Het beklaagdenbankje: ‘Mijn wapens komen van de braderie’

Iedere week zitten journalist Martijn Neggers en illustrator Jeroen de Leijer in de rechtbank en wonen een zitting bij w...

Iedere week zitten journalist Martijn Neggers en illustrator Jeroen de Leijer in de rechtbank en wonen een zitting bij waarin gewone mensen ter verantwoording worden geroepen. Geen zaken die breed worden uitgemeten in de media, maar huis-tuin-en-keukenleed. Deze week: een verzamelaar van illegale wapens.

Illustratie Jeroen de Leijer

De deuren van de rechtszaal gaan open. Eerst komt de advocaat binnen, gevolgd door de verdachte: een sloffende meneer G. Er zijn illegale wapens bij hem in huis aangetroffen, plus wat illegaal vuurwerk en hij heeft geprobeerd om stroom af te tappen. De rechter plukt wat aan zijn oor en schraapt zijn keel.

‘Goed. Oké. Eerst dit,’ begint hij, brommend haast. ‘Ik zou u willen vragen of u iets harder wilt spreken, want de twee oren doen het niet zo goed meer vandaag. En dat is best wel lastig. Dus als u mij een keer zo met mijn hand aan mijn oor ziet zitten,’ zegt hij, terwijl hij met zijn hand een soort speakerbox van zijn oor maakt, ‘dan mag u iets harder praten.’

Meneer G. en zijn advocaat knikken begripvol.

Meneer G. ziet er vermoeid uit. Hij heeft zijn lange haar in een staart geknoopt en zijn handen zien eruit als die van een oude docent Engels die al veertig jaar twee builen shag per dag rookt. G. zit voorover en praat langzaam. Mompelend haast. Alsof hij zich voor elke paar lettergrepen verontschuldigt voor zijn bestaan. De rechter begint.

Wurgstukken

‘Oké. Ik heb het dossier natuurlijk gelezen en ik kom tot de conclusie dat u in principe alle delicten al bekend hebt. U had een kogelgeweer en munitie en u had ook een veerdrukwapen, toch? En die twee nunchaku’s ook, toch? Twee paar wurgstukken, heu: wurgstukken, ja, dat staat hier echt.’

De rechter haalt het blaadje wat dichter naar zijn ogen. ‘Ik denk dat ze daar stokken bedoelen. Wurgstokken en niet wurgstukken. Daar gaan we dan maar even vanuit. Nu ja, en natuurlijk twee boksbeugelmessen. En u heeft ook stroom weggenomen.’

Meneer G. haalt een keer adem. ‘Nou ja,’ zucht hij. ‘Dat wordt dan beweerd, maar die stroom heb ik gewoon betaald. Er zat een scheurtje in het glas.’

‘Pardon?’ vraagt de rechter, terwijl hij zijn hand bij zijn oor houdt. ‘Een scheurtje,’ zucht G. nu iets harder. ‘In het glas. En daar heb ik toen een houtje in proberen te duwen, maar dat lukte niet. En ik heb nu al negenhonderd euro terug moeten betalen.’

De rechter knikt en kijkt meneer G. eens aan.

‘Nou, goed,’ bromt de rechter. ‘Maar het gaat dus vooral om al die wapens. U doet daar afstand van?’

‘Van het geweer,’ antwoordt G., ‘maar die messen waren siermessen. Die wurgstokken, die had ik zelf gemaakt. Dat hing allemaal aan de muur. Voor de decoratie. Ik had dat allemaal als hobby, zeg maar. Omdat ik een verzamelaar ben, snap je?’

‘Oké. Dat kogelgeweer, die kogels, dat veerdrukwapen, dat vuurwerk, daar wilt u dus allemaal afstand van doen. Behalve van die boksbeugelmessen en die twee wurgstokken.’

‘Als ik ze niet mag hebben, dan moet het maar, maar ze komen van een braderie. Dan kan het niet echt illegaal zijn, toch?’

‘Als je alle illegale wapens van een braderie weghaalt, blijft er weinig over, hoor,’ moppert de rechter.

‘Ja, dat blijkt,’ antwoordt G, een beetje beteuterd.

Suïcidaal

Dan komt het geweer nog eens ter sprake. Iemand had verklaard dat G. suïcidaal zou zijn, en het geweer geladen bij hem op tafel had zien liggen. Wat volgt is een surrealistische discussie tussen de rechter, de officier van justitie, en de advocaat over of meneer G. nu wel of niet suïcidaal is, en of het nu wel of niet raar is dat hij zijn geweer geladen en wel op de keukentafel had liggen toen hij bezoek ontving. De officier van justitie eist een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, en voor de zekerheid inbeslagneming van alle wapens in het huis van meneer G..

De advocaat van G. legt nog eens vergoelijkend uit dat de wurgstokjes zelfgemaakt waren, en dusdanig amateuristisch dat ze helemaal niet werkten. Hij legt uit dat ook de poging tot het aftappen van de stroom helemaal geen misdrijf was – het was meneer G. namelijk helemaal nooit gelukt om stroom af te tappen voor het planten van drugs, waardoor het hele misdrijf nooit plaatsgevonden heeft. Dan valt hij even stil en kijkt hij zijn cliënt aan.

‘Als ik al mijn wapens in moet leveren, is mijn halve huis leeg…’ mompelt G. verdrietig.

De rechter schraapt zijn keel nog eens en gaat verzitten. ‘Ja, oké, maar wat mij nou verbaast is dat u met geen enkel woord terugkomt op die onvoorwaardelijke gevangenisstraf.’

‘Ja, onvoorwaardelijk, voorwaardelijk, wat wil dat nou zeggen?’

‘Drie maanden zitten.’

‘Ah. Oh. Ja, ik wist even niet waar onvoorwaardelijk toe leidt.’

‘Wat vindt u daarvan?’

‘Daar zal ik het wel moeilijk mee krijgen. Omdat ik natuurlijk voor mijn moeder zorg.’

Mantelzorger

‘Nou goed,’ rondt de rechter langzaam af. ‘Ik zal het onderzoek sluiten. Zijn er strafbare feiten? Ja. Bent u strafbaar? Had u beter moeten weten? Ja, u had beter moeten weten. U bent al een keer veroordeeld. Dat geeft toch te denken. Moet u daarvoor naar de gevangenis? Dat vind ik niet makkelijk, gezien uw situatie als mantelzorger. De officier heeft gelijk, maar ik zal u nog één kans geven. U krijgt zestig dagen, waarvan 58 voorwaardelijk. U heeft er al twee vastgezeten dus die gaan eraf. Daartegenover staat een taakstraf van tweehonderd uur. Als u dat niet doet, komt u honderd dagen vast te zitten. Gelet op het algemeen belang en gelet op uw persoon, ga ik al uw wapens in beslag nemen. Ik vind dat u geen enkel wapen in huis moet hebben. Daar moet u gewoon mee stoppen.’

De rechter plukt nog één keer aan zijn oor.

‘Anders zit u hier over drie jaar weer. Hoe mooi u die rommel ook vindt: samuraizwaarden, en hoe heten die dingen… Zo’n kapmes.’

‘Machete,’ verbetert G. de rechter, met afgebrokkelde trots in zijn stem.

‘Machete, ja,’ bromt de rechter nors.