Praten gaat bijna niet meer, lopen is zo goed als voorbij, en eten en slikken wordt ook steeds lastiger. Tóch blijft Fernando Ricksen, de oud-profvoetballer bij wie in 2013 de dodelijke spierziekte ALS werd geconstateerd, positief. Zijn biograaf Vincent de Vries zocht hem thuis in Spanje op. Of ik bang ben voor de dood? Nou, nee. Iedereen gaat toch dood?
Fotografie Goffe Struiksma
Dat Ricksen zichzelf steeds weer zo oplaadt, heeft uiteraard een reden. Door zich zo kwetsbaar op te stellen, wil hij ALS een gezicht geven. Laten zien wat deze vreselijke spierziekte aanricht, ook omdat er, na al die ontelbare en miljoenen verslindende onderzoeken, nog altijd geen medicatie voor gevonden is. Daarom werkte hij ook mee aan de documentaire die onlangs bij RTL7 over hem werd uitgezonden.
Maar het is niet de enige reden waarom de voormalig international de gordijnen wagenwijd opengooit. Het geeft hem ook veel kracht. En nog belangrijker: het leidt af, zegt Ricksen. Op dat soort momenten vergeet ik even dat ik ALS heb. Dat komt omdat ik dan zo gefocust ben. Daarom geniet ik daar ook zo van, net zoals ik geniet van mijn dochtertje.
Isabella, zijn 4-jarige dochter, noemt Ricksen niet voor niets de reden om niet op te geven. Hij wil haar zien opgroeien. Kijk, het is heel makkelijk om nu op te geven. Maar geen haar op mijn hoofd die daaraan denkt. Daarom heb ik ook nog geen moment aan euthanasie gedacht. Dat anderen daar wel voor kiezen respecteer ik natuurlijk, maar voor mij is het geen optie. Het zou misschien anders zijn geweest als ik de hele dag pijn had. Dan was het misschien ondraaglijk geweest. Maar dat is dus niet aan de orde. Ik voel namelijk helemaal niks, laat staan pijn. Bovendien ben ik nog niet klaar met mijn leven. Nog lang niet zelfs. Niet dat ik een bucketlist heb of zo, maar ik wil gewoon nog zo lang mogelijk mijn dochter zien.