Het beklaagdenbankje: ‘Mijn vader is advocaat, ik maak jullie dood!’

Iedere week zitten journalist Martijn Neggers en illustrator Jeroen de Leijer in de rechtbank en wonen een zitting bij w...

Iedere week zitten journalist Martijn Neggers en illustrator Jeroen de Leijer in de rechtbank en wonen een zitting bij waarin gewone mensen ter verantwoording worden geroepen. Geen zaken die breed worden uitgemeten in de media, maar huis-tuin-en-keukenleed. Deze week: een driftige advocatendochter heeft spijt van haar losse handjes.

Illustraties Jeroen de Leijer

De rechtszaal is, op de griffier, de officier van justitie en de rechter na, helemaal leeg. De rechter mompelt wat onverstaanbaars naar zijn buurman. Dan wrijft hij een keer met zijn handen over zijn gezicht. Op dat moment stapt de pakweg 25-jarige verdachte Claudia V. binnen, een jonge vrouw met oranje-achtige make-up en een nonchalante knotachtige staart boven op haar hoofd. Claudia komt binnen zonder advocaat, maar met een kalme, haast achteloze blik in haar ogen.

Ze gaat niet zitten zoals een verdachte gaat zitten. Ze gaat zitten alsof ze haar baas om opslag komt vragen. Hooguit gaat ze zitten zoals een 15-jarig meisje gaat zitten dat met drie onvoldoendes op haar lijst een bespreekgeval is geworden in havo-3.

Na wat procedurele aankondigingen knikt de rechter naar de officier van justitie, die de situatie voorlegt. Claudia heeft tijdens een stapavond een vrouwelijke cafébezoeker en twee politieagenten mishandeld. Daarna heeft ze een van de twee agenten nog bedreigd. De officier pakt het citaat er eens bij: ‘Ik maak je kapot, je weet niet wie ik ben, mijn vader is advocaat, ik maak jullie dood.’

Dronken feeks

Terwijl de klank van de bedreiging wegebt, wrijft de rechter nog eens met zijn handen door zijn ogen. Een keer plukt hij aan zijn oor, alsof hij twijfelt of hij het wel goed gehoord heeft.

Dan draait hij zich weer naar Claudia.

‘Dat klopt allemaal wel, hè?’ moppert de rechter.

Claudia knikt. ‘Ik weet er alleen niet echt meer veel van.’

‘U was zo zat dat u er helemaal niets vanaf weet,’ vervolgt de rechter. ‘U bent een jonge moeder. Samenwonend. Met een strafblad met nog veel meer van deze ellende. Ik denk dan: hoe is het in godsnaam mogelijk?’ Even haalt de rechter adem. Hij kijkt een keer naar de griffier, en een keer naar de officier van justitie, maar hij zal het toch echt zelf moeten doen. ‘U was eigenlijk stomdronken. En dan praat uw vriend kennelijk met een andere jongedame en wordt u zo jaloers dat u helemaal uit uw dak gaat. U slaat die persoon, u stoot diegene ook nog eens meerdere malen in het gezicht. U gaat eigenlijk tekeer als een soort dronken feeks. En als de politie ter plaatse komt is het nóg niet goed. Dan begint u die óók nog eens te schoppen en te slaan – én te beledigen.’

De rechter laat een kleine stilte vallen. Claudia haalt een keertje diep adem. En nog eens. Haar rug en haar schouders ademen mee en haar voeten schuiven over de vloer onder haar stoel. Of het zenuwen zijn, of schaamte, is moeilijk te zien. Ze duwt haar staart nog eens omhoog.

‘Ja, dat kan niet,’ mompelt ze schuldbewust.

‘Nee!’ antwoordt de rechter ineens fel. ‘Maar ja, dat zult u bij die vorige zaken ook wel gezegd hebben, denk ik dan,’ gaat hij verder, terwijl hij een stapeltje blaadjes pakt dat voor zijn neus ligt. ‘In 2010 bent u voor mishandeling veroordeeld, in 2011 voor vernieling, in 2012 ook nog eens een keer.’ Hij kijkt een keer op van zijn papieren. Claudia zit roerloos in het beklaagdenbankje.

‘Ja.’ mompelt ze maar weer, ‘ja, dat is niet goed.

Ik weet het.’

Hup, weer een matpartij

De rechter trekt een wenkbrauw op en kijkt naar Claudia, alsof hij in de maling genomen wordt. Hij bekijkt haar nog eens. Een uitgeblust dood vogeltje. Is dit wérkelijk degene die een vrouw en twee agenten mishandeld heeft?

‘Weet je,’ probeert Claudia, ‘ik wil niet alcohol de schuld geven, maar het gebeurt wel altijd als ik gedronken heb.’

‘En heeft u er al eens aan gedacht om gewoon maar niet meer te drinken? Momenteel

gaat u, staat hier, gemiddeld één keer in de twee maanden uit. En gemiddeld drinkt u dan tien glazen alcohol, waardoor u zich aangeschoten, maar niet dronken voelt. En dan hoeft er maar iemand te lang met uw vriend te praten en hup, dan hebben we weer een matpartij.’

Even wordt de absurditeit van het geheel de rechter te veel. Hij kijkt omhoog van zijn papieren en houdt ineens zijn mond. Dan zucht hij weer, lang en diep dit keer. De officier neemt het weer over. Hij wijst op de bewezen feiten, en op het strafblad. Hij twijfelt tussen flinke geldboetes, of misschien zelfs een gevangenisstraf. Hij overweegt, aangezien Claudia moeder is, toch een taakstraf. Tachtig uur, wil de officier, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken. En, onder bijzondere voorwaarde, dat als ze zich nog eens misdraagt, dat ze dan twee weken gaat zitten.

De officier eist dat ze extra gedragstraining krijgt. En, als kers op de taart, een horecaverbod. ‘Heeft u dit begrepen?’ neemt de rechter het weer over.

‘Ja.’

‘Wat zegt ie dan?’

‘Tachtig uur taakstraf. En ook dat ik een soort cursus krijg.’

‘Reclasseringstoezicht, ja. En wat vindt u daarvan?’ bromt de rechter.

‘Ja, ik snap het wel. Het is natuurlijk ook niet niks wat ik heb gedaan. Ik heb er ook echt wel spijt van, hoor.’

‘Het spijt me dat ik dat zeg, maar ik hecht daar toch moeilijk geloof aan. Maar oké. Dan sluit ik het onderzoek.’

Claudia knikt nog maar een keer. ‘Maar ik mag dus nu helemaal nergens meer komen?’

‘In horecagelegenheden, ja, daar komt het wel op neer.’

‘Oh…’ Even twijfelt Claudia. ‘Ook niet in een friettent?’

De rechter kijkt wanhopig om zich heen. Dan kijkt hij nog eens naar Claudia. Hij probeert aan een zin te beginnen, maar het mislukt steeds. Dan schudt hij zijn hoofd nog maar eens.

‘Ik zou uw vriend naar de friettent sturen.’