‘Het Boekenbal: veel drinken en een beetje BN’ers spotten’

Vrijdagavond is het Boekenbal en mogen mijn schrijversvrienden en -vriendinnen en ik weer naar deze jaarlijkse bedrijfsb...

Vrijdagavond is het Boekenbal en mogen mijn schrijversvrienden en -vriendinnen en ik weer naar deze jaarlijkse bedrijfsborrel voor mensen die geen echte baan hebben.

Is dat geen strontsaaie, elitaire bedoening, dat Boekenbal? Nee, joh. Valt alles mee. Het is vooral veel, heel veel drinken. En een beetje BN’ers spotten. En dan schreeuwen van: ‘Hé! Die heeft geen boek geschreven! Wat moet ie hier?’ O ja, en met z’n allen lekker zeiken op de altijd slechte dj’s. Dat is ook heel belangrijk.

Wat betreft elitair: je hebt er wel figuren bijlopen die zich de reïncarnatie van Mulisch wanen, maar laat ze lekker. Iedere gek z’n gebrek. Dus elitair zijn mag, maar moet niet. Blasé doen is wel verplicht. Anders ben je echt een kuiken. Maakt niet uit hoeveel pikken je hebt moeten pijpen voor een kaartje; je doet blasé. Het is dat je die avond toevallig niks anders te doen hebt, enzovoorts. Ook als het je eerste Boekenbal is, zeg je met een zuinig mondje: ‘Vorig jaar was het weinig, maar nu is het helemaal niks. Die dj’s bijv… Kijk! Daar! A.F.Th.! Whoa! In het echt is ie nog dikker dan op televisie!’

Voor mijn eerste bal had ik geen kaartje, want ik had nog geen boek bij een gerenommeerde uitgeverij. Ik belde Jan en alleman af voor een plus-één, maar daar kon ik – waarschijnlijk omdat ik geen lekker wijf ben – naar fluiten.  Ik dacht: Tom Poes, verzin een list! En plotsklaps herinnerde ik me een kinderboek over de Tweede Wereldoorlog en een schoolmeester die in het verzet zat. Hij bewaarde vervalste papieren en hardgekookte eieren in een geheime la van zijn bureau. Als iemand een stempel van de bezetter had gekregen, haastte diegene zich naar de schoolmeester. Die pelde snel een ei, rolde het over de verse stempel en dan over een vervalst document om de stempel over te zetten.

In de schouwburg mag je natuurlijk niet roken, beredeneerde ik. Dat moet dus buiten. Dan krijg je vast een stempel op je hand om weer naar binnen te kunnen. Dus ik met een hardgekookt ei in m’n binnenzak naar het Boekenbal. Ik zou bij de ingang vast een bekende met een sigaretje en een verse stempel treffen. Wist ik veel dat rokers op het Ajax-balkon stonden en er helemaal geen stempels werden uitgedeeld. Mijn verzetsheldenplan viel in duigen.

Daar stond ik. Met m’n hardgekookte ei. Ik wilde net afdruipen toen ik een bekende uitgever tegenkwam. Hij was met Heleen van Royen. Had ik tenminste toch nog één BN’er gespot. ‘Ga je mee naar binnen?’ vroeg de uitgever. ‘Ik heb geen kaartje,’ zei ik. ‘Hier,’ zei Heleen, ‘neem het mijne maar. Ze weten toch wel wie ik ben.’ Het meisje dat bij de deur de kaartjes controleerde, keek van mij naar de uitnodiging waarop in vette letters ‘Mevr. H. van Royen’ stond, weer naar mij en toen over m’n schouder, waar Heleen op de rode loper poseerde voor een legertje fotografen. ‘Eh…?’ zei het meisje. ‘Dankjewel en succes nog vanavond,’ zei ik en ik liep door. Niemand hield me tegen.

Ik dronk, rookte peukies op het Ajax-balkon, weigerde te dansen op de smakeloze plaatjes van de smakeloze dj’s, spotte BN’ers (Carice van Houten en Halina Reijn en Antiglamour was nog geeneens uit!) en stond om een uur of twee weer buiten, op het Leidseplein, m’n ei te pellen omdat ik honger had. Heleen zag ik pas vorig jaar weer. Op het Boekenbal. Ze had geen idee wie ik was.