James Worthy

‘Tartaartjes zijn altijd met z’n tweeën. Was ik maar een tartaartje, vriend’

James Worthy zet om de dag wat boodschappen neer voor de deur van zijn onderbuurman. Een deur die zo weinig open gaat, dat de deur denkt dat hij een muur is.

James Worthy

Drie maanden geleden schreef ik over mijn onderbuurman van 81 jaar oud en over de vijf studentes die boven me wonen. Ik woon precies tussen eenzaamheid en onrust in.

Op de verdieping die boven me ligt, hoor ik de voetstappen. Soms trekken ze hun hoge hakken aan, gewoon, omdat hun voeten af en toe ook recht op een feestje hebben. De onderbuurman is nog steeds stil. Normaliter zijn we op 4 mei twee minuten stil, maar hij heeft er acht maanden aan vastgeplakt.

Om de dag zet ik wat boodschappen voor zijn deur neer. Een deur die zo weinig opengaat dat de deur ongetwijfeld is gaan denken dat hij een muur is. Naast zijn deur staat een schoenenrek en op het rek ligt een hondenriem van een hond die de buurman drie jaar geleden heeft moeten laten inslapen. De buurman is dol op soep uit blik, op ragout uit blik en op volle melk.

Gisteren was hij jarig. We hebben voor hem gezongen in het trappenhuis en de buurvrouwen hebben met een punaise een donkergroene ballon op zijn deur geplakt. Donkergroen is zijn favoriete kleur. Toen alles nog normaal was, zag ik hem geregeld in onze supermarkt vol bewondering naar de komkommers kijken.

Ik maak me zorgen om de bovenburen. Het zijn allemaal vrouwen van in de twintig. De wereld hoort aan hun voeten te liggen, niet in een steelpan op het allerlaagste pitje. Als ik hun voetstappen hoor, denk ik vaak terug aan de tijd dat ik in de twintig was. De stad was van mij, althans zo voelde het. Ik was de koning van de nacht en de maan was mijn kroon. Op dansvloeren knielde ik voor iedereen die mijn koningin wilde zijn en voor één nacht maakten we van de goot onze troon. Het enige wat ik in die tijd volgde was mijn leugenachtige hart. En dit gun ik mijn bovenbuurvrouwen ook. Dat ze hun hart weer kunnen volgen, en niet alleen het nieuws.

Ik wil dat iemand naar ze kijkt, zoals onze buurman naar komkommers kan kijken. Twintigers hebben bewonderaars nodig. Liefdesbrieven van drie kantjes. Een platenspeler, wat kaarslicht, drie flessen wijn en een pas verschoond bed.

‘Wat moet ik vandaag voor je halen?’ vraag ik door de deur van mijn buurman heen. Hij reageert niet. Misschien is hij vannacht overleden. Eenzaamheid schijnt twee keer zo dodelijk als alcohol te zijn.

‘Alfred, wat moet ik voor je halen?’ schreeuw ik, terwijl ik met een vuist op zijn deur beuk.

‘Boterkoek. Ik heb zin in boterkoek. En doe maar twee tartaartjes. Eigenlijk heb ik er maar eentje nodig, maar tartaartjes zijn altijd met z’n tweeën. Was ik maar een tartaartje, vriend.’

‘Je doet het echt goed, buurman. Binnenkort ligt er een injectienaald voor je klaar en dan...’

‘En dan wat?’

‘En dan gaan we samen naar de komkommers in de supermarkt kijken.’

Column
  • iStock