Zoals mijn ouders nooit vergaten waar ze waren toen het nieuws over de moord op John F. Kennedy in Nederland doorsijpelde, weet ik nog precies waar ik me bevond toen het onzalige bericht van het overlijden van Johan Cruijff via de radio werd verspreid. Het kostte me moeite om even later de auto weer op te laten trekken voor het stoplicht in Halfweg. Het kippenvel stond centimeters dik op de armen, tranen prikten in de ooghoeken. Natuurlijk, hij was ernstig ziek, maar toch kwam het droevige nieuws als een mokerslag aan.
Komende vrijdag is het precies een jaar geleden dat De Verlosser ons verliet, maar gelukkig duikt zijn naam nog regelmatig op in de media. Een hiernamaals is ons stervelingen waarschijnlijk niet gegund, maar als hij op een bepaalde manier de beelden van vorige week donderdag heeft meegekregen, zou hij maar wat trots zijn op het elftal dat voor het eerst in veertien jaar weer eens de kwartfinale van een Europees toernooi bereikte. Met in de as van het team youngsters als De Ligt, Van de Beek en Dolberg liet Ajax zien dat het nog steeds bulkt van het talent. Voor bondscoach Blind was het zelfs een reden om de 17-jarige De Ligt gelijk over te hevelen naar de definitieve selectie van het Nederlands elftal voor de interlands tegen Bulgarije en Italië.
Dat die laatste wedstrijd komende dinsdag in de Amsterdam Arena wordt gespeeld, is wel een kwalijke zaak. Niet zozeer de plaats van handeling is daar debet aan, maar wel de naam van het stadion. Want die had natuurlijk allang omgedoopt moeten zijn in Johan Cruijffstadion. Terecht sprak zoon Jordi daar vorige week zn ongenoegen over uit. Een jaar na dato moeten ze het in Amsterdam nog steeds met een wankel Johan Cruijff-bruggetje doen in de Watergraafsmeer en verder niks. Een regelrechte schande en zo tekenend voor de stroperige besluitvorming in dit land.