‘Het is Feyenoord van harte gegund, die landstitel’

Zondag in de Gelredome zag ik ze weer eens van dichtbij, die hongerige, smachtende blikken van Feyenoord-fans. De gedach...

Zondag in de Gelredome zag ik ze weer eens van dichtbij, die hongerige, smachtende blikken van Feyenoord-fans. De gedachte om voor het eerst in 18 jaar weer eens kampioen te worden, doet gekke dingen met een mens. Eentje liet er totaal ongevraagd zijn Feyenoord-tatoeage aan me zien, met begeleidende teksten die verraadden dat hij dichter bij Arnhem dan bij Rotterdam woonde. Het is ze verder van harte gegund, die landstitel.

Fotografie ANP

Die dominantie van Ajax en PSV ging ook vervelen en er staat natuurlijk een aardig elftal in De Kuip. Voor de strapatsen van Kramer zijn de talloze goals en assists van Jørgensen in de plaats gekomen, Elia en Berghuis bezetten met flair de flanken en zelfs de voorheen wat bleue Toornstra is tot bloei gekomen. Zozeer zelfs dat Kuijt meer motivatietrainer is geworden dan voetballer. Feyenoord als meest scorende ploeg van de eredivisie, dat was een tijdje geleden.

Het moet dus wel heel raar lopen, wil de Coolsingel straks op 7 mei niet volstromen om de vijftiende landstitel van Feyenoord te vieren. Dan zal ik even terugdenken aan de dag dat ik de laatste titel van mijn eigen favoriete club vierde. Op 17 mei 1981 hadden ‘wij’ FC Amsterdam met 2-0 verslagen, werden zodoende kampioen van de eerste divisie en konden dus ruimschoots aan de shandy. 16 jaar was ik, mijn helden heetten Martin Haar, Wim Balm, Piet Keur en rising star Ruud Gullit. Het jaar erop zouden we zelfs als vierde eindigen in de eredivisie, het seizoen daarop Europacupvoetbal spelen. Het kon niet op.

Vorige week kwamen de ex-leden, oude knarren genoemd, van die club weer eens bij elkaar. Vele jaren ouder en wijzer, maar ook een stuk armer. Omdat we ons niet, zoals de Feyenoord-fans nu, kunnen verheugen op nieuwe prijzen of successen. Onze club is alweer ruim zeven jaar morsdood. En daarom zongen we nog één keer, een tikkeltje cynisch: ‘En er wás maar ene club, de HFC Haarlem wás haar naam.’