James Worthy

‘Misschien moeten we foto’s van de 10.000 Nederlandse coronadoden op onze mondkapjes drukken’

Deze week verwelkomen we onze nieuwe columnist: taalvirtuoos, Liverpool-supporter en baarddrager James Worthy. In zijn eerste column wordt hij in de plaatselijke supermarkt uitgemaakt voor pannenlap omdat hij een mondkapje draagt.

James Worthy

Bij de ingang van mijn supermarkt staat een vrouw de mandjes schoon te maken. Met een spuitbus vol blauwe vloeistof en zo’n soort keukenrol die je normaliter enkel in autowasstraten ziet, laat ze de mandjes weer glimmen. Ik bedank haar en pak het bovenste mandje van de stapel. Het hengsel is nog zeiknat.

Bij de tomaten staat een man zonder mondkapje. Op de rug van het jasje van zijn trainingspak staat ‘COACH’ en zijn kale schedel zit vol littekens. Coach knijpt zachtjes in twee vleestomaten en dan ziet hij mij staan.

‘Heb ik iets van je aan, pannenlap?’ vraagt hij.

Ik kijk naar zijn outfit en concludeer dat alleen de schoenen van mij zouden kunnen zijn. ‘Rustig aan, coach, denk aan je hart.’

‘Wat zei je? Ik versta je niet met dat ooglapje voor je muil. Je lijkt wel een geestelijk gehandicapte piraat. Doe dat ding alsjeblieft af.’

Coach komt dichterbij staan en kijkt naar de afbeelding op mijn mondkapje. ‘Wie is dat? Ik ken die voetballer niet,’ vraagt hij.

‘Het is een zelfportret van een jonge Rembrandt.’

‘Kijk eens aan. De wereld redden is voor meneertje niet genoeg, nee, meneertje moet de wereld ook nog eens op cultureel verantwoorde wijze redden.’

‘Waarom draag jij eigenlijk geen mondkapje, coach?’

‘Ik vertik het om schapengedrag te vertonen. Begrijp je dat? Ik ben een volwassen man. Eén brok testosteron. Afgelopen weekend heb ik een aluminium pergola van drie bij vier meter in elkaar gezet. En ik heb niet eens een tuin, pannenlap. Ik dans naar niemands pijpen, weet je wel? Hugo de Jonge draagt mooie schoenen, ik draag werklaarzen,’ zegt coach. Daarna wijst hij naar een tatoeage op zijn onderarm: ‘NO REGRETS!’

Er hangt een vreemde sfeer in de supermarkt. Grimmig bijna. De helft van de bezoekers draagt een mondkapje en de andere helft heeft gewoon lippen, een neus en vuurrode puistjes op de wangen.

Een mondkaploze vrouw die zojuist een pak bevroren spinazie in haar karretje heeft gelegd, kijkt naar me zoals mijn moeder naar me kijkt als ik haar teleur heb gesteld. YES REGRETS!

‘Nou, je ruggengraat heeft in ieder geval geen kapje nodig, want je hebt geen ruggengraat, schaapje,’ zegt de vrouw.

‘Ik doe gewoon mijn boodschappen en hoop dat er niet nog meer mensen doodgaan. Dat is alles, mevrouw.’

Terwijl ik de supermarkt verlaat, schiet mij een idee te binnen. Er zijn meer dan 10.000 Nederlandse coronadoden. Misschien moeten we foto’s van de gesneuvelden op onze mondkapjes drukken. Misschien moeten we de steeds groter wordende kloof maar gewoon met de doden vullen.

‘Wie is dat?’ zal coach volgende week aan me vragen. Hij staat bij de koekjes en is aan het twijfelen tussen boterkoek en lange vingers.

‘Dit is Cyriel Kramer uit Maastricht.’