekeringen en wegenbelasting? En benzine? Dat zuipt als een gek, natuurlijk. En waar parkeer je zo’n kreng in Amsterdam? Daarnaast: L. kan nog geen carburateur van een krukas onderscheiden. Ik ook niet, trouwens. Ik heb van auto’s om en nabij net zo weinig verstand als van voetbal. Ik kan olie verversen en snap wat buitenspel is, maar daar houdt het dan ook wel mee op. Dus wat als we onderweg panne krijgen?

Maar dat zijn slechts beren op de weg. Geen wetten, maar praktische bezwaren die tussen droom en daad staan. Op te lossen kleinigheden. Dus ik zeg: ‘L., niet een busje kopen kan altijd nog.’

En wat is nu het ergste wat er kan gebeuren? Dat ie er onverhoopt op een Italiaans bergweggetje onherroepelijk mee uitscheidt? Een duwtje het ravijn in en hop, probleem opgelost. We hebben altijd nog onze duimen om mee te liften.

Dus L. op Marktplaats kijken. Het liefst had ze zo’n klassiek Volkswagen-busje gehad, maar die dingen zijn zo duur, dat valt niet op te hoesten. Dus het wordt een roestige, witte Fiat Ducato uit ’85. Binnen L.’s budget en APK-gekeurd tot juli 2018. ‘En als ik de onderste helft mintgroen verf, is het toch een beetje een Volkswagen-busje,’ zegt ze.

L. haalt het ding op in Harlingen en rijdt ’m naar de boerderij van m’n ouders in Numansdorp, waar we op het erf kunnen klussen. Om 21.00 uur is ze er nog niet. Als ik bel, neemt ze niet op. Op Whatsapp zie ik dat ze al sinds 17.24 uur niet meer online is geweest.

Om 21.45 uur komt ze aan pruttelen. Halverwege de Afsluitdijk was d’r telefoon uitgevallen. Batterij leeg. Ze was nooit eerder in Numansdorp geweest. Wist alleen dat het ergens onder Rotterdam in de buurt van Oud- Beijerland ligt. Moest onderweg tot driemaal toe de weg vragen. Zoals men ook deed in het jaar dat haar Fiat Ducato van de lopende band rolde. Och, de romantiek van vroeger!

Vier dagen lang werken we aan de Ducato. De roodfluwelen gordijntjes afhalen en wassen. Het houtwerk aan de binnenkant schuren en beitsen. De buitenkant schuren en met ladder en al om sodemieteren. M’n knieën en een elleboog kapot. Steentjes en vuil in de schaafplekken. Om het uur op en neer naar de lokale ijzerhandel voor meer schuurpapier, nog een kwast, nog een roller, nog een potje plamuur, een schroevendraaier. Ik zit ’s avonds uitgeteld op de bank, maar moet toch nog écht even op de laptop kijken naar de stoffen die L. in gedachten heeft voor de bekleding van de kussens. En het seventies campingservies dat ze online heeft gevonden. En het zeil dat ze op de vloer wil leggen.

Echt, al kapt die bus ermee nog voor we van het erf gereden zijn, dan heeft ie z’n geld al aan lol opgebracht. Want ik heb zelden iemand gelukkiger gezien dan L. toen ze met een roller de eerste laag mintgroene schuttingverf op de motorkap smeerde. Als een kind met een kleurplaat. Nog net de punt van haar tong niet uit haar mond. Ze deed een paar stappen terug. Keek eens goed. ‘Ja,’ zei ze. ‘Echt net een beetje een Volkswagen-busje.’