Iedere week zitten journalist Martijn Neggers en illustrator Jeroen de Leijer in de rechtbank en wonen een zitting bij waarin gewone mensen ter verantwoording worden geroepen. Geen zaken die breed worden uitgemeten in de media, maar huis-tuin-en-keuken-leed. Deze week: meneer L. die proletarisch winkelt bij de Lidl.
Illustratie Jeroen de Leijer
Een paar minuten geleden is meneer M., een brave, op het achterhoofd licht kalende huisvader in een net overhemd, met zijn advocaat binnengekomen. In zijn kielzog volgde zijn vrouw, die met een rood en beschaamd hoofd in het publiek plaatsnam. M staat terecht voor een winkeldiefstal en een poging tot zware mishandeling. Het contrast tussen dader en misdrijf kan haast niet groter zijn.
M. begint schuldbewust aan zijn kant van het verhaal. Ik had de auto bij me, inderdaad. Ik was bij de Lidl om nog een paar boodschapjes te doen voor oudejaarsavond.
Dat ging om 63 euro, toch? vraagt de rechter.
Ja. Wat brood, wat groente, wat salades, dat soort dingen: je kent het wel. Bij de Lidl kom je rechts binnen, bij het brood, maar de uitgang zit aan de andere kant van de winkel. Dus op het laatst kom ik met mijn volgeladen wagen bij de broodafdeling, want ik leg het brood altijd bovenop, zodat het niet geplet wordt door de andere boodschappen. Dus ik heb alles compleet en loop naar de kassa toe. Er stonden enorme rijen. Op dat moment loopt er een medewerker met een poetswagentje door de ingang naar buiten, maar die poortjes bleven openstaan. Dus toen, ja, nou ja, ik nam niet eens het besluit, maar ik dacht, ik ga gewoon.
U ging gewoon? herhaalt de rechter.
Schrobmachine
Naast me zit de vrouw van meneer M. Een doodnormale, oerdegelijke mevrouw. In haar nek beginnen zich rode vlekken te vormen. Ze plukt een beetje zenuwachtig aan haar doodnormale, oerdegelijke schoenen. Meneer M. hapert even, maar bijt dan toch door de zure appel heen.
De ingang stond open, dus ik ging gewoon, in plaats van netjes af te rekenen.
Oké, zucht de rechter, ogenschijnlijk met nog wat ochtendvermoeidheid in haar stem. Maar, u hebt dus wel bewust het besluit genomen om via de ingang van de winkel naar buiten te lopen? Om weg te gaan, toch? Ja, ja bekent meneer M. schoorvoetend.
En u zag die schrobmachine, en de poortjes gingen open, maar wat, wat dácht u dan?
Ik dacht: het is druk en ik moet nog zoveel doen. En ik dacht: als ik nu zo ga, dan hoef ik niet helemaal in de rij te gaan staan. Bij meneer M. vormt zich een kleine snik in zijn stem. Bij mevrouw M. banen de rode vlekken zich een weg naar haar oren.
Of dacht u ook: ik zie mijn kans schoon, voor 63 euro?
Nee, nee, we hebben ook helemaal geen financiële problemen of zo Gewoon heel erg dom, sipt meneer M.
Kassa 5
De rechter kijkt eens een keer om zich heen. Alsof ze niet kan bevatten wat hier voor haar neus zit. Een doodsaaie, doorsnee huisvader uit een Vinex-wijk met vrouw, een paar kinderen, op karakter zichzelf opgewerkt in het bedrijf waar hij nu teamleider is. Na een paar jaar trots zijn auto ingeruild voor een iets grotere, na weer een paar jaar trots zijn huis ingeruild voor een weer iets grotere. Alles op de rit, geen wolkje aan de lucht. En dan nu dit.
Want, gaat de rechter verder. Toen werd u erop aangesproken door een medewerker, en toen?
Ja, toen loog ik dat ik bij kassa 5 betaald had, de tranen staan meneer M. nader dan het lachen.
Dat is gewoon een leugen, meneer. En niet zon slimme leugen ook, want kassa 5 was gesloten.
En dat was het moment dat u wegrende, toch?
Ja, toen raakte ik echt in paniek. Ik schaamde me heel erg. Ik wilde weg. Ik ben gewoon naar mijn auto gerend en weggereden. Mijn karretje heb ik laten staan.
Daarna is het snel gegaan met de vlucht van meneer M. Hij is in zijn auto gesprongen en wilde met gezwinde spoed over het bevroren en gladde parkeerterrein wegrijden. Helaas rekende hij buiten de filiaalleider van de Lidl, die hem achtervolgde en de weg versperde. In paniek is M. doorgereden, waardoor de filiaalmanager aan de kant moest springen. Of het een sprong of een val was, blijft onduidelijk in het vraaggesprek. Dan neemt de rechter het woord weer.
De filiaalmanager stond recht voor uw auto en moest, op welke manier dan ook, plaatsmaken voor uw vlucht. Wat ik nou zo onbegrijpelijk vind, is dat iemand voor een wínkeldiefstal haast iemand overhoop kan rijden. Het was glad; wat was er gebeurd als hij was gevallen, uitgegleden?
Daar kan ik niet aan denken.
Dat kan ik me voorstellen.
Een uitgang die er niet was
De officier van justitie neemt het over. De vraag is nu: is dit allemaal wettig en overtuigend bewezen verklaard? Die winkeldiefstal? Jazeker. Meerdere getuigen, inclusief de verdachte zelf, bevestigen: de kar is volgeladen, er is gekozen niet af te rekenen, en weg te lopen.
Ook de aanrijding acht de officier bewezen. M. heeft die aanrijding niet met opzet gedaan, dat geloof ik wel. Meneer heeft geen strafblad. Hier zit geen vechtersbaas, geen verkeershufter. Maar er is daar met piepende banden een uitgang gekozen die er niet was, waardoor een voetganger, een kwetsbare verkeersdeelnemer, aan de kant moest springen of vallen. Meneer M. heeft hier, met zijn handelen, het risico aanvaard dat hij iemand zwaar lichamelijk letsel zou kunnen toedienen. Kortom: een poging lichamelijke mishandeling, en een diefstal. Alles bij elkaar opgeteld staat er voor deze misdrijven drie maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Meneer M. barst in huilen uit, maar de officier stelt hem gerust: zijn maagdelijk witte strafblad en zijn verwaarloosbare kans op recidive verzachten het iets. Ze vraagt 180 uur werkstraf en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor drie maanden. Een straf die de rechter van de officier overneemt.
Wilt u daar nog iets over zeggen? vraagt de advocaat aan de beklaagde, die nog altijd huilend voor haar zit.
Sorry, snottert hij, terwijl hij met zijn mouw zijn gezicht afveegt.